Een bewind van een kleptocratische elite dat met behulp van fossiele rijkdommen in het zadel blijft, dat zijn leger onbeschrijfelijke wreedheden laat begaan in het buitenland en dat de eigen bevolking onderdrukt op basis van een nationalistisch program van haat tegen religieuze, culturele en seksuele diversiteit – een dergelijk bewind mag toch amper hopen op sympathie van linkse politici in het Westen. Maar de Russische regering heeft nog altijd sympathisanten onder links. Die sympathie lijkt te zijn geboren uit aanhankelijkheid jegens de Sovjet-Unie, immers ontstaan uit linkse idealen, en de ontmanteling en ontmaskering van dit imperium te hebben doorstaan.
In de bipolaire wereld van de Koude Oorlog leidde afkeer van keihard kapitalisme al snel tot anti-amerikanisme, en volgde daaruit weer sympathie voor de Sovjet-Unie. Waar een aantal westerse sympathisanten al vrij snel na de Oktoberrevolutie van 1917 zijn steun voor de Sovjets introk, bleef de groep fellow travellers tot aan de val van de Muur aanzienlijk. Toen in 1956 in Hongarije de communistische partij uit de pas liep en het Warschaupact het land binnenviel om het totalitaire regime te herstellen, waren er nog behoorlijk wat linkse politici in het Westen die het geweld verdedigden. In het Engels kregen deze mensen de bijnaam tankie: iemand die het sturen van tanks naar Hongarije goedpraatte. Ook nu nog blijken er mensen te bestaan die juichen of begrip tonen als Rusland met tanks, raketten of groene mannetjes buurlanden binnenvalt. Imperialisme wordt gezien als een misdadig product van het Westen; dat Rusland ook vandaag de dag nog een lange imperialistische traditie voortzet, past niet in het wereldbeeld van de tankie.