‘Het Antropoceen, het tijdperk van de mens, is verre van een neutrale term’, meent Marcel Wissenburg. Het woord brengt allerlei aannames met zich mee. Zo wordt ‘de mens’ vaak verantwoordelijk gesteld voor de klimaatverandering in het Antropoceen, maar dat gaat eraan voorbij dat mensen in rijke landen vaak meer bijdragen aan de uitstoot van broeikasgassen dan mensen in arme landen. ‘Dit gebrek aan nuance is problematisch, omdat het debat over verantwoordelijkheid en gelijkheid/ongelijkheid zo wordt doodgeslagen.’

Het Antropoceen is dus geen neutrale beschrijving van de geologische staat van de aarde, maar een politieke term. ‘Het beschrijvende aspect van het Antropoceen heeft voorschrijvende ethische, morele en politieke consequenties’, waarschuwt Wissenburg. ‘Het is belangrijk dat we stil staan bij wie de term gebruiken, hoe ze deze term gebruiken, en hoe we willen dat de term gebruikt wordt.

‘Er zijn grofweg drie groepen te onderscheiden die de term Antropoceen gebruiken: de activisten die hiermee een krachtig nieuw begrip hebben om het klassieke verhaal van de milieubeweging nieuw leven in te blazen; de klimaatwetenschappers die de term juist depolitiseren en het Antropoceen als een feitelijke gebeurtenis presenteren terwijl ze eigenlijk politiek aan het bedrijven zijn; en filosofen en sociale wetenschappers, die de sociaal-politieke en culturele dimensie van het Antropoceen blootleggen.’

Wissenburg behoort tot de laatste groep. Deze roept op om te reflecteren op welke ontwikkelingen wel of niet wenselijk zijn. ‘Dit is belangrijk als we het Antropoceen beschouwen als een kans om na te denken over de toekomst die we wensen.’

Naar een nieuwe politieke gemeenschap

Daarbij hoort ook de vraag wat voor samenleving we willen. ‘In de huidige politiek gaat het vooral over de verhoudingen tussen mensen. De verhouding tot de leefomgeving zijn we kwijtgeraakt.’ Om deze te herstellen, stelt Wissenburg voor om niet alleen mensen, maar ook de natuur tot de politieke gemeenschap te rekenen. De body politic wordt dan een body ecologic.

‘In de body ecologic gaat het om meer dan alleen rekening houden met het milieu in de politieke besluitvorming, zoals nu het geval is’, stelt Wissenburg. ‘Nu kennen we vooral waarde toe aan de natuur als gebruiksgoed voor de mens. We beschouwen de natuur als bron van grondstoffen of we willen haar behouden om van te kunnen genieten. Daartegenover staat het diepgroene gedachtegoed, waarin de natuur centraal staat en de mens zich juist ondergeschikt dient op te stellen. Ook dit is niet de weg die we moeten kiezen.

“ 'We moeten naar een samenleving waarin het ontwerpen van de natuur net zo zeer doel van de politiek wordt als het ontwerpen van de instituties waarin we kunnen bloeien' ”

‘Er is een alternatief dat in lijn ligt met het gedachtegoed van Aristoteles. Hij stelde dat een individu alleen kan bloeien wanneer hij of zij in balans is met zijn of haar stadstaat, de polis. De polis moet op zijn beurt weer afgestemd zijn op de lokale geografie, op de ecologie en op het klimaat. Dit is niet het geval in de moderne politiek. Die houdt te weinig rekening met de natuurlijke omgeving. Die is wel belangrijk.

‘Nu is de politiek vooral gericht op het onder controle houden van het milieu om dit zo efficiënt en effectief mogelijk uit te buiten. Maar dat gebeurt als een gedachte achteraf – oh ja, om dit of dat ideaal van het goede leven mogelijk te maken hebben we ook nog materiële hulpbronnen nodig. We moeten naar een samenleving waarin het ontwerpen van de natuur net zo zeer doel van de politiek wordt als het ontwerpen van de instituties waarin we kunnen bloeien, die oude body politic.’

De grote uitdaging

We kunnen alleen speculeren over hoe zo’n nieuwe toekomst, waarin de natuur deel is van de samenleving, eruit zal zien. ‘Uiteindelijk moet de verandering vanuit de burgers zelf komen’, denkt Wissenburg. ‘Natuurlijk hebben wetenschappers en sociale bewegingen ook een rol in het op gang brengen van maatschappelijke reflectie. Doordat zij zich kritisch uiten over ontwikkelingen in de samenleving worden we gedwongen om te reflecteren op onze normen en waarden. Zo’n bewustwordingsproces kan ertoe leiden dat we kiezen voor een breder begrip van samenleven en van politiek.’

De politiek heeft hierbij een faciliterende rol. Bijeenkomsten organiseren en het maatschappelijk debat stimuleren, zonder daarbij sturend te zijn. ‘Wat we nu zien bij klimaatverandering is dat we om het probleem heen draaien’, merkt Wissenburg op.

‘We moeten ons bewust zijn van de valkuilen. Zo wordt technologie geïmmuniseerd tegen kritiek doordat we het leven hiermee steeds duurzamer maken. Hoe kun je nog bezwaar hebben tegen iemand die een auto heeft gekocht, als deze schoner en zuiniger is dan de vorige? Als je daarop kritiek hebt, word je al snel gedwongen om een radicale positie in te nemen.

Tegenstanders van technologische oplossingen kunnen daardoor worden weggezet als groene hippies die louter terug naar de natuur willen. De uitdaging is om over de rol van technologie en de houdbaarheid van bestaande levensstijlen in het Antropoceen een kritisch inhoudelijk debat te starten, dwars door partijpolitieke en ideologische tegenstellingen heen.’