Maar het verslepen van veevoer, vlees, goedkope kleding en andere consumptiegoederen veroorzaakt klimaatschade en ongelijkheid, ook in eigen land. Ons handelsbeleid is als een gouden kooi. Het zet ons vast in een situatie die economisch gunstig is maar ons desondanks geen welzijn meer brengt.
Handel is prachtig, zolang we weten waartoe die dient. Gelukkig zijn er signalen dat het denken over vrijhandel verandert. Europa voert een tarief in om klimaatvervuilende producten tegen te houden zodat de vergroening hier geen concurrentienadeel heeft. De Verenigde Staten subsidiëren de groene industrie om de transitie te versnellen.
Ook onze afhankelijkheid van grondstoffen zet aan tot anders denken. Want in een wereld met verschuivende geopolitieke verhoudingen groeit het besef dat landen met grondstoffen alleen onze handelspartner blijven als daarmee ook hun eigen bevolking profiteert. In de kern betekent dat dat ze hun eigen industrie en landbouw kunnen beschermen.
Nederland staat in een spagaat. Aan de ene kant houdt het vast aan het vrijhandelsregime van de Wereldhandelorganisatie, dat handel boven alles stelt. Aan de andere kant groeien de Nederlandse zorgen over het klimaat en mensenrechtenschendingen en is er een grote behoefte aan een groene transitie in de landbouw en de industrie. Een omslag die staatsingrijpen noodzakelijk maakt.