Aanknopingspunten blijken er genoeg te zijn. In het nieuwe nummer van de Helling, dat vlak voor de kerst verschijnt, komen vooral twee ideeën van Marx steeds terug: de bekende theorie van de fetisj van de waren, waarmee Marx uitlegt dat de sociale verhoudingen die leiden tot een product, aan ons verschijnen als objectieve eigenschappen van het product, waardoor datgene wat door sociale verhoudingen is geproduceerd, natuurlijk en objectief lijkt.
De internationale kledingindustrie is daarvan een goed voorbeeld. Wie weet wie zijn spijkerbroek heeft gemaakt en onder welke omstandigheden? Dat is aan het kledingstuk niet meer af te lezen. De waarde van de broek, uitgedrukt in de prijs, heeft niets meer te maken met de sociale waarde die aan de oorsprong van het hele productieproces stond.
Het tweede idee is hieraan gelieerd en vormt de kern van wat de meeste jonge Marxlezers willen duidelijk maken: de economie komt op ons over als een objectieve, onveranderlijke macht, die buiten en zelfs boven ons staat, maar is in werkelijkheid een door mensen gemaakt fenomeen. Ze is ontstaan door de geschiedenis, en zal ook weer veranderen door de geschiedenis.
Daaruit volgt een appèl aan burgers, politieke activisten, vertegenwoordigers en bestuurders: deze orde zal en kan veranderen, behandel haar dan ook niet als een van nature gegeven systeem waar we ons maar aan hebben aan te passen. Macht, ook economische, blijft altijd mensenwerk.
Na de vraag naar het politieke in onze samenleving in het herfstnummer van de Helling, staat in dit nummer het economische centraal. En het is pittige kost.
Voor de niet marxistisch geschoolde lezer is het misschien even wennen, al die marxistische termen. Ik licht er twee uit.