Zonder led-lampen ben je een dief van je eigen portemonnee, weten inmiddels de meeste mensen. Toch is het nog maar drie jaar geleden dat er grote ophef ontstond over het verbod op de gloeilamp. Het vertrouwde peertje verdween van de Europese markt als gevolg van de ecodesignrichtlijn. Die wet stelt minimumeisen aan elektrische en elektronische producten, met de nadruk op energiezuinigheid. Aan deze eisen kan de gloeilamp niet voldoen, omdat zij amper tien procent van de verbruikte stroom omzet in licht.

Energieslurpers

Sinds de gloeilampenrel is de ecodesignrichtlijn een van de meest verguisde Europese wetten gebleven. Tijdens de Europese verkiezingscampagne hekelden de christen- en sociaaldemocratische Spitzenkandidaten, Juncker en Schulz, de richtlijn als voorbeeld van doorgeschoten Europese bemoeizucht. Kort voor zijn benoeming tot eurocommissaris maakte Frans Timmermans de limiet voor het stroomverbruik van stofzuigers belachelijk: "Zitten we daar op te wachten? Ik denk het niet. Moet Europa dat doen? Ik denk het niet."

Een populistisch standpunt, want de stofzuiger illustreert juist het nut van ecodesign. Tot voor kort wedijverden fabrikanten door het hoge wattage van hun stofzuigers aan te prijzen. Consumenten werden misleid – wattage zegt niets over zuigkracht – en aangezet tot de aanschaf van energieslurpers.

Door het stroomverbruik van stofzuigers aan banden te leggen, maakt de ecodesignrichtlijn vier elektriciteitscentrales overbodig. De richtlijn verplicht fabrikanten ook tot openheid over eigenschappen die er wel toe doen: schoonmaakprestaties, energiezuinigheid en levensduur. Het is logisch dat de Europese Unie dit soort voorschriften opstelt, want producten zoals stofzuigers circuleren vrijelijk op de Europese markt. De ecodesign-aanpak werd dan ook tot driemaal toe goedgekeurd door zowel het Europees Parlement als de nationale regeringen.

Dankzij de voorschriften voor lampen, stofzuigers en andere apparaten zal de EU in 2020 acht procent minder energie verbruiken. Europese consumenten en bedrijven besparen dan 110 miljard euro op hun energierekening. Europa kan de import van Russisch gas halveren, en wordt daarmee minder kwetsbaar voor Poetins verdeel-en-heerspolitiek. De ecodesignrichtlijn, kortom, is een van de succesvolste Europese wetten ooit.

De kritiek van Juncker, Schulz en Timmermans bewijst hoezeer deregulering in Brussel een doel op zich dreigt te worden, waarvoor andere doelen zoals milieubehoud, consumenten-bescherming en geopolitieke veiligheid moeten wijken. Wie deze doelen uit het EU-verdrag wel serieus neemt, moet juist voor uitbreiding van de ecodesignrichtlijn pleiten. Niet alleen energieverspilling, maar ook verspilling van grondstoffen vraagt om een Europese aanpak.

Deregulering

Onze huidige economie is een wegwerpeconomie. We halen grondstoffen uit de aarde en de natuur om producten te maken. Die producten worden (te snel) weer afgedankt en als afval gestort of verbrand. De grondstoffen gaan verloren in het milieu. Ze vervuilen de bodem, het water en de lucht. Dit lineaire economische model is niet houdbaar. Als we toekomstige generaties een leefbare aarde met voldoende grondstoffen willen nalaten, moeten we overgaan naar een ander model: de circulaire economie. In zo’n economie wordt afval niet gedumpt, maar opnieuw gebruikt als grondstof. Kringlopen worden gesloten, vervuiling voorkomen.

Een circulaire economie vraagt om een revolutie in het ontwerp van producten. Die moeten lang meegaan, makkelijk te repareren zijn, vrij zijn van giftige stoffen en volledig recyclebaar. Tachtig procent van de milieu-impact van een product wordt bepaald in de ontwerpfase. De ecodesignrichtlijn – de naam zegt het al – kan dan ook een belangrijk instrument zijn om de verspilling van natuurlijke hulpbronnen terug te dringen.

“ Tachtig procent van de milieu-impact van een product wordt bepaald in de ontwerpfase ”

Na een jarenlang gevecht lag er vorig jaar in Brussel eindelijk een pakket wetsvoorstellen op tafel voor een circulaire economie, inclusief het voorzichtige voornemen om de ecodesignvoorschriften aan te scherpen. Maar de voorstellen kwamen niet ver. Er trad een nieuwe Europese Commissie aan, voorgezeten door Juncker, die van ‘minder regels’ haar paradepaardje maakte.

In december werd duidelijk dat Juncker en zijn rechterhand Frans Timmermans vooral regels voor een duurzamer en socialer Europa overbodig vonden. Op hun schraplijst stond ook het wetgevingspakket voor een circulaire economie. Dat leidde tot een golf van protest van maatschappelijke organisaties, het Europees Parlement en zelfs de Raad van milieuministers.

Timmermans beloofde daarop om eind 2015 met een beter voorstel te komen. Daarvoor moest hij een retorische draai maken. Waar de Commissie eerst betoogde dat "overeenstemming over een circulaire economie niet haalbaar was", werd Timmermans’ argument nu dat het bestaande voorstel "niet ambitieus genoeg" was. De cirkel moest "rond gemaakt worden".

Crisistijd

Het pakket van de vorige Commissie bevatte een reeks concrete maatregelen en doelen, zoals een verbod op het storten van afval vanaf 2025, zeventig procent recycling van huishoudelijk afval in 2030 en dertig procent minder verbruik van ruwe grondstoffen in 2030. De plannen waren onderbouwd met onderzoek: ze zouden leiden tot minder afhankelijkheid van grondstoffenexporterende landen en een kleinere ecologische voetafdruk.

Had Timmermans gelijk toen hij beweerde dat het pakket circulaire economie van zijn voorgangers niet rond genoeg was? Jazeker, dat was ook de kritiek van GroenLinks en de Europese Groenen toen het plan werd ingediend. De nadruk lag meer op afvalzijde dan op de productzijde van de kringloop. Willen we de 503 kg afval die de gemiddelde Europeaan per jaar produceert verminderen én onze grondstoffenafhankelijkheid terugdringen, dan moeten we niet alleen meer recyclen, maar ook fors inzetten op een slimmer ontwerp van producten. Het pakket had echter in het wetgevingsproces verbeterd kunnen worden. De intrekking betekent onnodig oponthoud terwijl de Europese economie schreeuwt om nieuwe impulsen.

Een sociaaldemocraat als Timmermans had moeten beseffen hoe belangrijk een efficiëntere omgang met grondstoffen is in tijden van crisis. De twee grootste kostenposten voor de industrie zijn arbeid en grondstoffen. Veel bedrijven proberen hun kosten te verlagen door met minder werknemers dezelfde omzet te halen. Deze verhoging van de arbeidsproductiviteit gaat ten koste van de werkgelegenheid, zeker in crisistijd, wanneer weinig nieuwe banen ontstaan elders in de economie.

Als Europese wetgeving bedrijven ertoe noodzaakt om efficiënter om te gaan met grondstoffen, verlagen zij hun kosten zonder banen te hoeven schrappen. Er ontstaan zelfs nieuwe banen, omdat reparatie en recycling arbeidsintensief zijn. De cijfers van de vorige Commissie spreken voor zich: het pakket circulaire economie zou 600 miljard besparingen voor het Europese bedrijfsleven opleveren en 180 duizend extra banen.

“ Timmermans zal triomfantelijk roepen dat de cirkel rond is, maar dat is dan louter een kringeltje op papier ”

Het lijkt er nu op dat Timmermans tegen wil en dank met een ambitieuzer voorstel moet komen. Maar wanneer is een voorstel ambitieuzer? Stel dat het nieuwe plan warme woorden wijdt aan een ‘circulair’ productontwerp en het bedrijfsleven probeert te verleiden met pilot projects en subsidies, maar tegelijk het verbod op afvalstort afzwakt tot een inspanningsverplichting, omdat dat beter past in het dereguleringsvertoog?

Timmermans zal triomfantelijk roepen dat de cirkel rond is, maar dat is dan louter een kringeltje op papier. Onwillige overheden en bedrijven kunnen grondstoffen blijven verspillen. De voorlopers van de circulaire economie zien hun business case niet verbeteren. Pas als Europa een zuinig gebruik van grondstoffen voor alle producenten verplicht stelt en aan het storten en verbranden van afval paal en perk stelt, worden circulair ontwerp en recycling voor alle sectoren de meest profijtelijke optie.

Repareerbaarheid

Inmiddels heeft het Europarlement de lat hoog gelegd voor Timmermans. In juli nam het een resolutie aan die om een volledig duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen in 2050 vraagt. Dat is een stevige ambitie. Water, lucht, land, grondstoffen en biodiversiteit, het zijn allemaal natuurlijke hulpbronnen. Om tot een werkbare uitbreiding van de ecodesignrichtlijn te komen zullen we prioriteiten moeten stellen.

Daartoe moet in elk geval een aantal abiotische grondstoffen behoren. Dit zijn grondstoffen die niet hernieuwbaar zijn, zoals metalen. Door in hoog tempo de rijkste ertsen te winnen benadelen we toekomstige generaties. De winning vergt veel land, water en energie, veroorzaakt vervuiling en gaat vaak gepaard met mensenrechtenschendingen, zoals in het geval van conflictmetalen. Bovendien vormt de Europese afhankelijkheid van import een economisch en geopolitiek risico. De leveranciers zijn niet altijd betrouwbaar. Zo zijn er zeventien zeldzame metalen die onontbeerlijk zijn voor elektronica en groene energietechnologie, waarvan China 97 procent van de wereldwijde productie in handen heeft.

We besparen grondstoffen als producten langer meegaan en beter gerepareerd kunnen worden. Daarom dient de ecodesignrichtlijn eisen te gaan stellen aan de levensduur en repareerbaarheid van producten. Consumenten moeten een langere garantietermijn krijgen, reserveonderdelen en updates voor software moeten langer beschikbaar blijven en er moet openheid komen over de wijze waarop een product kan worden gerepareerd. De verwerpelijke praktijk van geplande veroudering - producten bewust met een beperkte levensduur ontwerpen – wordt zo beëindigd.

Producten moeten gemakkelijker hergebruikt kunnen worden en beter recyclebaar zijn. Dit levert enorme milieuvoordelen op. De winning van goud uit elektronisch afval veroorzaakt bijvoorbeeld tachtig procent minder CO2-uitstoot dan het onttrekken van goud aan erts. Bovendien raken de winbare voorraden gouderts nog deze eeuw uitgeput als we in het huidige tempo blijven delven.

Producten moeten daarom zo ontworpen worden dat de waardevolle materialen er gemakkelijk uitgehaald kunnen worden. Van elk product moet bekend zijn welke materialen het bevat en hoe ze teruggewonnen kunnen worden. Een grondstoffenpaspoort biedt daarbij uitkomst.

Schaars en giftig

Van schaarse grondstoffen moeten we minder gebruiken. Dit kan door eisen te stellen aan de hoeveelheid en het soort grondstoffen in een bepaald product. Er valt veel voor te zeggen om het gebruik van antimoon, een metaal dat nog eerder op dreigt te raken dan goud, niet langer toe te staan in wapens en kogels. De toepassing van antimoon in geavanceerde batterijen voor de opslag van zonnestroom is beter verdedigbaar: met de overgang naar schone energie bewijzen we onze nakomelingen een dienst. Wettelijke beperkingen aan het gebruik van schaarse metalen stimuleren de zoektocht naar alternatieve, minder schaarse materialen.

We ontkomen echter niet aan algemene reductiedoelstellingen voor schaarse metalen, buiten de ecodesignrichtlijn om. Een slimmer ontwerp van producten garandeert immers nog niet dat de absolute vraag naar grondstoffen daalt.

Het gebruik van giftige grondstoffen moet zoveel mogelijk worden uitgebannen. Die staan recycling vaak in de weg, belasten het milieu en schaden de volksgezondheid. De ecodesignrichtlijn kan het gebruik van bepaalde stoffen in specifieke producten verbieden. Daarnaast moet de overkoepelende wetgeving voor chemicaliën worden aangescherpt.

Politieke keuzes

Uitbreiding van de ecodesignrichtlijn volstaat dus niet om de productzijde van de circulaire economie volledig af te dekken. Er moeten bovendien praktische hindernissen overwonnen worden. De ecodesignrichtlijn is zeer succesvol in het stimuleren van energie-efficiëntie. Het is een stuk ingewikkelder om dit succes te evenaren op het vlak van grondstoffenefficiëntie. Het gaat immers om een heel scala aan grondstoffen.

Daar zal een rangorde in moeten worden aangebracht. De schaarste van grondstoffen dient te worden meegewogen, maar ook hun milieu-impact. Dat vereist weer een groot aantal indicatoren, variërend van het beslag op land, water en energie bij de winning van grondstoffen tot de belasting die zij vormen voor ecosystemen als zij verloren gaan in de afvalfase. Dat vergt veel rekenwerk, maar ook politieke keuzes.

 Er is echter meer dan voldoende informatie beschikbaar om aan de circulaire economie te gaan werken met behulp de ecodesignrichtlijn. Gaandeweg kunnen we het project bijschaven en uitbreiden. Nu is het aan Timmermans en zijn collega-commissarissen om over hun dereguleringsdogma heen te stappen en met robuuste voorstellen te komen.

    Literatuur

    • European Environmental Bureau & Ökopol, Delivering Resource-Efficient Products – how Ecodesign can drive a circular economy in Europe, maart 2015.
    • Tomas Vanheste, ‘Schrapt Brussel eens regels, zijn het milieu én de economie de klos ’, De Correspondent, 30 januari 2015.