Eervolle vermelding Gaia-essaywedstrijd 2023

In 1904 vroeg feministe en uitvinder Elizabeth Magie een patent aan op The Landlord’s Game, een spel met twee varianten. De eerste variant draaide om het vergaren van zoveel mogelijk grond en vastgoed en het spel werd pas gewonnen als alle tegenspelers failliet waren gespeeld. In de tweede variant profiteerde iedere speler van het creëren van waarde en het spel eindigde pas wanneer de armste speler zijn bezit had verdubbeld.

Wat Magie wilde laten zien met haar spel is dat verschillende spelregels tot verschillende werelden kunnen leiden. In de ene wereld staan hebzucht en exploitatie centraal. De andere wereld draait juist om gedeelde waardecreatie, waarbij iedereen aan het einde van het spel beter af is. Het is veelzeggend dat de eerste variant omarmd is als het wereldberoemde bordspel Monopoly. De tweede variant werd, net als haar maker, gedoemd tot de niches van onze geschiedschrijving.

The Landlord's Game, 1906
The Landlord's Game, 1906

In dit essay zal ik, geïnspireerd door Elizabeth Magie, de spelregels verkennen die nodig zijn om binnen de planetaire en sociale grenzen te blijven. Kortom: ik ga op zoek naar de donutspelregels. De noodzaak voor dergelijke spelregels wordt steeds duidelijker. Steeds meer studies laten zien dat het terugdringen van energie- en grondstoffengebruik het enige realistische scenario is om de klimaatdoelstellingen te halen. Alle andere scenario’s berusten op wensdenken, van het opschalen van nog onbeproefde innovaties zoals CCS en schone waterstof tot het idee van oneindige groei op een eindige planeet waar de thermodynamica altijd een uitruil afdwingt tussen beperkte energiebronnen en beperkte beschikbaarheid van grondstoffen. Tegelijkertijd moeten we ons energie- en grondstoffengebruik terugdringen op een wijze die het menselijk welzijn geen schade toebrengt maar juist verhoogt.

Het lijkt een tegenstelling: grondstoffen- en energieverbruik verminderen en sociale grenzen respecteren. Niets is minder waar. Uit onderzoek blijkt dat er een kritische drempelwaarde bestaat waarna meer verbruik van grondstoffen en energie niet meer maar juist minder welzijn oplevert. Er zijn genoeg voorbeelden van landen met een relatief lage levensstandaard waar meer welzijn bestaat dan in landen met een relatief hogere levensstandaard.

Publieke voorzieningen

Een sleutelrol is daarbij weggelegd voor publieke voorzieningen: de fundamenten. Wanneer wonen, zorg, onderwijs, energie en openbaar vervoer zeer betaalbaar en van hoge kwaliteit zijn, kan de samenleving als geheel af met een veel lager inkomen per hoofd van de bevolking. Op dat moment is er ook minder noodzaak om schadelijk te consumeren.

Immers, wanneer je overal voor weinig naartoe kan met het ov heb je geen auto meer nodig, wanneer je een energieneutraal en betaalbaar huis hebt gaat je ecologische voetafdruk zienderogen omlaag. Belangrijker nog, wanneer fundamentele bestaanszekerheid van iedereen gegarandeerd is, krijgen mensen de mogelijkheid om hun leven anders in te richten, hetgeen vrijheid geeft, zoals de econoom Amartya Sen ooit betoogde. En die vrijheid kan worden ingezet om te experimenteren met andere vormen van wonen, werken, produceren, eten en maken.

Dit is overigens geen volledig nieuwe gedachte. Joop Den Uyl begon zich, mede door het Limits to Growth-rapport van de Club van Rome, al in de jaren zeventig zorgen te maken over de groei van consumptie en de schade hiervan. In zijn ogen moest er een combinatie komen van enerzijds loonmatiging om het consumentisme te beteugelen, en anderzijds het verder verstevigen van de verzorgingsstaat.

Maar na de val van het kabinet-Den Uyl gebeurde er iets heel anders. Er kwam wel loonmatiging, maar tegelijkertijd werd de verzorgingsstaat stukje bij beetje afgebroken door rechtse en linkse partijen in de decennia die volgden. Inmiddels zijn we, zoals Ramsey Nasr het zo mooi heeft gezegd, onze fundamenten als ornamenten gaan beschouwen.

Financiële spelregel

De spelregels die op dit moment gelden in onze samenleving maken, alle idealen ten spijt, het terugdraaien van deze ontwikkelingen onmogelijk. Ten eerste is er een financiële spelregel. Deze regel bepaalt wie geld krijgt en waaraan het kan worden uitgegeven. Bij Monopoly begint en eindigt alles met de bank. Het is een black box die de spelers het startkapitaal geeft en een periodieke toelage wanneer de speler langs start komt. Het is ook de autoriteit die het geld int wanneer er een boete betaald moet worden of wanneer grond wordt aangekocht.

“ Het geld stroom richting datgene wat onze maatschappij ontwricht ”

Bij het vak economie op school wordt nog steeds gedoceerd dat banken geld uitlenen aan bedrijven, bedrijven vervolgens winst maken waar de overheid een stukje van belast om vervolgens datgene te financieren wat bedrijven niet kunnen: publieke goederen als onderwijs, wegen en dijken. Hier komt de mythe vandaan dat ons geld verdiend wordt door het bedrijfsleven en door de overheid wordt uitgegeven. Als gevolg daarvan is ons financiële stelsel zo ingericht dat het geld met name stroomt richting datgene wat onze maatschappij ontwricht.

Het boek The Value of a Whale van Adrienne Buller geeft een alarmerend overzicht van de staat van onze financiële wereld en waarom ondanks alle ronkende woorden over vergroening door het grootbedrijf het tegenovergestelde gebeurt. Het gros van het vermogen vloeit vanuit de banken via grote investeringsmaatschappijen zoals BlackRock en Vanguard vooral naar de grote (fossiele) bedrijven die de meest stabiele beurskoersen kunnen garanderen, of naar de vette rendementen van het vastgoed via torenhoge huren, of naar durfkapitaal voor flitsbezorgdiensten die een strop zijn voor het midden- en kleinbedrijf.

Ondertussen is er juist geen geld voor de fundamenten. Europese landen zoals Nederland zitten vast aan een strenge begrotingsnorm. Daarbinnen heeft de Nederlandse overheid ook nog een trap-op-trap-af-systeem. Provincies en gemeentes krijgen er pas geld bij als ook de nationale overheid haar begroting opschroeft.

En de incidentele miljardenfondsen (die voorlopig nog op de plank blijven liggen) tellen daarbij niet mee. De nationale overheid heeft er bovendien een sport van gemaakt om alle lastige taken naar de provincies en gemeentes over te hevelen zonder hier extra geld voor vrij te maken. Lokale overheden moeten allerlei kunstgrepen uithalen om de begroting rond te breien.

Dus krijg je gemeentes die in democratisch slecht controleerbare samenwerkingsverbanden gaan werken, of die zich uitleveren aan bedrijven als Meta en Google en hun datacenters om aan de benodigde inkomsten te komen. Neem een stad als Amsterdam die de donuteconomie heeft omarmd maar wel een derde van de Lutkemeerpolder, cruciaal voor de waterhuishouding en biodiversiteit, wil dempen om daar een distributiecentrum op te zetten.

Ook verklaart gebrekkige publieke financiering waarom juist op regionaal niveau steeds meer publieke voorzieningen verdwijnen. Dit zorgt er ook weer voor dat de kloof tussen samenleving en overheid steeds verder wordt verdiept.

Politieke spelregel

Dit raakt aan een andere spelregel: een politieke spelregel. In Thinking Like An Economist beschrijft Elizabeth Popp Berman de politieke shift van fundamentele rechten naar economische efficiëntie, niet alleen bij rechtse maar ook bij linkse politieke partijen. Waar er vóór de jaren tachtig vooral werd gehamerd op het garanderen van de fundamentele rechten van burgers, werden deze vanaf de jaren tachtig ondergeschikt gemaakt aan de efficiënte besteding van overheidsgeld.

Een goede illustratie daarvan is het woonbeleid. Sociale huur was ooit bedoeld om het fundamentele recht op betaalbaar wonen te garanderen voor iedereen, ongeacht inkomen. De laatste veertig jaar is dit idee volledig op zijn kop gezet. Het zou efficiënter zijn om van volkshuisvesting een woningmarkt te maken, waarbij door onderlinge concurrentie ieder huis de meest optimale prijs krijgt.

Ook linkse partijen zijn sociale huur vooral gaan zien als middel om de armen en kwetsbaren te helpen, in plaats van een fundamentele voorziening voor iedereen. Mede daardoor is betaalbare huur is nu voor bijna iedereen een utopie geworden.

Ook op terreinen als zorg en onderwijs is het economische denken zo dominant geworden dat het ons nauwelijks meer opvalt. Het startpunt van ieder politiek debat is niet hoe fundamentele rechten het best kunnen worden gegarandeerd, maar hoe belastinggeld zo efficiënt mogelijk kan worden besteed.

“ De linkse politiek zich afleiden door de spiegeltjes en kraaltjes van koopkrachtplaatjes en marginale loonsverhogingen ”

Gezien de financiële spelregel is dat ook niet zo gek. Deze regel dicteert dat overheden niet meer uit kunnen geven dan ze aan belastinginkomsten ophalen. Voor linkse politiek betekent dit dat de spaarzame euro’s in de begroting vooral gebruikt worden om pleisters te plakken op de meest stinkende wonden.

De radicale oplossingen voor structurele problemen die deze wonden veroorzaken komen vaak niet eens op de politieke agenda omdat ze financieel niet realistisch zouden zijn. Verkiezingsprogramma’s worden voorgekookt en gecontroleerd door rekenmeesters in wier modellen fundamentele rechten niets betekenen.

In plaats van politieke druk op te bouwen richting instituties als de centrale banken en de overheid om de regels van het financiële spel te veranderen en om de middelen te verschaffen om onze fundamenten te herstellen, laat de linkse politiek zich afleiden door de spiegeltjes en kraaltjes van koopkrachtplaatjes en marginale loonsverhogingen. Daardoor blijft de samenleving opgesloten in een spiraal van steeds meer vervuiling en steeds minder welzijn.

Donutregels

De hierboven beschreven spelregels, een financiële en een politieke, zijn zo hardnekkig dat we ze als natuurwetten zijn gaan zien. Maar er zijn wel degelijk twee andere spelregels denkbaar. De eerste donutregel die ik zou willen voor stellen is het prioriteren van de fundamentele basisrechten van mens en natuur in politiek en beleid.

Dit betekent dat fundamentele bestaanszekerheid van ieder mens, binnen en buiten Nederland, maar ook van de natuur, voorop moet staan bij het bepalen van oplossingen voor maatschappelijke problemen. Deze rechten kunnen nu en dan botsen, hetgeen ook politieke en juridische strijd met zich meebrengt. Maar rechtvaardigheid moet dan de inzet van die politieke strijd zijn, en niet de efficiëntie of doelmatigheid van de mogelijke maatregelen.

De tweede donutregel is dat alles wat nodig is om die fundamentele basisrechten te garanderen betaalbaar is. Zoals Keynes ooit zei: we hebben al het geld dat we nodig hebben om te doen wat we willen doen. Een nieuwe generatie economen brengt deze keynesiaanse wijsheid weer onder de aandacht. Zoals Stephanie Kelton, die beweert dat overheden zoveel kunnen begroten als nodig is. Eventuele inflatoire effecten die daarvan het gevolg zijn kunnen door gerichte nivellerende belastingen worden gecompenseerd.

Andere economen, zoals in eigen land Dirk Bezemer en Irene van Staveren, zijn daar iets behoudender in, maar ook zij geven aan dat de overheid veel meer structureel kan begroten dan nu gebeurt.

“ Het hele financiële stelsel moet op de schop ”

Maar het verhogen van overheidsbegrotingen is niet genoeg; het hele financiële stelsel moet op de schop. De econoom Yanis Varoufakis heeft een goede oplossing om het geld van vervuiling en uitbuiting naar verduurzaming en welzijn te laten stromen. Centrale banken moeten, via groene obligaties, geld dat naar fossiele bedrijven en andere vervuilende en uitbuitende doelen stroomt veel duurder maken, en juist geld dat naar verduurzaming en meer welzijn gaat veel goedkoper maken.

In de sciencefictionroman The Ministry for the Future van Kim Stanley Robinson wordt dit instrument uitgewerkt: grote bedrijven beginnen elkaar daar te beconcurreren om enerzijds fossiele brandstoffen in de grond te houden en anderzijds de grote investeringen in klimaatneutrale technologieën mogelijk te maken. Met de donutspelregels kan deze fictie een feit worden.

Experimenteren

Uiteraard is de oplossing voor al onze problemen niet simpelweg meer geld. Zoals Johan Cruyff ooit zei: ik heb een zak geld nog nooit een doelpunt zien maken. De donutregels draaien niet om geld maar om het stellen van de juiste prioriteiten in het politieke en maatschappelijke debat. Deze regels scheppen de tijd en ruimte om kennis en kunde op te doen, om te experimenteren met nieuwe vormen van werken, wonen, produceren en leven, om verkeerde wegen in te slaan en gaandeweg de koers aan te passen.

Met de huidige spelregels gunnen we die tijd en die ruimte alleen aan het grootbedrijf, aan flitsbezorgers en aan Elon Musk. Met de donutregels krijgen ook de zachte krachten in de samenleving de ruimte, zij die snakken naar de middelen om naar nieuwe vormen van samenleven toe te kunnen werken. Wanneer we hameren op fundamentele basisrechten en de betaalbaarheid hiervan kunnen we eindelijk toewerken naar een wereld met welzijn voor iedereen. Een wereld die met de dag minder zal lijken op het spel Monopoly, en meer en meer op de donuteconomie.

Teaser-banner-essaywedstrijd-Raworth

Dit essay kreeg een eervolle vermelding van de jury van de Gaia-essaywedstrijd 2023.