Zon en wind zijn schier oneindige bronnen van energie. Maar de grondstoffen die we nodig hebben om deze energie te winnen zijn wel eindig. Zonnepanelen, windturbines, batterijen en stroomkabels, ze bevatten allemaal metalen. Deze metalen komen uit ertsen, die worden opgegraven uit de grond. Mijnbouw is vaak een vuile zaak. Daar komt bij dat sommige metalen zeldzaam zijn of zelfs opraken.
Hoe meer energie we oogsten uit het licht en de lucht boven onze hoofden, hoe dieper we zullen moeten graven naar de metalen onder onze voeten. Een hernieuwbaar energiesysteem heeft, door zijn decentrale karakter, veel meer metalen nodig dan een fossiel energiesysteem. Er is een heel park aan windturbines nodig om één kolencentrale te vervangen. En omdat zon en wind fluctuerende energiebronnen zijn, moet een deel van de geproduceerde energie worden opgeslagen voor later gebruik.
Voor deze opslag zijn ook metalen nodig, zowel voor batterijen als voor electrolysers die elektriciteit omzetten in waterstof. De verzwaring van stroomnetten en de overgang naar elektrisch rijden stuwen de behoefte aan metalen verder op.
Exponentiële groei
De klimaatcrisis laat ons geen andere keuze dan snel over te schakelen op hernieuwbare energie. Zonne- en windenergie zijn al in de fase van exponentiële groei gekomen, net als elektrische voertuigen. Dit vertaalt zich in een snel toenemende vraag naar ‘energiemetalen’. Volgens de Europese Commissie zal de EU in 2030 tot 18 keer meer lithium en 5 keer meer kobalt nodig hebben dan nu, alleen al voor batterijen van elektrische auto's en andere vormen van energieopslag.