Eervolle vermelding Gaia-essaywedstrijd 2023

Woensdag 8 maart, ik ben bij een lezing van Jason Hickel in Utrecht. De zaal is uitverkocht. In glasheldere slides legt Hickel het principe van degrowth (ontgroei) uit. Hoe we de planetaire grenzen aan alle kanten hebben overschreden. Hoe enorm het grondstoffenverbruik is van rijke landen en dat mensen in arme landen met hun arbeid hun grondstoffen verwerken tot onze spullen.

Hickel schetst de contouren van een ontgroei-samenleving, waarin vervuilende takken van de economie worden afgebouwd. Een samenleving met zinvolle garantiebanen en sterke publieke voorzieningen zodat mensen hun tijd niet langer aan bullshitbanen hoeven te besteden waarmee ze hun torenhoge huur betalen of hun hypotheek aflossen. Er is geen speld tussen te krijgen. Het moet anders, duurzaam en rechtvaardig. De zaal luistert ademloos.

Iemand uit het publiek vraagt naar ontgroei op lokaal niveau en dat houdt mij ook bezig. In dit essay wil ik verkennen hoe ontgroei er op lokaal niveau uit kan zien en welke stappen we kunnen zetten om daar naartoe te werken. Dat geeft energie en handelingsperspectief. Een voordeel is ook dat de linkse en progressieve politiek in veel steden in Nederland slagkracht heeft. In Amsterdam, Utrecht, Haarlem en Nijmegen hoeven we niet eerst de VVD te overtuigen voor we maatregelen kunnen nemen. Dat scheelt.

De donuteconomie schetst daarbij een prachtig beeld van het doel, namelijk om tussen de planetaire grenzen aan de buitenkant en de menselijke welzijnsgrenzen aan de binnenkant te komen. Ontgroei laat zien hoe we daar komen. Ontgroei is de afbouw van activiteiten die schadelijk zijn en een toename van activiteiten die het ecosysteem en het menselijk welzijn verbeteren. En dat op een democratische en rechtvaardige manier.

Het afbouwen van schadelijke activiteiten is zonder nationale regelgeving lastig te realiseren, hoewel gemeenten enkele middelen tot hun beschikking hebben. Zo wordt er in Haarlem een verbod ingevoerd op reclames in bushokjes voor fossiele producten en vlees uit de bio-industrie. Maar wat vooral lokaal kan, is ontgroei-initiatieven stimuleren. En dat kan wel degelijk leiden tot het afschalen van schadelijke activiteiten. Ik neem Haarlem als voorbeeld, de stad waar ik woon, en kijk naar drie thema’s: spullen, energie en voedsel.

Spullen

Een groot deel van de overschrijding van de planetaire grenzen wordt veroorzaakt door de spullen die we kopen. Kleding, elektronica, witgoed, speelgoed, ga zo maar door. Wat als we daarmee stoppen?

Als je vandaag als Haarlemse consument besluit om af te zien van het kopen van nieuwe spullen is dat eigenlijk best makkelijk. Er zijn zo rond de 20 tweedehands- en kringloopwinkels. Er zijn repair cafés, er is een spelotheek voor speelgoed, oude fietsen worden door Fieks Tweedekans opgelapt, Stichting Juttersgeluk maakt van strandafval nieuwe producten en Haarlems Hout verwerkt omgezaagde stadsbomen tot mooie houten spullen. Dan is er nog het Maak-terrein, een hub van circulaire bedrijven die experimenteren met hergebruik van materiaal. En laten we het informele circuit niet vergeten. In onze straat gaan zakken kleding, bakken speelgoed en een frituurpan van deur tot deur. We zullen de enige straat niet zijn.

Foto: La Fabulerie. CC BY-NC-ND 2.0
Repair Café. Foto: La Fabulerie. CC BY-NC-ND 2.0

Oftewel: Haarlem bruist van de circulariteit. Kunnen we dat doortrekken? Wat ik voor me zie, is in elke wijk een mooie, circulaire hub op een centrale plek. Je vindt er winkels met vintagekleding, tweedehands elektronica, huishoudelijke spullen, speelgoed en fietsen. Je kunt er voor een laag bedrag gereedschap en tuingereedschap huren en lid worden van de spelotheek. Er zijn ontwerpers gevestigd die nieuwe spullen uit afval maken. En je kunt er je oude spullen inleveren, waarbij alles wat bruikbaar is weer verwerkt wordt. Of je gaat langs bij het repair café waar je geholpen wordt met reparatie.
 

De hubs hebben een sociale functie, zoals we dat nu al zien bij een aantal kringloopwinkels. Mensen schuiven bij de koffietafel aan, doen mee aan een kledingruilfeest of volgen een cursus om van oude kleding weer iets nieuws te maken. Kinderen kunnen gratis workshops volgen waarin ze leren om van afval nieuwe spullen te maken. Wijkbewoners kunnen gebruik maken van een werkplaats.

De circulaire hubs zijn ook geweldige plekken om kennis op te doen. Niet alleen over maaktechnieken, maar ook over de positieve impact van consuminderen. Iedereen die afval komt inleveren of een aankoop doet, krijgt informatie over de milieu-impact van de spullen die we kopen.

Dit alles leidt tot een circulaire revolutie in de stad. Gangbare winkels met nieuwe, niet duurzame spullen worden minder bezocht. Sommige winkelketens sluiten om plaats te maken voor circulaire bedrijven. Anderen worden geholpen met de overstap naar een duurzaam bedrijfsmodel. Het circulaire aanbod in de stad wordt steeds groter en diverser. En wanneer de landelijke overheid eindelijk met maatregelen komt die vervuilende consumptie belasten, is dat in Haarlem eigenlijk niet meer nodig. Wij zijn tegen die tijd al lang circulair.

Energie

Een prachtig voorbeeld van een gemeenschappelijke duurzame energievoorziening wordt momenteel ontwikkeld in het Haarlemse Ramplaankwartier, op ongeveer een halve kilometer van waar ik woon. Actieve bewoners hebben een duurzaam energiesysteem voor hun wijk ontworpen en hebben daarvoor de onderste steen boven gehaald. Na een vergelijking tussen alle opties kozen ze uiteindelijk voor een zonnewarmtenet.

In het kort werkt dat als volgt. Met PVT-panelen op het dak wordt niet alleen stroom, maar ook warm water opgewekt. Dit water wordt in de zomer opgeslagen in een collectieve warmtekoudeopslag onder de grond en ’s winters wordt het water naar boven gehaald om met behulp van een warmtepomp huizen te verwarmen. Met dit systeem is aardgas niet meer nodig; de warmte en elektriciteit wordt zoveel mogelijk opgewekt door zonnepanelen. Bovendien voorkomt het een piek van het elektriciteitsverbruik in de winter, waardoor het stroomnet niet overbelast raakt.

Het zonnewarmtenet is volop in voorbereiding. Bijna 600 huishoudens hebben zich aangemeld, meer dan de helft van de 1153 woningen in de wijk. Er is een coöperatie in oprichting, zodat de wijkbewoners zeggenschap krijgen over hun eigen energie. Het project heeft ook veel sociale energie in de wijk losgemaakt. Zeker 20 wijkbewoners zijn verbonden aan het project als initiatiefnemer, ambassadeur of energiecoach. De gemeente heeft dit initiatief omarmd, waardoor het komend jaar daadwerkelijk wordt gerealiseerd.

“ In duizenden wijken in Nederland kunnen coöperatieve zonnewarmtenetten worden gerealiseerd ”

Hoe zou het eruitzien wanneer we het zonnewarmtenet verder uitrollen? In de Haarlemse transitievisie warmte is te zien dat in circa een derde van de stad een dergelijke energievoorziening voor de hand ligt. Dat betekent dat meer dan 50.000 mensen lid kunnen worden van een energiecoöperatie en zeggenschap krijgen over hun eigen energievoorziening. (Ter vergelijking, momenteel zijn er naast het Ramplaankwartier nog vier energiecoöperaties in Haarlem met elk enkele honderden leden.)

Wat als we nog verder opschalen? In duizenden wijken in Nederland kunnen zonnewarmtenetten worden gerealiseerd. Het zonnewarmtenet in het Ramplaankwartier sorteert hier trouwens al op voor door het oprichten van een franchise-koepel-coöperatie, waardoor het model in andere buurten kan worden ingezet en kennis wordt gedeeld. Miljoenen mensen worden zo lid van energiecoöperaties en krijgen zeggenschap over hun eigen duurzame energie. Daarnaast zijn er natuurlijk collectieve warmtenetten en individuele verwarming van woningen door warmtepompen. De CO2-uitstoot voor het verwarmen van huizen, in Nederland zo’n 11 procent van het totaal, kan substantieel omlaag.

Voedsel

Ook ons voedingspatroon is een punt waarop we de planetaire grenzen volop overschrijden. Haarlem heeft de dubieuze titel van meest versteende stad van Nederland. Het is na Amsterdam en Leiden ook de dichtstbevolkte stad. Ruimte voor bijvoorbeeld stadslandbouw is schaars.

Maar gelukkig gebeuren ook hier mooie dingen op gebied van voedsel. Zoals de buurttuinen in Schalkwijk. Op de plek waar vroeger twee voetbalvelden lagen, hebben een paar jaar geleden meerdere organisaties een prachtige tuin aangelegd. Cliënten van een zorginstelling tuinieren er naast kinderen in schooltuintjes. Nieuwe Haarlemmers werken aan taal en integratie in de wereldtuin. De tuinderij van Stichting Ecoring wordt vooral door jongeren gerund. Deelnemers kopen een oogstaandeel voor biologische groente, er wordt samen getuinierd en samen vegetarisch gegeten onder genot van livemuziek.

Het klinkt allemaal idyllisch en dat is het ook gewoon. En dat is lang niet het enige initiatief in de stad. We hebben groentecoöperatie Wij Telen Groente, de Oesterzwammerij die op koffieprut uit de stad oesterzwammen kweekt, een permacultuurtuin, een voedselbos, er wordt lokaal hoogstamfruit geplukt door Appel van Opa en de Microteler produceert lokale kiemgroente. Deze producten zijn verkrijgbaar bij Buurderij Haarlem, waar je rechtstreeks van lokale boeren en ambachtelijke makers inkoopt.

“ Ecologische en sociale voordelen komen samen ”

Nog een mooi voorbeeld komt uit het naast Haarlem gelegen Cruquius. Daar wordt een nieuwe wijk gebouwd met een strook land waar een wijktuinder groente teelt en direct verkoopt aan bewoners van omliggende huizen.

Bij veel van deze initiatieven komen ecologische en sociale voordelen samen. Mensen werken samen in de tuin en zo ontstaat er meer sociale samenhang. Tegelijkertijd wordt de ecologische voetafdruk enorm verkleind, doordat er van het seizoen wordt gegeten, geen pesticiden worden gebruikt, restafval wordt ingezet als grondstof, meer vegetarisch wordt gegeten, voedselverspilling wordt tegengegaan, voedsel niet over eindeloze afstanden wordt versleept. Bovendien gaat de lokale biodiversiteit vooruit. Dit gebeurt dus allemaal al!

Hoe zou het eruitzien als we opschalen? Laat ons even dromen. Als eerste krijgt stadslandbouw alle ruimte. Elke wijk krijgt een plek met schooltuintjes voor kinderen, volkstuintjes, groentecollectieven of een wijktuinder. Ook de wijktuin is een plek waar mensen samenkomen. Er worden planten gedeeld, oogstfeesten gegeven en je kunt er terecht voor een goedkope maaltijd. De wijktuinen zijn een bron van kennis over tuinieren en gezond eten, maar ook over de milieu-impact van voedsel. Daarnaast komt er veel meer ruimte voor boerenmarkten, waar je rechtstreeks inkoopt van regionale tuinders, boeren en ambachtelijke makers.

Vegetarisch en vegan eten wordt omarmd in de stad. Niet alleen in de wijktuinen is dit de standaard, ook evenementen als Haarlem Culinair, Bevrijdingspop en Haarlem Jazz gaan geheel over op vegetarisch en regionaal aanbod, net als culturele instellingen. Hierdoor, en doordat Haarlem wereldwijd beroemd is geworden als eerste stad die vleesreclames verbiedt, trekt de stad steeds meer vegatoeristen. Lokale horeca past het aanbod hierop aan.

Laten we er voor dit mooie verhaal eens van uitgaan dat ook de supermarkten hierdoor geïnspireerd raken. Zij leggen producten van duurzame regionale producenten prominent in de schappen. Voor de voeding die van ver komt en milieubelastend is besluiten ze externe kosten te rekenen, zoals ontwikkeld door True Price. Daardoor wordt het aandeel van producten die niet duurzaam zijn snel kleiner.

Ontgroei is overal

Al deze initiatieven laten één ding zien. Ontgroei is overal. Net zoals in Haarlem zijn er in het hele land volop alternatieven voor ons onrechtvaardige economische systeem. Voor duizenden initiatiefnemers staat niet de financiële winst, maar de maatschappelijke en ecologische waarde voorop.

Wat opvalt is dat de combinatie van groen en sociaal voortdurend terugkomt. Gedeeld eigenaarschap van bijvoorbeeld landbouwgrond, spullen en energievoorziening biedt kansen om zowel te verduurzamen als de sociale samenhang en solidariteit te versterken. Dat kan in een coöperatie. Maar ook initiatieven die qua rechtsvorm een stichting of onderneming zijn, stimuleren mensen op allerlei manieren om niet alleen afnemer maar ook deelnemer te zijn.

In afwachting van nationaal ontgroeibeleid hebben gemeenten de sleutel in handen om deze initiatieven meer kansen te bieden. Op dit moment moeten initiatiefnemers vaak onder dezelfde voorwaarden werken als gangbare bedrijven, als het bijvoorbeeld gaat om de huurprijs van een pand of van grond.

De gemeente kan dit doorbreken door veel meer vastgoed en (stads)landbouwgrond gratis ter beschikking te stellen onder duurzame en sociale voorwaarden. Daarmee kan de lokale ontgroei-economie een enorme impuls krijgen. Ook kunnen gemeenten hulp bieden bij het aanvragen van subsidies, het delen van kennis, door het eigen inkoopbeleid of door het bieden van een platform voor samenwerking.

Verandering van onderop vindt volop plaats en dat geeft hoop. Natuurlijk moeten we ons inzetten voor nationale en internationale regelgeving om vervuiling door multinationals een halt toe te roepen. Maar in onze steden kunnen we nu al alternatieven opbouwen. De vraag naar hamburgers, wegwerpspeelgoed, gas of appels uit Nieuw-Zeeland kan sterk verminderen, hetgeen bedrijven nog meer motiveert om te veranderen. De Provinciale Statenverkiezingen hebben laten zien hoeveel weerstand verandering van bovenaf oproept. Verandering van onderop is misschien wel onze beste kans.

Teaser-banner-essaywedstrijd-Raworth

Dit essay kreeg een eervolle vermelding van de jury van de Gaia-essaywedstrijd 2023.