Dé opdracht voor ons als links is daarom niet alleen om de essentiële economie uit te bouwen, maar vooral ook om deze om te vormen tot een echte gemeenschapseconomie. Een economie die gemeenschapsvorming aanjaagt en waar gemeenschappen ook eigenaarschap over ervaren. Niet alleen omdat we dat zo gezellig vinden als linkse mensen – wat het natuurlijk wel is – maar vooral omdat we begrijpen dat het vormen van gemeenschappen de enige manier is om het kruipende kapitalisme en de opkomst van radicaal-rechts te stoppen.
Dit betekent dat we bij ieder politiek besluit dat we nemen veel bewuster moeten gaan nadenken over de gevolgen die het heeft voor het vormen van gemeenschappen. En dat perspectief levert wat mij betreft een ander verhaal op.
Kijk je vanuit het gemeenschapsperspectief naar onze voorzieningen dan zou het wat mij betreft heel terecht zijn om ons veel actiever uit te spreken tegen de schaalvergroting die we overal zien en voor het opknippen van uit hun kluiten gegroeide bureaucratische instellingen, om deze instellingen vervolgens weer terug te geven aan de mensen die het werk doen en de gemeenschappen die er gebruik van maken. Niet alleen paleizen vóór het volk, maar paleizen ván het volk.
Een ander strijdpunt is de buurteconomie. Als je vanuit de gemeenschapsbril kijkt, zie je veel scherper hoe desastreus het is dat alle fysieke winkels wegvallen. Lokale bedrijvigheid is superbelangrijk voor de verbindingen in een buurt – en dan bedoel ik niet de bedrijvigheid die draait op thuisbezorging via onderbetaalde bezorgers en uitgebuite arbeidsmigranten in distributiecentra – maar bedrijvigheid van lokale ondernemers, die een duidelijke bijdrage leveren aan hun gemeenschap.
De politiek kan veel meer doen om deze economie te beschermen. Denk bijvoorbeeld aan de ruim 100 miljard (!) die de overheid en semi-publieke instellingen jaarlijks uitgeven aan inkoop. We kunnen besluiten dat zij voortaan niet meer inkopen als een kapitalistisch bedrijf dat enkel gericht is op de goedkoopste optie, maar dat zij inkopen met doel gemeenschappen te bouwen, bijvoorbeeld door vooral bij sociale ondernemers in te kopen.
Een andere manier is om veel actiever lokale coöperatieven aan te moedigen, waarbij direct de verbinding wordt gelegd met de opbrengsten voor de buurt, of het nou gaat om de zorg, de huisvesting, de energie- of de voedselvoorziening.
In Vrij Nederland stond een prachtig portret van één van de oprichters van de windcoöperatie Zuidenwind in Zuid-Limburg. Terwijl de PVV landelijk tekeergaat tegen windmolens, wist hij de Limburgse PVV-afdeling zover te krijgen om de windcoöperatie te omarmen. Waarom? Omdat hij direct kon laten zien wat de opbrengsten van de coöperatie waren voor de lokale gemeenschap.[6] ‘We zijn het kapitalisme te slim af geweest’, concludeert hij tevreden. Het is gelukt de lokale energievoorziening deels van de markt te halen en terug te geven aan de gemeenschap.
Onze partijen als gemeenschap
Ik kan nog wel een tijdje doorgaan over beleid waarmee we het kapitalisme te slim af kunnen zijn en gemeenschappen weer kunnen versterken. Maar mijn pleidooi voor gemeenschapsvorming gaat veel verder dan alleen beleidsvoorstellen. Sterker nog, ik denk dat één van de grote valkuilen van linkse partijen is dat wij juist te veel gefocust zijn op beleid.
Want wat zou het betekenen als we onze manier van politiek bedrijven ook kritisch bekijken door de bril van gemeenschapszin? Hoe zou die eruitzien als wij ons wat minder richten op het formuleren van het allerbeste beleid en wat meer op het bouwen van gemeenschappen? Wat zou er gebeuren als we ons richten op het aangaan van duurzame relaties in de wijken en buurten die hun voorzieningen hebben zien wegvallen en die nu neigen naar radicaal-rechts? Als daar weer veel zichtbaarder worden en ons oprecht inzetten om de alledaagse frustraties in die buurten aan te pakken? Als we kiezen voor gemeenschapspolitiek, gericht op de relatie, in plaats van de oplossingenpolitiek?
En wat zou er gebeuren als wij onze partijen zélf zouden gaan zien als paleizen van het volk? Als we veel actiever gaan werven om onze politici en onze bestuurders ook qua opleidingsniveau en professionele achtergrond weer écht een afspiegeling te laten zijn van de samenleving? Als we de zeggenschap binnen onze partij weer breder gaan spreiden? Wat als we doelen als gezelligheid en gemeenschapsvorming veel actiever gaan najagen, zodat je als nieuw lid niet uitsluitend kunt bijdragen door de financiële stukken te bespreken op de ALV of te huis-aan-huizen maar ook door gewoon je handen uit de mouwen te steken in de wijk?
Ik ben er echt van overtuigd dat we zo een politiek thuis kunnen zijn voor veel meer mensen dan het gemiddelde kiezersonderzoek ons doet geloven. Uiteindelijk zijn er nog altijd genoeg dingen te vinden die ons verbinden.