Puntman, Waanders en Born  reageren op het partijdebat over militaire interventies en de bijbehorende startnotitie.

Opleiden in plaats van meevechten

Paul Puntman zegt dat Nederland beter is in opleiden dan in vechten, en dat we ons daar dan ook op moeten richten bij humanitaire interventies.

Wij zijn niet verantwoordelijk voor alle ellende in de wereld. Wij zijn wel solidaire medebewoners van deze wereld en wij streven naar een wereld waar conflicten met argumentatie, overreding en begrip worden opgelost.

Zo zou er bijvoorbeeld allang een Koerdische staat moeten bestaan. Dit zou de laatste eeuw al veel ellende en onrecht hebben voorkomen. Die Koerdische staat moet dan wel zo ingericht worden dat de diverse bevolkingsgroepen niet meteen elkaar de kop inslaan , maar coalities vormen om democratisch die staat te gaan besturen. Dat zou een oase in deze onrustige regio betekenen en wellicht zou Turkije dan ook minder in de islamitische wereld gezogen worden.

Met de inrichting van een onafhankelijk Koerdistan en met de verdeling van het huidige grondgebied van Israël en Palestina in twee onafhankelijke staten (Israël en Palestina) met wederzijdse erkenning, zijn de problemen in de regio nog niet opgelost. Olie, water en geo-politieke invloedssferen zullen bronnen van onrust blijven. Hoe beter wij met Rusland overweg kunnen, des te veiliger zijn de staten om Rusland heen. Wij hebben de oorlog in Oekraïne mede veroorzaakt door ons gebrek aan belangstelling voor onze relatie met het voormalige Oostblok.

Wat kan Nederland hieraan bijdragen? Nederland is beter in opleiden, monitoren en communiceren met de locale bevolking dan in vechten. Laten we dat vechten dus ook maar aan anderen overlaten. Laten we de rol van opleider van de Afghaanse politie, waarbij we in Kunduz internationaal aanzien verwierven, nu ook in Irak en Syrië aanbieden. Laat het spelen van de flinke jongen maar aan een internationaal gremium over, waarin de USA en enkele Europese landen hun aandeel hebben. Laat ons communiceren, argumenteren, begrijpen en af en toe recht spreken.

Dan kan Nederland ook meteen zijn krijgsmacht daarop inrichten: andere middelen, andere vaardigheden, een andere houding. Dat is in de globale machtsverhoudingen een unieke positie; heeft Nederland ook weer wat.

Pas wanneer deze vreedzame middelen niet helpen, moet (de dreiging van) militair ingrijpen worden overwogen.

Mark Waanders (werkgroep Vrede en Veiligheid) schetst een overzicht van hoe GroenLinks zich in het verleden heeft opgesteld ten opzichte van militaire interventie. Hij onderschrijft het belang van een inhoudelijke en vroegtijdige politieke discussie.

Uitgangspunten

  1. bescherming van kwetsbare burgers
  2. respect voor de mensenrechten
  3. handhaving van vrede en veiligheid.

GroenLinks heeft altijd pal gestaan voor deze uitgangspunten, maar tegelijkertijd geworsteld met de vraag hoe om te gaan met flagrante schendingen van deze uitgangspunten in conflictgebieden. Toen in 1999 Kosovo op het punt stond het volgende Balkanland te worden dat in oorlog en verderf werd gestort, aarzelde GroenLinks of Nederland wel steun moest verlenen aan een internationale militaire campagne om de regering in Belgrado een halt toe te roepen.

Niet het belang van bescherming van Kosovaarse burgers stond ter discussie, maar wel de inzet van het luchtwapen om die bescherming te kunnen verschaffen en de Servische regering op andere gedachten te brengen. En dat terwijl het drama Screbrenica vier jaar eerder ons geleerd had dat het niet inzetten van het luchtwapen tegen de Servische opmars onder leiding van generaal Mladic, juist heeft bijgedragen aan de genocide tegen 8000 moslimmannen in juli 1995.

GroenLinks heeft anderzijds zonder noemenswaardige discussie de inzet van Nederlandse militairen bij VN-vredeshandhaving gesteund; voorbeelden hiervan zijn de uitzending van Nederlandse militairen naar missies in Ethiopië en Eritrea, Zuid-Soedan en Tsjaad. Tot op heden is het standpunt van GroenLinks dat op het gebied van internationale vrede en veiligheid de VN zoveel mogelijk leidend moet zijn. Het functioneren van de VN-Veiligheidsraad is verre van volmaakt. De VN en de Veiligheidsraad zijn echter wel het beste dat we als wereldburgers tot nu toe hebben. 

Dit roept de vraag op hoe ver GroenLinks wenst te gaan bij de handhaving van vrede en veiligheid bij ‘zwaar weer’. Bosnië, Rwanda, Darfur en Syrië staan op een ieders netvlies als illustratie van de onmacht van de internationale gemeenschap om kwetsbare burgers daadwerkelijk te beschermen tegen grootschalig (oorlogs)geweld. GroenLinks mag zijn ogen niet sluiten voor de dilemma’s van vredesafdwinging door militairen wanneer diplomatie en humanitaire hulp niet langer toereikend zijn.

Het in 2005 in VN-verband geaccordeerde concept van de responsibility to protect (RtP) geeft een duidelijk antwoord door te stellen dat eerst alles in het werk gesteld moet worden kwetsbare burgers te beschermen tegen (oorlogs)geweld met vreedzame middelen (diplomatie, economische sancties, humanitaire hulp, etc.). Pas wanneer deze vreedzame middelen niet helpen, moet (de dreiging van) militair ingrijpen worden overwogen. Voor militair ingrijpen is een VN-mandaat in principe vereist (zoals bij de Franse interventie in Mali).

Voorstellen

  1. GroenLinks moet in het politieke debat over internationale conflicthaarden, zoals Syrië en Mali, zelf de dilemma’s inzake diplomatieke conflictoplossing en militair ingrijpen benoemen en tot inzet van het debat maken.
     
  2. Elk conflict waarbij sprake is van een reëel risico op het gebruik van grootschalig geweld tegen weerloze burgers, vraagt om een diepgaande politieke discussie over de beschikbare instrumenten om een geweldsescalatie te voorkomen en, indien nodig, het geweld te stoppen.
     
  3. GroenLinks gaat in samenspraak met ngo’s zoals IKV Pax Christi, Internationale Rode Kruis, Amnesty International, Human Rights Watch, OxfamNovib en Cordaid in een vroegtijdig stadium de politieke discussie over nieuwe conflicthaarden agenderen en de Nederlandse regering door middel van kamervragen en –debatten ertoe bewegen in een vroegtijdig stadium hierin een positie te bepalen met het oog op internationaal overleg in VN-, EU- en NAVO-verband
     
  4. Het is belangrijk dat GroenLinks zich sterk maakt de ruimte voor humanitaire hulpverlening bij een gewapend conflict te beschermen en waar mogelijk te vergroten.

Welke vragen moeten voorop staan voor duurzame vrede?

Egbert Born vindt dat er bij het opstellen van criteria voor militaire interventie veel te lichtzinnig omgegaan wordt met de fundamentele vraag wat vrede is. Hij vind dat er andere vragen gesteld moeten worden bij het nastreven van duurzame vrede.

Vluchtelingen in de regio opvangen? Dan ook de oorlogen.

Een oorlog is hartverscheurend. Wie dagelijks in eigen huiskamer beelden van oneindige vluchtelingenstromen ziet, en verhalen van martelingen op televisie, kranten en social media leest, kan gemakkelijk tot de gedachte komen dat wij daar in Nederland een verantwoordelijkheid hebben. Dat geldt zeker voor klassieke wereldverbeteraars als veel Groen Links leden zijn. Hoe veroorzaak je duurzame vrede in een regio? Dat is een vraag die in het keurige startdocument over militaire interventies van Marjolein Meijer en Jasper Blom niet gesteld is. We kunnen gerust vast stellen dat het interventiebeleid van het afgelopen decennium van de NAVO en EU onder zware druk van de VS ons geen stap dichterbij die vrede heeft gebracht.

Hoe veroorzaak je duurzame vrede in een regio?

Een van de drie pijlers van de partijen waaruit Groen Links is ontstaan is de Pacifistisch Socialistische Partij. Met het vooropstellen van de vraag naar criteria voor militaire interventie wordt veel te lichtzinnig omgegaan met de fundamentele vraag wat vrede is en hoe je een ontstaan conflict beheersbaar kan maken. En toekomstbestendig. We leven niet in een algemeen theoretisch kader, we leven in deze wereld met het Midden Oosten als grote brandhaard.

Toen de VS de rest van de wereld meezoog onder valse voorwendselen in de oorlog in Irak bestond Al Quaida daar nog niet. Geen van de misdaden door de VS begaan is gestraft. De vraag of de VS verder gaan met hun campagne in Afghanistan hangt af van de vraag of Amerikaanse militairen gevrijwaard worden voor strafvervolging van oorlogsmisdaden.

Veel partijen aan de rechterkant van het politieke spectrum in Nederland hebben de laatste jaren een hard pleidooi gevoerd om voortaan vluchtelingen in de regio op te vangen. Het antwoord van links zou even scherp moeten zijn: dan ook de oorlogen in de regio opvangen. Het is niet de taak van de EU om overal waar gewapende conflicten zijn te kijken of wij daar militair moeten bijdragen als nog niet eerst de belangrijke actoren in een regio daar zelf duidelijke offers voor hebben gebracht. Laat staan dronesprogramma's van de VS zonder tegenspraak te accepteren.

Wij hoeven daar doorgaans zelf helemaal niet naar toe. Duurzame vrede in een regio is in eerste plaats een eigen verantwoordelijkheid voor de eigen regering en daarna voor de buurlanden.

Nieuwe bombardementen zijn al weer legitiem verklaard in andere landen ‘to protect the American people’. Frankrijk en Groot Brittannië bombarderen graag mee. Met eufemismes als ‘helpen’ worden wapenleveranties aan strijdende partijen het publiek verkocht alsof het om pleisters en verband gaat voor een schaafwond. Oppositie van de linkse partijen beperkt zich tot de vraag of wij voor een onsje minder mee moeten doen aan deze gewelddadige campagnes. Op die positie lijkt ook GroenLinks af te stevenen.

Het huidige partijdebat over militaire interventies lijkt immers meteen te gaan over voorwaarden waaronder interventies gesteund kunnen worden, in plaats van meer fundamentele vragen te stellen bij militair ingrijpen.

  1. Wat is onze visie op duurzame vrede in de regio?
  2. Wat heeft de regio zelf gedaan om het op te lossen?
  3. Vormt dit conflict een directe bedreiging voor onze Europese vrede?
  4. Is het interventiegedrag uit het verleden van onze militaire partners debet aan het conflict?
  5. Is de vredespolitiek die we in de regio voeren aan herziening toe?
  6. Welke maatschappelijk nadelige gevolgen zou interventie toe kunnen leiden in onze eigen samenleving?
  7. Hoe vangen we die op?
  8. Hoe voeren we oppositie op wangedrag van militaire partners?

Dat zijn de vragen die ik heb en voorop zou stellen. En uitwerken. En dan oppositie voeren.