Blog
Je kunt deze weken geen krant of weekblad open slaan of er staat een artikel in over het basisinkomen. Ook in de burelen van politieke partijen wordt volop over het onderwerp gediscussieerd. Het onlangs verschenen boek van Rutger Bregman, Gratis geld (2014), geeft een uitvoerig exposé van de voors en tegens van het basisinkomen. Het is niet overdreven te stellen dat de discussie die onlangs opnieuw is opgestart met dit boek begonnen is.
Het meest controversiële aspect van het basisinkomen is het onvoorwaardelijke karakter ervan. Je krijgt zomaar gratis geld op je rekening. Zelfs de lazy surfer die de hele dag jointjes rokend op het strand ligt krijgt een vast bedrag uitgekeerd.
Onverdiend geld op je rekening: is dat wel rechtvaardig? Is het basisinkomen niet fundamenteel in strijd met het principe van loon naar werk? En is het wel verstandig? Wat als er tientallen duizenden free riders ontstaan: mensen die parasiteren op het werk van anderen?
De veronderstelling achter die aanname is dat mensen het liefst zouden willen ophouden met werken. Het is de vraag of dat klopt. In zijn Kapitaal in de 21ste eeuw wijst Thomas Piketty er op, dat menig kapitaalbezitter inmiddels zo rijk is dat hij of zij al lang niet meer hoeft te werken. Zeker tien procent van de mensheid kan het zich volgens hem permitteren om te stoppen met werken. Toch blijven veruit de meesten die van de rente op hun kapitaal leven gewoon doorwerken.
Als dat voor 10 procent van de mensheid opgaat, waarom zou dat dan niet voor de rest opgaan? Betekenisvol werk vormt een prikkel op zichzelf. Het is intrinsiek motiverend.
Neem een site als Wikipedia. Talloze personen dragen daar aan bij zonder een cent te verdienen. De meesten doen dat bovendien stilletjes, buiten het zicht van anderen. Inmiddels zijn er tal van dergelijke niet-commerciële platforms opgericht. Geen van deze sites kan bestaan zonder vrijwilligerswerk. Of ga eens in de weekenden op de sportvelden kijken. Daar wemelt het van vrijwilligers. Om van het aantal onbetaalde krachten in de mantelzorg of in NGO’s maar te zwijgen.
Er zullen bij de introductie van het basisinkomen onvermijdelijk profiteurs opduiken. Maar de vrees voor grootschalig misbruik is ongegrond. Mensen werken niet alleen omdat het moet, maar ook omdat werk aantrekkelijk is. Een arbeidscontract omvat veel meer dan de toegang tot een goed salaris. Werk beschermt je tegen isolement, je maakt vrienden, je test jezelf en je vindt uit hoe de wereld in elkaar zit.
De econoom Paul de Beer kwam ooit met de volgende formule voor wat werk waardevol maakt:
S = B (I + E) + Z. [S = Satisfactie, B = Baan, I = Inkomen, E = Eer, en Z = Zekerheid].
De introductie van een basisinkomen zal vermoedelijk invloed hebben op al deze factoren. Wie over een basisinkomen beschikt is minder afhankelijk van het salaris dat men verdient. Het gevolg zou kunnen zijn dat E, net zoals in het voorbeeld van de rijken hierboven, een grotere rol speelt in iemands overweging al of niet een baan aan te nemen. Bovendien zou Z wel eens minder gewicht in de schaal kunnen leggen: men is immers verzekerd van een basisinkomen. Vandaar dat de arbeidsmarkt en de wijze van arbeidsbemiddeling bij de introductie van het basisinkomen wel eens beduidend van karakter zouden kunnen veranderen.
Een van de belangrijkste redenen voor de invoering van het basisinkomen is dat goede banen, met uitdagend werk en een goed salaris, schaars beginnen te worden. Tal van bekende economen, van Robert Reich tot Erik Brynjolffsson, van Lawrence Summers tot Koen Teulings, vrezen dat dit niet incidenteel maar structureel is. Met name in het middensegment dreigen er veel banen te verdwijnen. Er is echter nog steeds volop zinvol werk te doen. De banen zijn het probleem, niet het werk.
In tal van zorgende beroepen valt op dit moment geen droog brood te verdienen. In de kinderopvang, in de verpleging, in het lager en middelbaar onderwijs, in de horeca, in de huishoudhulp of de schoonmaak: het wemelt er van kleine, slecht betaalde banen. Steeds vaker worden ZZP'ers in de zorg met vormen van emplooi opgescheept waar de werknemer alle risico’s draagt. In tal van beroepen zijn de lonen uiterst laag en zien we dat de werkgever geen cent in zijn personeel investeert. Salariskortingen zijn aan de orde van de dag.
Invoering van het basisinkomen kan de machtsverhouding tussen werkgever en werknemer meer in balans brengen. De hoop is dat het mensen in staat stelt zinvol werk te verrichten, in plaats van onverwijld een slecht betaalde baan te moeten aannemen.
Zou invoering van het basisinkomen tot grootschalig parasitisme leiden, dan vormt dat een zwaarwegende reden ermee op te houden. Tien procent van de mensheid heeft inmiddels echter laten zien liever te werken dan zorgeloos te luieren. Kleinschalig parasitisme is onvermijdelijk. Maar dat is niet het grootste probleem.
Het grootste probleem is dat mensen die zinvol werk verrichten steeds vaker met slecht betaalde banen worden opgescheept. Er dreigt een ‘Downton Abbey Economie’ te ontstaan, waarin steeds meer mensen steeds slechter betaalde diensten aan de rijken leveren. Reden genoeg om het basisinkomen het voordeel van de twijfel te gunnen.