Daarmee zijn mensen niet alleen verzekerd van een inkomen, maar kan sociale uitsluiting worden voorkomen: mensen blijven meedoen. Experimenten in Stockholm laten zien dat basisbanen geen nieuwe vorm van sociale werkvoorziening zijn.
Basisbanen zijn volwaardige banen en werknemers krijgen coaching, scholing en begeleiding. In aanmerking komen functies als buurt- of schoolconciërge, administratieve ondersteuning en wijkbeheer.
Onderzoek naar de mogelijkheden voor basisbanen in Amsterdam, Groningen en Assen laat tevens zien dat de basisbaan haalbaar en financierbaar is. Naast de uitkeringsgelden brengen basisbanen weliswaar extra kosten met zich mee, maar die zijn te overzien en basisbanen leveren ook (maatschappelijke) meerwaarde, zoals onderzoekers Joan Muysken en Ben Dankbaar aantoonden (zie het dossier Arbeidsmarkt in de Helling, herfst 2019).
Emeritus hoogleraar economie Alfred Kleinknecht becijferde een benodigde én haalbare investering van 10.000 euro per basisbaan. De basisbaan is vooral een politieke, geen financiële keuze. Uit kosten-batenanalyses blijkt dat bijstandsgerechtigden enthousiast zijn over basisbanen en dat deze bijdragen aan betere kwaliteit van leven. De basisbaan gaat uit van een overheid die burgers actief ondersteunt. Gestart zou kunnen worden met verschillende experimenten per gemeente om te leren welke vormen van basisbanen het beste passen, met wat voor werkzaamheden en voor welke groepen.
Een recht op werk staat haaks op de bestaande praktijk van minimale scholing en begeleiding voor werkenden en is een breuk met het denken over een sociale zekerheid die vooral gericht is op inkomensbescherming. Ook staat de basisbaan haaks op de voorstellen voor een individueel basisinkomen. Zinvol werk - en daarmee een gegarandeerd inkomen - geeft meer kans op sociale inclusie dan bijvoorbeeld een individueel basisinkomen, en is daarmee de te verkiezen optie boven het basisinkomen.
Bouwsteen 2: Verplichte basisverzekeringen voor alle werkenden
Alle werkenden moeten in dezelfde mate worden beschermd. De situatie op de huidige arbeidsmarkt laat zien hoe groot de verschillen op dat gebied zijn geworden. Van de meer dan 1,2 miljoen zelfstandigen heeft ongeveer 20 procent een regeling of verzekering die hen beschermt tegen de financiële gevolgen van arbeidsongeschiktheid.
Een enkeling heeft regelingen voor ziekte of neemt deel aan een zogeheten broodfonds, dat slechts tijdelijk ondersteuning biedt bij tegenslag. Aparte regelingen voor pensioen, een buffer voor slechte tijden: de goedbetaalde interim consultant heeft eigen voorzieningen maar voor het merendeel van de zelfstandigen is dat niet het geval.
Het argument dat dit een eigen keuze betreft, is slechts op een klein deel van de zzp'ers van toepassing. Voor velen is een aparte verzekering bij een commerciële verzekeraar simpelweg te duur en is van een keuze dus geen sprake; 40 procent van de zzp’ers verdient minder dan 16.000 euro per jaar. Veel zzp’ers zijn ook niet zozeer ondernemers, maar eerder professionals voor wie het zzp-schap een manier is om zelf meer invulling aan hun werk te kunnen geven of om werk en privé beter te combineren.
Daarnaast zijn er veel ‘gedwongen’ zelfstandigen. Ongeveer 23 procent van alle startende ‘ondernemers’ doet dat vanuit negatieve motieven, aldus de Zelfstandigen Enquête Arbeid: omdat zij hun baan in loondienst zijn kwijtgeraakt en sollicitatiepogingen op niets uitliepen, of omdat hun werkgever van alle mensen in loondienst zzp’ers besloot te maken, zoals maaltijdbezorger Deliveroo deed in 2017. In de praktijk zijn veel zelfstandigen ook een stuk goedkoper voor werkgevers.