Deze vraag is uiteraard een tikje retorisch, want vanzelfsprekend ligt het risico van ‘doodknuffelen’ op de loer. Zo gaf Rutte zijn eigen draai aan ons rapport door te stellen dat GroenLinks vooral niet wil dat bedrijven uit Nederland vertrekken. Dat willen we inderdaad liever niet, maar tegelijkertijd geldt: voor wie wil blijven hangen in de fossiele eeuw en niet wil meebouwen aan de groene eeuw, is uiteindelijk geen plaats in Nederland.
Tijdelijk CDA-Kamerlid Henri Bontebal leek zich af te zetten tegen links met een voorstel waarin de twaalf grote industriële spelers (zoals Shell en Tata) centraal staan, in plaats van het doel: een groene industrie, waar plaats is voor grote en kleine, oude en nieuwe spelers en gevestigde belangen (zoals die van de ‘grote twaalf’) niet de boventoon voeren. Kortom, de visies en ideeën voor vergroening van de industrie van de verschillende partijen liggen nochtans behoorlijk ver uit elkaar.
Ik laat me in deze graag leiden door de wetenschap, en de afgelopen jaren heeft de wetenschap over transities in het bijzonder mijn aandacht. DRIFT, het onderzoeksinstituut van de Erasmus Universiteit gericht op duurzame transities, gebruikt een eenvoudig maar zeer tot de verbeelding sprekend transitiemodel om de werking van ingrijpende overgangen van het ene systeem naar het andere uit te leggen.
Je ziet tegelijkertijd in verschillende fases een afbouw van het oude systeem en de opkomst van het nieuwe. De wetmatigheid in dit model – voor zover je daar echt over kunt spreken in niet-exacte wetenschappen – laat zien dat destabilisatie, chaos, afbraak en uitfasering van het oude onvermijdelijk is om het nieuwe te laten groeien en opklimmen tot gevestigde orde (meer hierover lees je in hoofdstuk 6 van ons rapport Groene industriepolitiek).