Politieke daad
Meer bricolage betekent een actievere rol van individuen en daarmee een sterkere vertegenwoordiging van intrinsieke, affectieve waarden in het economisch verkeer. Ingenieurs bevinden zich in de formele economie van mijnbouwers en fabrikanten; bricoleurs zitten vaak middenin de (stedelijke) samenleving, maar economisch gezien juist meer in de rafelranden. Ze repareren afgedankte spullen of knutselen er geheel nieuwe dingen van.
En er zit groei in deze economische rafelranden. De activiteit in het informele circuit, waar mensen delen, ruilen en uitwisselen, neemt toe. Dit gebeurt deels noodgedwongen, door de werk- en inkomstenonzekerheid, en deels is het de tijdgeest van duurzaamheid, hergebruik en ‘doe-het-zelven’ – intrinsieke motivaties. Een voordeel van het heden daarbij is de beschikbaarheid van online kennis en connecties. Veel meer dan vroeger kun je je kansen tegenwoordig bij elkaar communiceren en op die manier de eindjes aan elkaar knopen.
Er zijn voorbeelden genoeg. In Nederland kennen we Marktplaats (ontstaan in de vrije tijd van een kringloopwinkel-medewerker) en het leenplatform Peerby. In Toronto (Canada) rapporteert men oogstbare materialen op de site Trashswag.com, wat resulteert in een praktisch overzicht van waar er deuren, pallets, meubels en tegels voor het oprapen en circuleren liggen. En tegen de stroom van irreparabele consumentenelektronica in is het in Nederland geboren Repair Café internationaal aangeslagen. In een Repair Café kunnen buurtbewoners op gezette tijden naar defecte apparatuur en andere spullen laten kijken door handige vrijwilligers.
Deze en andere maak- en deelplatforms zijn niet alleen van praktisch nut: ze behelzen ook een politieke daad. Initiatieven zoals het Repair Café zijn een poging om zeggenschap terug te winnen in een wereld waarin de productie van kennis, goederen en voedsel steeds verder wordt geprivatiseerd en het gebruik van producten door een bedrijf wordt gedicteerd. Je kan maar beter ‘open’ materialen hebben liggen waarvan de mogelijkheden nog legio zijn, dan ‘gesloten’ consumptieartikelen die met hun gedachten al in de prullenbak zitten. Wat dat betreft ligt bricolage in het verlengde van de beweging der hackers (Helling zomer 2015). De functionaliteit van producten moet toegankelijk zijn, en desnoods wederrechtelijk toegankelijk worden gemaakt. Of, zoals verwoord in het Self-repair manifesto van reparatie-wiki iFixit.com: If you can’t open it, you don’t own it.
Straatjutters
Maar kun je wel op bouwen op bricoleurs? Als het bovenstaande onbeduidend klinkt, of al te oneconomisch, loont het om de rollen, houdingen en activiteiten iets wetenschappelijker te bekijken. Architect Jan Jongert (Helling winter 2013) en onderzoekers Gijsbert Korevaar en Nels Nelson bestuderen hoe materiaal- en energiestromen efficiënter en geraffineerder kunnen worden aangewend, en door wie. Zij destilleerden uit het groeiende en divergerende veld van circulaire doeners en bedrijfjes het concept van de cyclifier, een nieuwe spilfunctie in de circulaire economie. Cyclifiers zijn 'actoren die de stedelijke stofwisseling verbeteren, sturen of aanleggen. Ze doen dat op zo'n manier dat het systeem meer onderling verweven wordt en het milieu minder wordt belast' (eigen vertaling).
De auteurs analyseerden de kenmerken en prestaties van vijftien uiteenlopende gevallen in binnen- en buitenland, sommige passend in een schuur of ter grootte van een plein, andere inhakend op grote materiaalstromen in en rondom de stad. Bij nadere bestudering bleek de bijdrage van cyclifiers te kunnen worden samengevat als: het in de stedelijke omloop houden van grondstoffen en/of het in stand houden of verhogen van materiaalkwaliteit. In een economie waarin grondstoffen in feite maar een korte stedelijke tussenstop hebben als consumptieartikel en de gangbare recyclingkanalen vaak niet meer doen dan massaal verpulveren, verbranden en enkel de meest waardevolle grondstoffen weer terugwinnen, is dat een kei van een bijdrage.
Hoewel de casussen van Jongert e.a. vaak heel contextspecifiek en soms best ingewikkeld zijn, is het concept zelf volledig schaalbaar en kan ook het individu tot actie aanzetten. Straatjutters en deelnemers aan online marktplaatsen zijn een soort cyclifiers. Een kringloopwinkel zou een cyclifier kunnen zijn. Ook de Voedselbank is een cyclifier: restpartijen eten worden herverdeeld onder de minima. Op cyclifier.org is inmiddels een baaierd aan inspirerende voorbeelden verzameld, waaronder zelfvoorzienende woonwijken, lokaal hergebruik van warmte en bouwwerken met geredde grondstoffen.
Knutselenderwijs
De mondiale grondstoffenschaarste en milieuaantasting vragen om een ‘economische’ en verantwoordelijke grondstoffenpolitiek. Grote bedrijven hebben de mogelijkheid om nauwgezet hun grondstoffenverbruik en milieu-impact te monitoren en te verbeteren. Waar ze toch het milieu belasten door natuurlijke hulpbronnen af te tappen of afvalstoffen uit te stoten, zouden ze gedetailleerde milieuheffingen opgelegd kunnen krijgen (zie het interview met Femke Groothuis in dit nummer). Grote bedrijven begrijpen de taal van het economisme en vragen de overheid zelfs nadrukkelijk om met groene wetgeving te komen.
Maar de overslag van een kwantitatieve naar een kwalitatieve economie is daarmee niet gemaakt. Daarvoor is een affectieve en persoonlijke relatie met grondstoffen en materialen nodig, die vooral op het niveau van schuren, steden en gemeenschappen ontstaat. Daar is ruimte voor een dynamiek waarin de lokale beschikbaarheid van hernieuwbare grondstoffen de kansen en beperkingen schept voor een duurzame economie. Schaarste en overvloed niet als antoniemen, maar als verwanten. Knutselenderwijs aan de slag, en terreinwinst op het onbezielde economisme.