Ja, dat kan. Jimme Nordkamp is hiervan het levende bewijs. Lees allen het oprechte interview dat onlangs in de Volkskrant verscheen. Op de vraag of hij snapt waarom mensen tegenwoordig afknappen op links, geeft hij een raak antwoord: “Levensstijl en politieke voorkeur zijn te veel door elkaar gaan lopen. (…) Ze denken: op links vinden ze andere dingen leuk dan wij. (…) Het gekke is dat ik in mijn dorp niet wordt gezien als onderdeel van links, omdat ik leef zoals zij.”
Het is niet nieuw. We weten allang dat smaak, gedrag en lifestyle een treffende voorspeller kunnen zijn van stemvoorkeuren. Neem de hilarische memes die bij de verkiezingen van 2021 viral gingen. Een plastic bekertje slappe koffie hoort bij de SP-kiezer in een buurthuis, CDA-kiezers zijn blijven vasthouden aan Senseo, PVV’ers kun je op straat zien rondlopen met een blik energiedrank, GroenLinksers drinken muntthee, en bij D66’ers staat een espressoapparaat te blinken op het aanrecht van een kookeiland. En ook bij de favoriete avondmaaltijden konden we ons meteen een voorstelling maken. VVD’ers eten biefstuk met patat, PVV’ers gaan voor de Friet Waterfiets, CDA’ers houden het bij een AVG’tje, BIJ1’ers eten roti en GroenLinksers bestellen een kleurrijke pokébowl.
Best grappig, toch?
Ik weet nog goed dat het bestaan van lifestylepolitiek bijna twintig jaar geleden een eye opener was bij GroenLinks. Om de eigen potentiële kiezers beter in beeld te krijgen, verdiepte het campagneteam uit 2006 zich in onderzoek van Motivaction. Wat bleek? Bij drie groepen zou de partij het beste in de smaak vallen. Er waren postmoderne hedonisten. Die kun je doordeweeks in het wild spotten met een laptop in een koffietent en in het weekend op een festival. De groep postmaterialisten eet bulgur en vindt ontspanning in de moestuin. En dan waren er de kosmopolieten. Zij werken voor hippe start-ups en hebben vrienden aan de andere kant van de wereld. Op het landelijk bureau van GroenLinks konden we precies raden wie van de collega’s bij welke groep hoorde.
Dat was lachen!
Het wordt minder grappig als we zien hoe serieus lifestylepolitiek tegenwoordig wordt genomen. Niet alleen door campagneteams, maar ook door kiezers zelf. We kijken neer op mensen met een andere smaak of levensstijl. Dat is niet nieuw trouwens. Sociologen als Veblen en Bourdieu ontdekten dat al eind negentiende en halverwege de twintigste eeuw. Door middel van opzichtige consumptie (Veblen) of gedistingeerd gedrag (Bourdieu) hadden economische en culturele elites een troef in handen om zich te kunnen onderscheiden van Jan met de Pet.
“ Neerkijken op basis van smaak kan twee kanten opgaan ”
De theorieën van Veblen en Bourdieu hadden met name aandacht voor het gedrag van de hogere klassen. Dat neerkijken op basis van smaak twee kanten op kan gaan, bleef door hen onderbelicht. Neem ter illustratie een recente column van Floor Rusman (naar aanleiding van een toch zeer inhoudelijke Dreeslezing die Tim ’S Jongers en ik laatst uitspraken). Ze laat hier zien dat het ook mogelijk is om neer te kijken op een klasse boven je. Ze schrijft dat minder welgestelden (met tegelvloeren en kiloknallers op de barbecue) zich net zo hard afzetten tegen linkse hoopgeleide welgestelden (met boekenkasten en creusetpannen) als dat andersom gebeurt. “Dan maar beter helemaal geen ‘Gutmensch’ zijn.”
Het gevaar van polariserende lifestylepolitiek is dat dit het einde betekent van de brede volkspartij, een partij voor het algemeen belang. Dat is een partij waar mensen uit uiteenlopende klassen, met verschillende smaken en met diverse leefstijlen een politiek thuis kunnen vinden. Waar het besef van lotsverbondenheid dominant is. Waar solidariteit geen loze kreet is. Waar niemand opkijkt als een man zich verzet tegen seksisme of een wit persoon de strijd aangaat tegen racisme. Waar verdraagzaamheid waardering krijgt. Waar morele superioriteit altijd wordt tegengesproken, ongeacht welke richting het uit gaat.
“ Zolang we naar elkaar wijzen, blijft de heersende macht buiten beeld ”
Een brede volkspartij kan alleen succesvol zijn als de overeenkomsten groter worden gemaakt dan de verschillen. Maar zolang we naar elkaar wijzen, blijft de heersende macht buiten beeld. En nee, de heersende macht zijn niet de festivalgangers, de contentmanagers van een start-up of de moestuinhobbyisten. In Nederland wegen de belangen van grote bedrijven stelselmatig zwaarder dan de belangen van werkenden en kleine ondernemers, of ze nu een creusetpan hebben of een tegelvloer. De één loopt tegen een burn-out aan, de ander komt nauwelijks rond. Beiden hebben op hun eigen manier last van een dominant systeem dat is ingericht op het grootkapitaal. Of zoals het voormalig PVV-stemmende GroenLinks-PvdA-Kamerlid Jimme Nordkamp het samenvat: “We moeten elkaar vinden in de sociale strijd.”