Opinie Jan Atze Nicolai over gendergelijkheid

Andersom zag ik in de zorgsector – waarin ik werkzaam was – dat er in dezelfde tijd meer mannelijke verpleegkundigen kwamen, en dat de cao voor verpleegkundigen daar beter van werd. Verpleegkundige werd een hbo-functie en de betaling werd daaraan aangepast.

Er kwamen in die tijd eveneens meer vrouwelijke huisartsen, en ja hoor: er kwamen meer kritische nieuwsberichten over huisartsen. Ze werden overbelast, anders benaderd, en ze gingen ten opzichte van andere specialismen in de zorg minder verdienen.

Dan de wederkerende discussie over functienamen en functietitels. Ik noem een in het oog springend voorbeeld. Waarom kan naast een gekroonde koningin geen koning staan – dat moet een prins-gemaal worden –, maar naast de aangestelde koning wel een koningin? Heeft dit iets te maken met de ongelijke – en wellicht onbewuste – waardetoekenning aan de functietitels ‘koning’ en ‘koningin’? Dat zou best eens zo kunnen zijn.

Gestraft door de financiële markt

Letters die het woord opinie vormen
Woordbeeld opinie

Afgelopen maand las ik in het dagblad Trouw dat beursgenoteerde bedrijven door de financiële markt ‘gestraft’ worden wanneer er een vrouw aan de top staat. De aandelen gaan omlaag, het bedrijf wordt dus minder waard. Waarom? Beleggers vrezen dat vrouwen meer oog hebben voor sociaal beleid en dat zou ten koste gaan van de winst. Dit is – kort door de bocht – de nog altijd overgewaardeerde mannelijke redenering.

Dus de constructieve én kloppende gedachte dat sociaal beleid uiteindelijk zorgt voor een efficiëntere bedrijfsvoering wordt niet erkend, stomweg omdat mannen aan de top dat niet kunnen of willen zien. Maar dat vrouwen hard nodig zijn om een sociaal én efficiënt beleid te voeren lijkt me duidelijk. De praktijk in bijvoorbeeld Noorwegen – waar al jaren quota voor vrouwen aan de top gebruikelijk zijn – en diverse onderzoeken in Europa tonen dit aan.  

Emancipatie is amper begonnen

Ik zie een trend: een fundamentele onderwaardering van ‘vrouwenwerk’, die ons handelen én onderbewustzijn al eeuwenlang beïnvloedt. Die de emancipatie van de vrouw al tientallen jaren uitholt . Zijn we in staat iets aan de werkelijke oorzaken van ongelijke behandeling te doen?

Zijn bijvoorbeeld quota voor vrouwen op de betaalde arbeidsmarkt, zoals de Tweede Kamer verlangt voor de top van beursgenoteerde bedrijven, voldoende om het fundamentele fenomeen van onderwaardering van vrouwenwerk en ‘vrouwenwaarden’ aan te pakken? Is het echt mogelijk dat vrouwenwerk intrinsiek, bewust én onbewust, dezelfde waardering krijgt als mannenwerk?

Dit gaat over gelijkheid. Laten we daarom kijken naar het antidiscriminatie- oftewel het gelijkheidsbeginsel – artikel 1 – in onze Grondwet. Het is niet te doen en ook niet altijd nodig dat iedereen alles en iedereen gelijk waardeert. Je kunt en mag je eigen mening en opvattingen meer waarderen dan die van iemand anders. Maar de kracht van artikel 1 zit ‘m in de gelijke behándeling. Wat je ook vindt en denkt over jezelf en anderen – bewust of onbewust –, het gaat erom dat iedereen in Nederland gelijk wordt behandeld.

Recht trekken

Maar is positieve discriminatie – zoals een vrouwenquotum – wel mogelijk op grond van het gelijkheidsbeginsel? Een terechte vraag. Positieve discriminatie kan lijken op ongelijke behandeling. Toch is het dat niet. Het is noodzakelijk. Waarom? De Grondwet is ervoor bedoeld om ongelijke behandeling ‘recht te trekken’. Het is helaas niet zo dat met de stellingname van gelijke behandeling dezelfde gelijke behandeling onmiddellijk geregeld is.

Op het cruciale punt van de gelijke behandeling moet de lat hoog liggen. Het is belangrijk dat iedereen zichzelf en elkaar respectvol én gelijk gaat behandelen. Als overheid, bedrijf en burger dat consequent gaan doen, wie weet ontstaan dan op den duur een gelijkwaardigere waardering van rollen, werk en waarden. Wie weet stappen we dan echt in een wereld waar gendergelijkheid vanzelfsprekend is, én vanzelfsprekend voelt.