Tragedy of the commons

Het begrip commons, de gemene weide, is onlosmakelijk verbonden met de tragedy of the commons. Dit is de door neoklassieke economen veel geciteerde beeldspraak dat gebruikers van een gemeenschappelijke hulpbron niet in staat zijn het duurzaam gebruik van die bron onderling te organiseren. Als alternatief wordt doorgaans gepleit voor ofwel sterke staatsinterventie, ofwel privatisering, zodat elke gebruiker zelf verantwoordelijk wordt voor het duurzaam beheer van zijn eigendom.

Sociale wetenschappers hebben inmiddels aangetoond dat de tragedy of the commons vaak eerder uitzondering dan regel is. Herders die een gemeenschappelijke weide beheren, maken onderling meestal allerlei afspraken over wie waar en wanneer en met hoeveel dieren voor hoelang mag grazen.

De erkenning dat gebruikers van een commons in principe zelf in staat zijn deze te beheren, is op zich al een aardverschuiving in het (economische en politieke) denken over duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen. Het heeft wereldwijd geleid tot een herwaardering van allerlei vormen van zelfbeheer of medebeheer. Een bekend voorbeeld is de bijdrage die Nederlandse vissers leveren aan het beheer van de Noordzee, een vorm van co-management.

Verlichtingsdenkers

Het begrip commons staat echter niet alleen voor duurzaam beheer van hulpbronnen, maar het is ook een ideaaltypisch begrip, dat het startpunt vormt voor het ontwerp en de legitimering van een sociaal-politieke ordening. Dit gebruik van het begrip commons gaat terug tot politieke denkers van voor de uitvinding van het kapitalisme, zoals Hugo de Groot en John Locke.

Zij stelden dat de aarde en alle rijkdommen van de aarde van nature eigendom van iedereen zijn. Alle mensen zijn gelijk en iedereen is bij geboorte gerechtigd tot zijn of haar deel in de rijkdom van de schepping. Dit eigendomsbegrip is opmerkelijk, omdat het wel gereguleerd is (zie hieronder) maar niet exclusief is: we zijn allemaal eigenaar, maar je kunt niemand uitsluiten van gebruik, zoals bij een gebruikelijk eigendomsverhouding.

Denk bijvoorbeeld aan (al dan niet schone) lucht. Iedere baby die geboren wordt heeft feitelijk toegang tot lucht, maar het is ook een recht. We kennen geen regels om het gebruik van lucht op voorhand voor ongeborenen te beperken, en tevens is het niet mogelijk zich het recht op een bepaalde hoeveelheid lucht op voorhand toe te eigenen. Het zou wat zijn als je eerst gebruiksrechten op lucht moest kopen, alvorens je een kind op de wereld mocht zetten!

Voor de klassieke denkers gold dit eigendomsbegrip in principe voor allerlei natuurlijke hulpbronnen waar de mens voor zijn bestaan van afhankelijk is: water om te drinken, grond om voedsel te verbouwen, het bos en de zee om te jagen en verzamelen, etc. Aanvankelijk gold de regel dat ieder zoveel zou nemen als hij of zij nodig heeft om van te leven. Meer nemen dan je zelf nodig hebt is uit den boze, het zou toch maar bederven.

Tevens gold de regel dat woeste gronden die je met je eigen arbeid in cultuur brengt aan het gemeenschappelijk eigendom worden onttrokken. Je wordt door het exclusieve eigendomsrecht beloond voor je inspanning. Tenslotte was er de regel dat niemand zoveel aan de commons mocht onttrekken dat iemand anders daardoor in zijn (bestaans)recht bedreigd zou worden.

Maar dergelijke simpele gebruiksregels zijn voor min of meer ontwikkelde maatschappijen niet werkbaar. Daarbij was de accumulatie van privé eigendom die niet uit eigen arbeidsinspanning werd verworven in de zeventiende en achttiende eeuw een wijd en zijd verbreid fenomeen, iets wat de praktisch ingestelde verlichtingsdenkers niet wensten te ontkennen.

Maar, zo stelden zij, omdat alle natuurlijke hulpbronnen ten principale gemeenschappelijk eigendom zijn, moet het privé eigendom daarvan aan bepaalde voorwaarden worden gebonden. Zo hebben mensen die in hun voortbestaan bedreigd worden het recht op het privé eigendom van een ander, zeker als die ander door iets af te staan zelf niet in zijn bestaan bedreigd wordt.

Toen bisschop Muskens van Breda in 1996 opmerkte dat mensen die honger hebben een brood mogen nemen van de rijken, doelde hij op dit voorwaardelijk aspect van privé eigendom. Premier Wim Kok was het daar niet mee eens: "armoede rechtvaardigt geen diefstal", vond hij. Maar volgens de klassieke common property visie is hier geen sprake van diefstal.

Privé eigendom moet wijken voor de oervorm van gemeenschappelijk eigendom, daar waar een mens in nood zich in leven moet zien te houden. Een andere voorwaarde die vanuit de common property gedachte aan privé eigendom gesteld moet worden, is dat iemand die zijn eigendom niet zelf ten nutte maakt er rekening mee moet houden dat een ander er wel gebruik van mag maken, des te meer als die ander in nood is en zijn of haar gebruik het duurzaam voortbestaan van het privé eigendom niet schaadt.

Als een bakker zijn bakkerij zelf niet gebruikt, en er wel mensen zijn die brood nodig hebben, dan mag je als behoeftige de bakkerij van een ander gebruiken om dan maar zelf broden te bakken, zeker als je deze bakkerij zo gebruikt dat die er niet onder leidt. Dit is een vorm van zelfhulp die ook bekend staat als kraken. Maar dan wel kraken voor de goede zaak (er is te weinig woonruimte) en onder voorwaarden van oordeelkundig gebruik (het privé eigendom blijft in stand).

Het interessante is dat de politieke denkers die vaak worden aangehaald als grondleggers van het klassiek liberalisme (Hugo de Groot als grondlegger van de vrijheid van de zee, John Locke als grondlegger van het natuurlijke recht op vrijheid) in hun denken vanuit common property tot conclusies kwamen die je tegenwoordig meer bij socialisten of zelfs anarchisten verwacht.

Tegen verpaupering

Nederland zit in een financiële en economische crisis. De huidige crisis in het vastgoed leidt tot veel leegstaande kantoren en nog meer braakliggende terreinen, in de stad en ook om de stad. Zowel publieke als private partijen, zowel gemeenten als projectontwikkelaars, hebben veel te veel vastgoed in eigendom dat ze momenteel niet gebruiken, en misschien op langere termijn ook niet meer zullen gebruiken.

Maar er zijn mensen die daar nog wel iets mee kunnen, ook al kunnen ze de vastgoedprijs die er voor staat niet betalen. Hier wijkt het (op niet altijd even duidelijke gronden) geaccumuleerde privé en publiek eigendom voor het klassiek liberale gemeenschappelijke eigendom. Mensen die om ruimte verlegen zitten nemen weer bezit van leegstaande gebouwen, mensen die om grond verlegen zitten, nemen bezit van braakliggende terreinen.

Projectontwikkelaars en gemeenten die zelf toch niets met hun eigendom kunnen doen, laten dit toe, juichen het zelfs toe. Baat het niet, dan schaadt het niet. En misschien is het tijdelijk gebruik een opmaat tot een meer blijvende stapsgewijze gebiedsontwikkeling.

Stadslandbouw, het telen van voedsel in of nabij de stad, voor de stad, en met gebruikmaking van on(der)-benutte hulpbronnen van de stad, is wereldwijd in opkomst, ook in Nederland. In grote metropolen in de derde wereld heeft stadslandbouw altijd bestaan. Mensen trekken immers van het platteland naar de stad in de hoop op een beter leven, en als dat op zich laat wachten valt men terug op een veel beproefde overlevingsstrategie: zelf voedsel verbouwen op onbenutte gronden in de stad.

Nu de crisis in het Westen toeslaat, zien we ook daar stadslandbouw opkomen, soms als overlevingsstrategie (in het Amerikaanse Detroit), soms om greep op een geïndustrialiseerd en geglobaliseerd voedselsysteem terug te winnen. De braakliggende terreinen en lege gebouwen zijn in feite de woeste gronden die in gemeenschappelijk eigendom van ons allemaal zijn, en die je je kunt toe-eigenen door er groente op te verbouwen.

Het is opmerkelijk dat juist een partij als GroenLinks zich identificeert met de guerilla gardening beweging. Een beweging die ontstaan is in New York en die bloemen zaaide en struiken plantte op ongebruikte bouwkavels, om de verpaupering tegen te gaan. Reclaiming the commons, het is een diep gewortelde klassiek liberale gedachte met een christendemocratisch aura in een eigentijds sociaal progressief jasje. Ik vind het fascinerend.

Eigenaars

Maar het zou nog mooier zijn als een partij als Groen Links zich niet alleen identificeert met de actiegerichte voorhoede, die op in het oog springende publieke locaties ludieke interventies pleegt, maar het gedachtegoed van de commons ook diepgaander tot zich door zou laten dringen.

De commons staan voor een model waarbij de burger optreedt als mede eigenaar van het gemeenschappelijke. Hij of zij is niet slechts consument van handelswaar en evenmin alleen cliënt van overheidsdiensten. Eigenaar zijn komt met rechten (je hebt zonder meer toegang), maar ook met plichten (je bent medeverantwoordelijk voor het in stand houden van het eigendom).

Voor het voedselsysteem betekent dit een directere relatie tussen consumenten en producenten, en het inperken van de vrije handel tot die domeinen waar de bestaanszekerheden van boeren én burgers niet worden aangetast. Deze uitgangspositie wordt vaak aangeduid met het begrip voedselsoevereiniteit. Vrijhandel staat in dit geval daadwerkelijk voor handel uit vrije wil. Dat is ook de oorspronkelijke betekenis van dit begrip, lees Hugo de Groot er maar op na.

Het is moeilijk voor te stellen dat boeren in ontwikkelingslanden uit vrije wil hun grond opgeven en in de fabriek gaan werken om exportdeviezen voor hun land te verdienen. Het is ook moeilijk voor te stellen dat deze boeren uit vrije wil hun schaarse hulpbronnen zoals water, eerst aanwenden om anderen te voeden en dan pas kijken wat er voor henzelf overblijft. Maar ook dichter bij huis experimenteren boeren met een nieuwe verbinding met burgers en met de productie van duurzaam en lekker eten, betaalbaar voor iedereen.

Een mooi voorbeeld is tuinder Gert Jan Janssen met de Meente moestuin op de Hof van Twello. Samen met 25 mensen wordt er groente en fruit verbouwd zonder kunstmest of chemische bestrijdingsmiddelen. De grond krijgen ze gratis in bruikleen, mest en compost worden eveneens gratis ter beschikking gesteld. Op vijftig procent van de grond worden producten geteeld voor de boerderijwinkel van Janssen.

De deelnemers krijgen de helft van de opbrengst. De andere helft van de grond mogen de tuinders, mede-eigenaren van de meent, zelf bebouwen. Dankzij dit systeem is het mogelijk een betaalbaar biologisch product aan te bieden, waarbij de mede tuinders zowel beloond worden voor hun inspanningen als ook zelf goed voorzien worden van vers voedsel.

Voor de stedelijke gebiedsontwikkeling betekenen de commons een andere manier van denken, waarmee nog maar net ervaring wordt opgedaan. Voorheen bepaalde in theorie de overheid, en in de praktijk veeleer de projectontwikkelaars, op basis van – zoals nu blijkt – vaak overspannen marktverwachtingen hoe een stadsuitbreiding of herontwikkeling vorm gegeven moest worden.

In de nieuwe situatie is er veel meer aandacht voor de eindgebruiker (ketenomkering), wordt er voortgebouwd op wat reeds aanwezig is (organische ontwikkeling), en staat men open voor de inbreng vanuit een veel bredere en gevarieerdere kring aan partijen (open source).

Een dergelijke omslag kan met enige goede wil geïnterpreteerd worden als de terugkeer van de commons in gebiedsontwikkeling. We zijn met z'n allen medeverantwoordelijk voor het creëren van een goed woon- en leefklimaat. Maar dan moet wel gewaarborgd zijn dat de andere partijen ook daadwerkelijk invloed hebben op de ontwikkeling en dat hun bijdrage aan de ontwikkeling daadwerkelijk beloond wordt met een eigendomsrecht in het gezamenlijk opgebouwde gebiedskapitaal.

Projectontwikkelaar Onni geeft in hartje Vancouver niet gebruikte bouwlocaties uit als moestuintjes voor buurtbewoners. Het initiatief is een enorm succes. Maar er is ook kritiek. Door de tijdelijke bestemmingsverandering (van kantoorlocatie naar openbaar groen) betaalt Onni veel minder onroerende zaak belasting, waardoor de gemeenschap voor de kosten opdraait.

Hier passen, de commons indachtig, goede onderhandelingen tussen publieke en private partijen over wie welke inspanningen levert en welke vergoeding daar dan tegenover staat. Op die manier kan vastgelopen gebiedsontwikkeling weer worden vlot getrokken of worden omgebogen, zodat het meer maatschappelijke waarde krijgt.

Literatuur

Hugo Grotius, [1608], Mare Liberum, the freedom of the seas, or the right which belongs to the Dutch to take part in the East Indian trade, 1916.

John Locke, [1698], Two treatises of government, Cambridge University Press 1967

J.W. van der Schans, Governance of marine resources: Conceptual clarifications and two case studies, Eburon: Delft 2001.

J.W. van der Schans, "Agrarian Urbanism, de nieuwe Utopia? Een bedrijfskundige kijk op stadslandbouw", p. 50-53, in: Paul de Graaf, Ruimte voor stadslandbouw in Rotterdam, Eetbaar Rotterdam, 2011.

www.hofvantwello.nl

Onni community gardens:
http://www.youtube.com/watch?v=ft_Al_qTDb4&feature=related

http://www.youtube.com/watch?v=K384V_OqqJ4

Now Public - Those community gardens are fertile tax dodges