Interview met Albert Faber

“Om het Antropoceen te politiseren moeten we het van een analytisch vraagstuk veranderen in een moreel vraagstuk”, stelt Faber. “Die omslag maken we door een ethisch perspectief op het Antropoceen te ontwikkelen waarbij we morele uitgangspunten formuleren.

“Het is belangrijk dat we het klimaatprobleem niet zien als iets dat we kunnen oplossen, in de technische zin van het woord. De factoren die leiden tot klimaatproblemen zijn zo groot en ingewikkeld dat het geen managementprobleem meer is. Vanuit het Antropoceen lossen we helemaal niets op, we zijn al te ver heen. Dat betekent niet dat we moeten stoppen met werken aan een duurzame toekomst.

Natuurlijk moeten er minder broeikasgassen de lucht in gaan. Maar we moeten ook leren omgaan met watertekorten en -overschotten omdat de gletsjers weg zijn of omdat de zeespiegel is gestegen. De vraag is: hoe ver laten we het gaan? Er is geen dwingende ecologische reden waarom we niet zouden kunnen leven met veel minder soorten op aarde. Het is wel minder leuk, minder interessant en bovendien maakt de achteruitgang van de biodiversiteit ons kwetsbaarder. Dus het valt wel te beargumenteren waarom we dat niet zouden moeten willen.

“Het Antropoceen vraagt niet enkel om een systeemoplossing waarbij we als mens onze druk op het ecosysteem verminderen om zo binnen de ecologische grenzen te blijven. Die ecologische grenzen verwijzen zelf weer naar een dualisme tussen de mens en de natuur, waarin een onafhankelijkheid van de mens van de natuur wordt verondersteld. Dit wereldbeeld is achterhaald nu we het Antropoceen hebben betreden en met de neus op de feiten worden gedrukt: de sporen van het menselijk handelen zichtbaar zijn in de geologische processen van de aarde. Daarom moeten we verder redeneren. We moeten op zoek gaan naar nieuwe verhoudingen tussen de mens en de natuur en tussen mensen onderling. 

“Dit brengt ons bij de kernbegrippen zorgzaamheid en duurzaamheid. Thema’s die horen bij GroenLinks en terug te vinden zijn in Jesse Klavers nieuwe boek, De Empathische Samenleving. Het gaat erom dat we een verantwoordelijkheid en een plicht hebben om ons met zorg te verhouden tot onze leefomgeving”, aldus Faber. 

Vertegenwoordiging 

De antropoloog en filosoof Bruno Latour heeft nagedacht over hoe de verwerping van de scheiding tussen de mens en de natuur vorm kan krijgen in de politiek. Hiervoor heeft hij geëxperimenteerd met het instellen van een Parlement van de Dingen.

“Ik vond dat niet zo’n sterk experiment”, stelt Faber. “Wat Latour daar eigenlijk deed, was studenten tot vertegenwoordiger maken van iets: de oceanen, het ijzer, de beren. Het probleem met zo’n representatiemechanisme is dat je ook een slechte vertegenwoordiger kan hebben, of een vertegenwoordiger met een specifiek belang.

“Hetzelfde risico kleeft aan de benoeming van een vertegenwoordiger voor toekomstige generaties, zoals het conceptverkiezingsprogramma van GroenLinks voorstelt. Dat kan ook juist contraproductief werken. Als er een vertegenwoordiger is, dan loop je bovendien de kans andere actoren zich niet verantwoordelijk voelen. 

“Waar het fundamenteel om gaat is dat iedereen de verantwoordelijkheid heeft om in het handelen van nu rekening te houden met toekomstige generaties. Dat geldt dus ook binnen zo’n Parlement van de Dingen. Het is aan de besluitvormers in het hier en nu om na te denken over de impact die ze elders hebben, en in de toekomst - op de oceanen, de beren, de voorraad ijzer etcetera. 

“Een ander concreet politiek handelingsperspectief dat ik bepleit is investeren in duurzaamheidsbesef, bijvoorbeeld via het onderwijs. Duurzaamheid als vorm van beschaving. We moeten daarbij wel in het oog houden dat onderwijs weliswaar oplossingsrichtingen kan bieden, maar in zichzelf géén oplossingsmachine is voor maatschappelijke vraagstukken.” 

Zorgzaamheid 

“Als we zorgzaamheid als uitgangspunt nemen, gaan we op een andere manier naar vraagstukken kijken. Bijvoorbeeld naar voedselproductie: gaat het enkel om het zo efficiënt mogelijk voeden van mensen? Of beredeneren we ons gewenste voedselsysteem vanuit het zorgzaamheidsprincipe? Dan nemen we ook de langetermijnconsequenties mee, zoals de ecologische verwoesting die voort kan komen uit intensieve landbouwpraktijken.   

“De vraag is: willen we die prijs ervoor betalen? In het Antropoceen komt zo’n afweging net iets explicieter naar voren, omdat het begrip ons erop wijst dat de menselijke cultuur niet losstaat van de natuur. In dat opzicht kan het denken over het Antropoceen voortborduren op de ideeën over duurzame ontwikkeling. Maar waar bij duurzame ontwikkeling de focus lag op het vinden van een balans tussen ecologie, economie en de mens, moeten we nu naar een integrale benadering. De afzonderlijke domeinen zijn daarin niet meer apart te onderscheiden.

“In het denken over duurzame ontwikkeling bleef economische groei toch vaak centraal staan. Het ging er dan om deze groei voort te zetten met zo min mogelijk milieudruk. Ik bepleit juist een overkoepelend handelingsperspectief, dat kijkt naar de integrale samenhang tussen ecologie, economie en de mens. Neem bijvoorbeeld de energietransitie. Dat vraagstuk kan niet worden gereduceerd tot een technocratische uitdaging om schone energiebronnen in te passen in de bestaande economische structuren. Dat is een versimpeling van het vraagstuk. Het is juist bij uitstek een probleem dat thuishoort in de politiek, want het gaat over economie, infrastructuur, gedrag, overheidsbegroting en geopolitiek. Dat vraagt om een aanpak die grenzen overstijgt, ook die tussen ministeries.”

Verantwoordelijkheid 

“Handelen in het Antropoceen is complex, juist omdat alle verschillende aspecten met elkaar samenhangen. We moeten naar een idee toe dat we allemaal de hele dag door besluiten nemen over en handelen ten opzichte van onze leefomgeving. Hierin moet ieder mens verantwoordelijkheid nemen. Daarbij hebben politici een extra systeemverantwoordelijkheid. Ze moeten oplossingsrichtingen bieden en daarbij inspelen op veranderende processen en nieuwe inzichten.

“Vorig jaar, op de klimaattop in Parijs, kwam deze verantwoordelijkheid goed uit de verf. Het onderhandelingsproces was fundamenteel anders ingericht dan voorheen. Ieder land moest nu zelf komen met zijn eigen plan om de druk op het klimaat te verlagen. De mondiale verantwoordelijkheid om klimaatverandering tegen te gaan, is zo een nationale opgave geworden. Met als gevolg dat er in Nederland meer discussie is gekomen over het landelijke klimaatbeleid. Zo hebben GroenLinks en de PvdA een Klimaatwet voorgesteld en is er een Nationale Klimaattop gehouden. Elk land heeft nu zijn eigen verantwoordelijkheid om een steentje bij te dragen aan een duurzame samenleving. De mondiale klimaattoppen fungeren hierbij als een soort controlemechanisme, waardoor plannen kunnen worden aangescherpt.”

Kleinschalig 

“Uiteindelijk leidt de complexiteit van klimaatverandering tot een oproep om decentraal te handelen. Hierbij moeten we lokale veerkracht opbouwen: we moeten niet investeren in één aspect van een sociaal-ecologisch systeem, maar kijken naar de verschillende aspecten en die integraal verbeteren. 

Dit betekent dat wanneer één aspect onder druk staat, de andere aspecten het systeem in gang kunnen houden. Een goed voorbeeld hiervan is te vinden in de landbouw. Agrarische monoculturen vergroten de kwetsbaarheid van zowel ecologische als economische systemen. Als er in een gebied slechts één gewas wordt verbouwd, en dat wordt getroffen door een plaag, dan is de oogst volledig mislukt.

Zijn er meerdere gewassen, dan heeft het ecologische systeem een veel betere kans om weerstand te bieden aan de plaag. Een ander risico van monoculturen is dat boeren voor hun zaden en bestrijdingsmiddelen afhankelijk worden van een handvol grote bedrijven. Hun inkomen tenslotte fluctueert sterk, omdat zij zijn overgeleverd aan de grillen van de wereldmarkt. 

“We zouden de ketens van materiaaluitwisseling korter moeten maken, sociaal-ecologische systemen zoveel mogelijk regionaal moeten inrichten. Dat maakt deze systemen minder kwetsbaar en geeft meer zeggenschap aan de mensen binnen de productieketens. Met verdere schaalvergroting moeten we dus oppassen, want dat vergroot de kwetsbaarheid en ontneemt mensen handelingsperspectief.”

Geen utopieën 

“Samengevat hebben we een verantwoordelijkheid om met zorg te handelen ten opzichte van onze leefomgeving. Op lokaal, nationaal en mondiaal niveau. Het is een proces van kleine stapjes en continue bijsturing, waarbij onzekerheden worden erkend en ongewenste ontwikkelingen worden tegengegaan. We moeten niet denken in utopieën waar we naar toewerken, maar we moeten stapsgewijs de boel een beetje bij elkaar zien te houden. Dat klinkt gezapig, maar dat is het niet. Grootse en complexe vraagstukken zijn vaak onpersoonlijk en mensen voelen zich onmachtig en niet betrokken. Juist het durven zetten van kleine maar haalbare stappen geeft controle, inspiratie en betrokkenheid. Het geeft eigenaarschap aan de vooruitgang.” 

Verder lezen 

Albert Faber en Annemarth Idenburg, Sturen op transitie: van utopie naar stapsgewijze vooruitgang. Essay voor complexiteitenbundel Ministerie van Economische Zaken, WRR, Den Haag (verschijnt voorjaar 2017). 

Hanneke Muilwijk en Albert Faber, Grenzen voorbij. Handelingsperspectieven in het Antropoceen, Working Paper nr. 8, WRR, Den Haag, 2015. 

Albert Faber, Het Tijdperk van de Mens, artikel website Bureau de Helling, mei 2016.   

Jesse Klaver, De Empathische Samenleving, Bezige Bij, Amsterdam 2016. 

Jojanneke van der Veen & Albert Faber, 'Veerkracht als instrument voor groene systeemkritiek', in: De Helling, jrg. 29/1, maart 2016.