Hoezo Zweden, vroegen veel mensen naar aanleiding van mijn column over seksuele slavernij van vorige week. Het mag wezen dat seksuele slavernij bij ons welig tiert maar is het dan in Zweden zoveel beter? Ja. In Zweden komt seksuele slavernij (een duidelijker woord dan vrouwenhandel) aanzienlijk minder voor dan in naburige landen waaronder Nederland. Hooguit enkele honderden slachtoffers, tegenover vele duizenden bij ons.

Dat mogen we ons aantrekken, want legalisering van prostitutie had vooral tot doel seksuele slavernij te verminderen. Bestrijding ervan werd prioriteit van de politie en toch verviervoudigde het, terwijl het in Zweden sterk afnam, tot voor kort zonder prioriteit van de politie. Geen wonder, want met het Zweedse verbod op pooierdom en hoerenlopen kan de politie iedere pooier en hoerenloper aanhouden die ze van seksuele slavenhandel verdenkt. Bij ons kan een agent niemand aanhouden zonder bewijsmateriaal en dat is bij seksuele slavernij bijna niet te verkrijgen.

Verbod

Vóór de invoering van het verbod zag de Zweedse bevolking er weinig in. Slechts een derde was vóór. Niet te handhaven, verwachtte men. Prostitutie gaat slechts ondergronds. Maar de praktijk bleek anders. Er is geen toename van seksclubs of duistere massagesalons. Wel komt internetprostitutie vaker voor dan in 1999 maar dat komt door de opkomst van internet, niet door het hoerenloop- en pooierverbod. In Denemarken en Noorwegen was de stijging sterker. Kortom: de gevreesde nadelen van het pooierverbod bleven uit.

De gehoopte voordelen van het verbod op pooierdom en hoerenlopen deden zich wel voor. Behalve bij de bestrijding van seksuele slavernij hielp het verbod ook bij de bestrijding van straatprostitutie. Dat is tussen 2000 en 2008 gehalveerd, terwijl het in omringende landen verdriedubbelde. Straatprostitutie heeft voor de Zweden hoge symbolische waarde, als toonbeeld van vrouwenvernedering, en voedingsbodem voor seksuele slavernij.

Naast bestrijding van straatprostitutie en vrouwenhandel was het derde doel van het Zweedse verbod een mentaliteitsverandering. Met succes: het aantal voorstanders van de wet steeg van 33 naar 71 procent. Prostitutie is niet te verenigen met gelijkheid tussen de seksen, vindt de meerderheid nu.

Sekswerk is iets wezenlijk anders dan koffie serveren of iemand huis schoonmaken. 'Zolang je niet wilt dat je dochter of zus dat werk gaat doen, is het onaanvaardbaar', aldus de Zweedse minister van Justitie Beatrice Ask (in het uitstekende boek Slaven in de polder.) Met legalisering van prostitutie ben je slechts bezig 'het monster te voeden', vindt Ask.

Schaamte

In Nederland bestaat weinig vertrouwen in mentaliteitsveranderingen. Mensen moeten eigen keuzes maken, dus voorlichting geldt al bijna als inbreuk op de privacy. Maar zo werkt morele verandering niet, concludeerde de filosoof Kwame Appiah na analyse van morele revoluties. Niet voorlichting maar schaamte en eer zijn de motoren van morele verandering. Ook de vroegere slavernij is niet afgeschaft doordat mensen het ineens moreel verwerpelijk vonden. Dat vonden ze al veel langer.

Wat de doorslag gaf om slavernij af te schaffen was verandering van de erecode. Slaven verhandelen en houden werd beschamend in plaats van slechts moreel verwerpelijk. Zo werkt het ook in Zweden; hoerenlopen is gênant geworden. Wie betrapt wordt op hoerenlopen krijgt een brief thuisgestuurd, zoals gebruikelijk bij overtredingen. Dat familieleden, kennissen en collega's het te weten kunnen komen, dat houdt hoerenlopers pas echt tegen.

In Nederland wilden comfortfeministen prostitutie via legalisering minder beschamend maken. Dat is gelukt voor de hoerenlopers, minder voor de prostituees. Hoerenlopers schreven trotse boeken en publieke figuren maakten hun Wallenbezoeken openbaar.

Nu duidelijk is dat legalisering van prostitutie zo sterk bijdraagt aan seksuele slavernij zouden hoerenlopers zich weer enorm moeten schamen. Maar ze zullen het pas doen als er een brief op de mat valt. Wie zich nu al diep schaamt voor seksuele slavernij, moet wel concluderen dat wij Zweden moeten volgen.

Dit artikel verscheen als column in de Volkskrant van 9 november 2012.