Bij het vak economie op school wordt nog steeds gedoceerd dat banken geld uitlenen aan bedrijven, bedrijven vervolgens winst maken waar de overheid een stukje van belast om vervolgens datgene te financieren wat bedrijven niet kunnen: publieke goederen als onderwijs, wegen en dijken. Hier komt de mythe vandaan dat ons geld verdiend wordt door het bedrijfsleven en door de overheid wordt uitgegeven. Als gevolg daarvan is ons financiële stelsel zo ingericht dat het geld met name stroomt richting datgene wat onze maatschappij ontwricht.
Het boek The Value of a Whale van Adrienne Buller geeft een alarmerend overzicht van de staat van onze financiële wereld en waarom ondanks alle ronkende woorden over vergroening door het grootbedrijf het tegenovergestelde gebeurt. Het gros van het vermogen vloeit vanuit de banken via grote investeringsmaatschappijen zoals BlackRock en Vanguard vooral naar de grote (fossiele) bedrijven die de meest stabiele beurskoersen kunnen garanderen, of naar de vette rendementen van het vastgoed via torenhoge huren, of naar durfkapitaal voor flitsbezorgdiensten die een strop zijn voor het midden- en kleinbedrijf.
Ondertussen is er juist geen geld voor de fundamenten. Europese landen zoals Nederland zitten vast aan een strenge begrotingsnorm. Daarbinnen heeft de Nederlandse overheid ook nog een trap-op-trap-af-systeem. Provincies en gemeentes krijgen er pas geld bij als ook de nationale overheid haar begroting opschroeft.
En de incidentele miljardenfondsen (die voorlopig nog op de plank blijven liggen) tellen daarbij niet mee. De nationale overheid heeft er bovendien een sport van gemaakt om alle lastige taken naar de provincies en gemeentes over te hevelen zonder hier extra geld voor vrij te maken. Lokale overheden moeten allerlei kunstgrepen uithalen om de begroting rond te breien.
Dus krijg je gemeentes die in democratisch slecht controleerbare samenwerkingsverbanden gaan werken, of die zich uitleveren aan bedrijven als Meta en Google en hun datacenters om aan de benodigde inkomsten te komen. Neem een stad als Amsterdam die de donuteconomie heeft omarmd maar wel een derde van de Lutkemeerpolder, cruciaal voor de waterhuishouding en biodiversiteit, wil dempen om daar een distributiecentrum op te zetten.
Ook verklaart gebrekkige publieke financiering waarom juist op regionaal niveau steeds meer publieke voorzieningen verdwijnen. Dit zorgt er ook weer voor dat de kloof tussen samenleving en overheid steeds verder wordt verdiept.
Politieke spelregel
Dit raakt aan een andere spelregel: een politieke spelregel. In Thinking Like An Economist beschrijft Elizabeth Popp Berman de politieke shift van fundamentele rechten naar economische efficiëntie, niet alleen bij rechtse maar ook bij linkse politieke partijen. Waar er vóór de jaren tachtig vooral werd gehamerd op het garanderen van de fundamentele rechten van burgers, werden deze vanaf de jaren tachtig ondergeschikt gemaakt aan de efficiënte besteding van overheidsgeld.
Een goede illustratie daarvan is het woonbeleid. Sociale huur was ooit bedoeld om het fundamentele recht op betaalbaar wonen te garanderen voor iedereen, ongeacht inkomen. De laatste veertig jaar is dit idee volledig op zijn kop gezet. Het zou efficiënter zijn om van volkshuisvesting een woningmarkt te maken, waarbij door onderlinge concurrentie ieder huis de meest optimale prijs krijgt.
Ook linkse partijen zijn sociale huur vooral gaan zien als middel om de armen en kwetsbaren te helpen, in plaats van een fundamentele voorziening voor iedereen. Mede daardoor is betaalbare huur is nu voor bijna iedereen een utopie geworden.
Ook op terreinen als zorg en onderwijs is het economische denken zo dominant geworden dat het ons nauwelijks meer opvalt. Het startpunt van ieder politiek debat is niet hoe fundamentele rechten het best kunnen worden gegarandeerd, maar hoe belastinggeld zo efficiënt mogelijk kan worden besteed.