Het is alweer even geleden: de ‘Brexit’. In luttele uren na het bekend worden van de uitslag van het referendum, verschenen vanuit Groot-Brittannië plaatjes die uitlegden uit wie de 52% (voor een exit uit de Europese Unie) respectievelijk de 48% (voor blijven) bestonden. Vooral de uitsplitsing naar leeftijdscategorie valt op. Hoe jonger de generatie, hoe liever ze bij de EU blijven. Senioren wilden juist weg. De geografische verdeling is ook veelzeggend: de universiteitssteden, het financiële centrum en de Schotten willen blijven, terwijl de overige counties per saldo het exit verkozen.

Dat het Britse electoraat langs deze scheidslijnen verdeeld zou zijn, was al bekend. Het vinden van patronen en verklaringen die tot de Brexit hebben geleid, was de kunst dan ook niet. Juist de Groenen hebben zich deze ontwikkelingen steeds sterk aangetrokken. De Groenen waren de eersten om het Europese project kritisch tegen het licht te houden – maar op een constructieve en progressieve manier, met een Unie op het oog waarin niemand zich vervreemd of uitgesloten hoeft te voelen.

De Groene krachtsinspanning verdubbelde zich na de crisis van 2008, maar het heeft kennelijk niet mogen baten. De onaangename verrassing dat de Britten daadwerkelijk de stekker eruit trokken, heeft iets weg van die andere prestatie van afgelopen zomer: wederom een daverend record in de gemiddelde planetaire temperatuur. De Groenen waren ook hier de eersten om het proces van klimaatopwarming te kennen en agenderen.

Dat in 2016 het ene hitterecord na het andere wordt geboekt, is een pijnlijke en bevreemdende realiteit. De Brexit en het opwarmende klimaat zijn ongelijksoortige ontwikkelingen, die van een afstand bekeken toch zekere overeenkomsten blijken te hebben. Processen die we in toom hadden willen houden, hebben toch de overhand gekregen, met sociale en ecologische onttakeling als gevolg. Met wat voor vicieuze samenloop van processen hebben we nu precies te stellen?

Vier kwadranten

Eerst terug naar juni jongstleden. Twee weken voor de dag van het referendum stelde de Volkskrant dat het ‘ieder voor zich’ is in de strijd om Brexit. Het artikel stelt dat er sprake is van onverwachte of zelfs onwaarschijnlijke bondgenootschappen: een multinational en een groene partij zijn ineens vrienden, en de conservatief-liberaal Boris Johnson is voor een exit.

Net als Labour-leider Jeremy Corbyn, maar die moest vanwege partijdiscipline tegen de uittreding campagne voeren. Niettemin is Corbyn, die wel onder de ‘linkse populisten’ wordt geschaard, in het exit-kamp in te delen. Het onderste duo in het uitknipsel hieronder is dus pro-Europees, en de bovenste is voor een Brexit.

In deze 2x2-opstelling herkende ik een figuur uit een studie van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) uit 2004. In die studie, ‘Kwaliteit en Toekomst’, formuleerde het RIVM vier wereldbeelden, waarin mensen een verschillende kijk hebben op de aard van de mens en op de mogelijkheden om welvaart te delen, nu en in de toekomst.

Het RIVM plaatste deze vier wereldbeelden in een assenstelsel: globalisering versus regionalisering langs de verticale as, en efficiëntie versus solidariteit langs de horizontale. Elk wereldbeeld draagt zowel een ‘mooie’ naam als een alfanumerieke. Van linksboven tegen de klok in zijn ze als volgt: Mondiale Markt (A1), Veilige Regio (A2), Zorgzame Regio (B2) en Mondiale Solidariteit (B1).

Zoals uit de figuur opgemaakt kan worden, zien A1-ers heil in marktwerking en concurrentie, terwijl – diametraal daar tegenover – B2-ers uitzien naar een wereld van lokale, ecologische gemeenschappen. Mensen in B1 denken dat VN-achtige podia het beste voor wereldwijde vooruitgang kunnen zorgen. En de types in A2, ten slotte, streven naar veiligheid achter gesloten grenzen. Hier huizen de Boris Johnsons, Geerten Wilders en Donalds Trump: eigen economie eerst, na ons de zondvloed. 

Zoals hierboven vastgesteld, vindt het Europese debat (nu met Brexit, maar eigenlijk veel structureler) plaats langs de verticale as. Dat levert een vrij simplistische tegenstelling op. De onderlaag wil de welvaart beschermen door grenzen te trekken, terwijl de bovenlaag meer welvaart verwacht door grenzen te beslechten. Mondiale markt (A1) richt zich daarbij op economische welvaart, terwijl Mondiale solidariteit (B1) meer kijkt naar sociale en ecologische welvaart.

Inderdaad past het Europese idee, zoals voorzien door Timmermans, Juncker en Pechtold, vrij goed bij deze bovenlaag. Zie bijvoorbeeld de beleidsagenda Europe 2020, die gaat om economische groei bevorderen en daarmee (in de tweede plaats) ook sociaal en ecologisch welvaren nastreven. 

Mijn eerste constatering is dat dit verticale debat, met deze specifieke ‘conflictlijn’, voor veel partijen onproductief is. Op de leiders en volgers van de rechts-populistische partijen na voelen maar weinigen zich er echt bij thuis, en de analyse is door deze scheidslijn ook niet geholpen. Veel van de Brexit-campagne betrof een ‘fopdebat’ over wel of geen grenzen trekken, waar posities en coalities uit kwamen rollen die een zeer onproductieve politiek opleverden.

Zeker de Groenen zullen het ongemakkelijke gevoel herkennen om samen met banken en multinationals te pleiten voor grotere Europese eenwording, al worden er nog zulke andere richtingen bedoeld. De Volkskrant had mijns inziens beter kunnen reppen van ‘onheuse vriendschappen’ dan van ‘onwaarschijnlijke’. 

De tegenstelling die de Europese samenleving écht in de tang houdt, is die tussen de dominantie van de markt en de idealen van duurzaam welzijn – zoveel is de Groenen wel bekend. Maar als wij de discussie systematisch langs de horizontale as willen voeren, wat voor kerngeschil hebben wij dan te ontbloten? Of liever: hoe onderscheidt zich het ‘solidaire’ rechterkoppel van het ‘efficiënte’ tweetal links op de figuur?

De ‘A’ is van Antropoceen

Kort geleden vond een werkgroep van geologen overeenstemming over een opmerkelijk gegeven: we leven volgens geologische maatstaven niet langer in het tijdvak van het Holoceen, maar in een (nog officieus) ‘Antropoceen’. De invloed van de mensheid op het klimaat, de oceanen, het landschap, de stikstofcyclus en diverse andere planetaire systemen en indicatoren is zo groot, dat we de natuurlijke invloeden overstemmen en een nieuw tijdperk naar onszelf mogen noemen. Het Antropoceen gaat dus over de veranderende geosfeer.

Maar voor mij heeft het Antropoceen een rijkere betekenis dan alleen die fysieke, objectieve component. Ik beschouw het als de vlag op onze moderne modderschuit: de kapitalistische, koolstofgebaseerde, crisisrijke economische orde. En de schuld voor dit Antropoceen behoort toe aan de paradigma’s en oplossingen van de ‘A’-kolom.

Laat ik mijn boude uitspraak onderbouwen. Mondiale Markt en Veilige Regio delen een sterk geloof in marktwerking. Daarbij hanteren ze in de praktijk een ‘neoliberale’ invulling: de overheid wordt geacht om terug te treden, maar voorziet tegelijkertijd de uitvoerige, kostbare bureaucratie die nodig is om de risico’s van het financiële kapitalisme op te vangen en over de burgersamenleving uit te smeren.

Tezamen met de aloude ‘eigen verantwoordelijkheid’-retoriek en het onwrikbare geloof dat commerciële winsten uiteindelijk de hele samenleving dienen, geeft dit gestalte aan een Reagan-achtige filosofie, die we zowel terugzien in de globalistische variant van Mondiale Markt (A1) als in de protectionistische Veilige Regio-politiek (A2). 

De kiem voor het Antropoceen was volgens de meeste geologen al gelegd in de eerste Industriële Revolutie, maar het is aan de politiek van de A-kolom te wijten dat ze verwezenlijkt wordt. Meer dan de ‘toestandsgrootheden’ van planetaire overbevolking en fysieke degradatie, zijn het de processen die ertoe doen: de manier waarop de mensheid het Antropoceen creëert.

Het recente boek van economisch sociologe Saskia Sassen biedt hier raad. Zij laat in haar gelijknamige boek zien dat het hedendaagse kapitalisme ‘uitstotingen’ produceert. Deze uitstotingen betreffen individuen en gemeenschappen, die niet voldoende opbrengen om ze in het economisch ‘weefsel’ opgenomen te houden.

Sassens boek behandelt ogenschijnlijk losstaande zaken die door de lens van ‘uitstotingen’ ineens samenhang krijgen. Ze behandelt de inkrimping van de middenklasse vrijwel overal ter wereld; massale gevangenneming van met name zwarte bevolking in de Verenigde Staten; de massale jeugdwerkloosheid in de Zuid-Europese landen; en Zuidelijke volkeren die van hun land worden verjaagd door landjepik van multinationals, door gewelddadige conflicten of door water- en klimaatstress.

Maar ook het afsterven van het land zelf, met alle rijkdom aan plant- en diersoorten, unieke habitats en microklimaten betreffen ‘uitstotingen’, net als rivieren en oceanen die met plastics verstikt worden, of bergtoppen geslachtofferd aan open mijnbouw. Deze mensen en andere levensvormen worden, aldus Sassen, niet alleen fysiek uitgestoten, maar ook afgevoerd uit de belangrijkste statistieken waarop de politiek navigeert.

Zo werd de kredietrating van Griekenland begin 2013 juichend verhoogd, maar dat kon alleen nadat een kwart van de voormalige beroepsbevolking uit het economisch register werd geholpen. Ook de drie miljoen mensen die in de VS in gevangenschap zijn geplaatst, doen niet meer mee, zelfs niet in de werkloosheidsstatistieken. En de productiviteit van de landbouw wordt afgemeten aan de oogst die van productief land af wordt gehaald, wat de vorming van verwoeste landbouwgrond handig uitsluit van het beschouwde areaal. 

Contradictie en irrationalisme 

Er duikt hier een oudere thematiek op. Karl Marx stelde dat het kapitalisme inherente tegenstellingen bevat, waaronder niets minder dan de uitputting van de eigen bestaansbasis. De ‘drievoudige crisis’ (financieel, sociaal, ecologisch) van de huidige kapitalistische economie met zijn toenemend extractieve businessmodellen is hiervan het levende bewijs. Toch blijft de linkerkolom van het RIVM-schema geloven dat ‘markten’ zorgen voor automatische coördinatie van schaarstevraagstukken en algemene welvaart opleveren.

En ook hier weer een contradictie: het kapitalisme weet tot op heden steeds een mooi plaatje van zichzelf te verkopen en zichzelf te presenteren als oplossing voor de problemen die het veroorzaakt. Dit is het riedeltje waarin met name het A1-kwadrant van de Mondiale Markt gevangen is.

Maar de lieden van Mondiale Markt zouden zich nooit een Brexit in het hoofd halen. Het contradictoire kapitalisme heeft dan ook krachten losgemaakt die de woede, helaas, richten op het verkeerde front: dat van afkomst en cultuur. Of zoals GroenLinks-Europarlementariër Judith Sargentini het stelt: ‘Op veel plekken in Europa worden onze economische kwesties met irrationalisme toegedekt’.

Inderdaad, ‘irrationalisme’ is bij uitstek de omschrijving van de tegenwoordige politiek van het A2-kamp, de ‘Veilige Regio’. Irrationalisme gaat nog een stap verder dan de A1-contradicties: het behelst een afscheid van de interne logica waar de marktsamenleving nog op kon bogen, en maakt het podium vrij voor de meest lompe en op populair effect gerichte figuren. Het moge aan de hand van de Amerikaanse presidentscampagne duidelijk zijn dat niet alleen Europa door dit virus getroffen is.

Groene Politiek

Het irrationalisme is wellicht net zo goed een antwoord op het Antropoceen als de Groene politiek, die de positie bekleedt diametraal tegenover de Veilige Regio. Zoals Groenen weten, vereist het een geraffineerd en doordacht soort sturingskunst om de onveilige wateren van het Antropoceen te bezeilen. De kracht van de B1-politiek is echter ook gelijk haar zwakte: het rationalisme. In een zekere verwantschap met de linkerbuur gaat Mondiale Solidariteit uit van grootschalige coördinatie, zij het niet in de eerste plaats op basis van marktmechanismen maar via democratie en diplomatie.

Dit leunt nog veel meer dan de marktsamenleving op rationaliteit, aangezien zulke governance geen spontaan proces is, maar gestuurd. In het algemeen staat rationalisme te boek als een goede zaak. Maar navigeer teveel op rationalisme en je verliest de aansluiting met de ‘energieke samenleving’. Het is op buurtniveau dat de grootste mate van betrokkenheid bestaat – of kan bestaan, als de maatschappij-inrichting het toestaat. Dat is waar de politiek van het laatste kwadrant, Zorgzame Regio, om de hoek komt kijken. 

In een enquête, in 2003 gehouden onder Nederlandse burgers ten behoeve van het RIVM-onderzoek, kwam Zorgzame Regio overtuigend uit de bus als meest populaire wereldbeeld. Wel 45% van de respondenten verkoos de samenleving van gemeenschapsdenken, burgerschap en sociale en culturele diversiteit. Als keerzijde van dit model schetste het RIVM een lage mate van economische groei en efficiëntie, waardoor ook de transitie naar duurzaamheid trager zou verlopen.

Inderdaad is het de uitdaging van B2 dat de som der delen, de bezielde en zorgzame gemeenschappen, nog geen duurzaam geheel opleveren. De globalisering en het Antropoceen worden gekenmerkt door complexiteit en door terugkoppelingen van mondiale schaal, waar een regionale politieke orde alleen niet tegen is opgewassen. Het idee van ‘polycentrische governance’, bekend geworden door het werk van Elinor Ostrom, kan een model bieden om die veelschaligheid in instituties om te zetten.

Mondiale Solidariteit won het in de RIVM-enquête in de categorie ‘globalistische wereldbeelden’ overtuigend van A1, de Mondiale Markt. De B-kolom wordt dus zonder twijfel meer aangehangen of verlangd dan de A-kolom. Dat is geenszins verbazingwekkend, als je in ogenschouw neemt wat voor wereld er door de A’tjes voortgebracht wordt.

Ter beantwoording van de vraag waarom die wereld zich dan toch ontvouwt in plaats van een electorale afschaffing te krijgen, heeft ‘Brexit’ ons via het RIVM-schema op het spoor gebracht van een urgente herstructurering van het debat. Juist de Groenen wacht de taak de breuklijn een kwartslag te draaien.

Het – radicaal - integreren van het B1- en B2-wereldbeeld is daarvoor vermoedelijk het beste recept. Mondiale Solidariteit heeft de energieke bezieling van Zorgzame Regio nodig om het weinig verleidelijke rationalisme te compenseren. Omgekeerd is Zorgzame Regio erbij gebaat om een kritische analyse van het Antropoceen op te nemen in haar filosofie en de sturingskunst van Mondiale Solidariteit te omarmen. De grote belofte ligt op het raakvlak tussen de politiek van B1 en B2, met de consciëntieuze zorg voor het mondiale gemeengoed als grote leidmotief.

Dit artikel is gebaseerd op een presentatie die de auteur gaf op 15 juni 2016 op uitnodiging van de Europese Beweging Nederland. Een Engelse versie van dit artikel is eerder geplaatst op de website van de Green European Journal.