Interview met Christopher J. Preston
Na de internationale klimaatconferentie (COP15) in Kopenhagen in 2009 was de politieke teleurstelling groot. In de klimaatonderhandelingen nadien is er onder wetenschappers en beleidsmakers steeds meer aandacht voor geo-engineering als een grote oplossing voor een groot probleem.
‘Deze snelle toename van interesse in geo-engineering als oplossing voor klimaatverandering vraagt om een duidelijke milieuethiek’, waarschuwt Christopher J. Preston, hoogleraar milieufilosofie aan de University of Montana en tijdelijk werkzaam als visiting fellow aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Geo-engineering - ook wel klimaatengineering genoemd - is het bewust inzetten van grootschalige technologieën die ingrijpen op de natuurlijke processen van de Aarde om klimaatverandering tegen te gaan. Een voorbeeld van geo-engineering is ijzerbemesting van de oceanen om algengroei te stimuleren om zo de opname van CO2 te vergroten.
Een andere techniek is het stimuleren van wolkvorming door waterstofsulfide in de wolken te sproeien om het weerkaatsingsvermogen te vergroten en zo de zonnestraling te reguleren. Preston: ‘Dit soort toepassingen van grootschalige technologie brengt veel onzekerheid met zich mee. De gevolgen zullen omvangrijk zijn, zowel ecologisch en technologisch als op economisch, politiek, juridisch en ethisch vlak. Dit vraagt om een heel nieuw soort verantwoordelijkheid.’