Alle levensvormen op aarde hebben fosfaat nodig. Mensen, dieren en planten kunnen niet overleven zonder fosfaat. Ons lichaam heeft het nodig voor de groei, ontwikkeling en reproductie van cellen, voor de energieoverdracht tussen cellen en voor de stevigheid van onze botten en tanden. Fosfaat is ook de basis voor kunstmest. Daarmee is het een onvervangbare grondstof voor de productie van voedsel. Zonder fosfaat is er geen kunstmest, en zonder kunstmest is er onvoldoende voedsel om de groeiende wereldbevolking te voeden. Helaas is fosfaat net als olie en aardgas een eindige grondstof. De bestaande fosfaatmijnen raken uitgeput.
Onmisbaar
Van het gewonnen fosfaaterts wordt tachtig procent gebruikt voor de productie van kunstmest, twaalf procent voor wasmiddelen, vijf procent voor krachtvoer en drie procent voor overige toepassingen. Verreweg het grootste deel gaat dus naar kunstmest, dat onmisbaar is voor de moderne landbouw. De Groene Revolutie, vanaf de jaren veertig van de vorige eeuw, heeft ervoor gezorgd dat we tegenwoordig tien keer zoveel graan kunnen oogsten op hetzelfde stuk landbouwgrond als daarvoor.
De productie van graan is sindsdien bijna verviervoudigd. Maar ook de omvang van de wereldbevolking is explosief gestegen en blijft verder stijgen. In 2050 zullen er zo’n negen miljard mensen leven op aarde. Die zullen, mede door de stijgende vraag naar vlees, tweemaal zoveel calorieën nodig hebben als in 2012. Voeg daarbij de vraag naar biobrandstoffen en een enorme behoefte aan fosfaat voor de productie van kunstmest en krachtvoer tekent zich af.
Maar hoeveel fosfaat hebben we dan eigenlijk nog? En hoe lang gaat dat nog mee? De schattingen van de wereldvoorraad aan fosfaat die eenvoudig winbaar is lopen uiteen van 3.600 tot 8.000 miljoen ton. Jaarlijks wordt er ongeveer 40 miljoen ton fosfaat gewonnen uit de mijnen. Een simpele deelsom leert dan dat we nog fosfaat hebben voor ongeveer negentig tot tweehonderd jaar.
Schommelingen
Er is echter nog veel discussie over het beschikbare fosfaat op aarde. In 2008 zorgde de Australische wetenschapster Dana Cordell voor internationale commotie door Peak Phosphorus te voorspellen: tussen 2030 en 2035 zou de fosfaatproductie haar piek bereiken om vervolgens te dalen, in weerwil van een stijgende vraag. Inmiddels is duidelijk geworden dat niemand precies weet hoeveel fosfaat er nog in de grond zit. We moeten het doen met de schatting dat binnen enkele generaties de limiet bereikt zal zijn. Daarbij hoort een kanttekening: het is goed mogelijk dat er nieuwe voorraden worden gevonden wanneer de nood hoog is. Bij een grote vraag schiet de prijs van fosfaat omhoog en wordt het rendabel om fosfaaterts te winnen dat moeilijk toegankelijk is en van lagere kwaliteit.
Van groter belang dan het schaarstepersperspectief zijn de risico’s van prijsschommelingen en van onze geopolitieke afhankelijkheid van een beperkte groep fosfaatleveranciers. De prijzen van fosfaaterts zijn instabiel. In 2008 is de prijs voor een ton fosfaaterts bijvoorbeeld verzevenvoudigd van 50 naar 350 dollar. Na deze piek is de prijs teruggevallen naar honderd dollar, weer verdubbeld naar 200 en vervolgens gedaald naar het huidige niveau van 115 dollar.
Dit is problematisch voor landen die afhankelijk zijn van import, zoals de lidstaten van de Europese Unie en veel ontwikkelingslanden. Arme landen betalen nu al relatief hoge prijzen voor kunstmest. Kleinschalige boerenbedrijven die gebruik maken van fosfaatkunstmest zijn extra gevoelig voor schommelingen in de prijs: een kleine stijging heeft relatief veel impact. Daarbij komt dat schokken in de fosfaatprijs moeilijk kunnen worden geabsorbeerd door de mijnbouw. Het openen van nieuwe fosfaatmijnen is risicovol, vergt grote investeringen en kost jaren.
Betwist gebied
De beschikbaarheid van fosfaat komt ook in het gedrang door het feit dat de fosfaatmijnen geconcentreerd zijn in slechts een handvol landen. China, de Verenigde Staten en Marokko verzorgen twee derde van de wereldwijde fosfaatproductie. Noord-Afrika en het Midden-Oosten nemen tachtig procent van de mondiale export voor hun rekening, terwijl China en de Verenigde Staten het gewonnen fosfaat voornamelijk houden voor eigen gebruik. Dat betekent dat de leveringszekerheid van importerende landen allerminst gegarandeerd is.