De voedingsstoffen worden gewonnen uit rioolwater en andere organische reststromen in de stad. Soms wordt de groenteteelt gecombineerd met viskweek. Verticale stadslandbouw is zuinig met ruimte en sluit kringlopen op lokaal niveau.
De Nederlandse landbouw is in 2050 meer divers dan ooit, want ook zeewier- en algenteelt dragen bij aan onze voedselvoorziening, net als voedselbossen. In veenweidegebieden is het waterpeil verhoogd om de veenoxidatie, die bodemdaling en CO2-uitstoot veroorzaakt, tegen te gaan. Op een deel van de veenweiden vindt nu ‘natte landbouw’ plaats, met gewassen en dieren die gedijen op een natte ondergrond, zoals lisdodde en blaarkoprunderen. Tussen open weiden bevinden zich weidevogelreservaten, waar de grutto gedijt. Een ander deel van de veenweiden is moerasnatuur geworden, waar het veen weer aangroeit en zo CO2 opslaat.
Overheden bevorderen de veredeling en teelt van een grote verscheidenheid aan gewassen. De veredeling richt zich op de ontwikkeling van rassen die minder gevoelig zijn voor ziekten en plagen, efficiënter omgaan met stikstof, meer koolstof vastleggen in de bodem en zich beter laten bestuiven door insecten. Zo vergroten we de veerkracht van ons voedselsysteem.
Die veerkracht is nodig nu we in het Antropoceen leven, het tijdperk waarin de (westerse) mens de grootste aanjager van veranderingen in de staat van de aarde is geworden. Klimaatverandering vergroot het risico van wateroverlast, hagelbuien, droogte, verzilting en plagen – stuk voor stuk bedreigingen voor de oogst.
Vrijwel elke vorm van boeren biedt mogelijkheden tot deelname van burgers en buitenlui. Sommige bedrijven zijn zorgboerderijen, andere geven stedelingen de kans om zich te abonneren op voedsel dat rechtstreeks van de boer komt, mee te werken op het land of een aandeel te kopen. Zo nemen boeren en consumenten samen verantwoordelijkheid voor een duurzame voedselvoorziening.
Korte ketens tussen boerderij en bord dragen bij aan het sluiten van kringlopen op lokaal en regionaal niveau. Ze helpen boeren aan een beter inkomen en consumenten aan een rijkere eetervaring – het verhaal achter ons voedsel maakt daar immers deel van uit.
Buurttuinen en wormenhotels
Steeds meer landbouwgrond, zoals stadsakkers en voedselbossen, wordt als commons beheerd, als gemeengoed van groepen burgers voor wie niet de winst voorop staat, maar de wens om samen gezond voedsel te verbouwen met zo min mogelijk schade voor milieu en natuur. Bij de overheid heeft dit soort coöperaties een streepje voor, omdat intrinsieke motivatie meer bijdraagt aan duurzame landbouw dan welke prijsprikkel ook.
Dat geldt ook voor buurttuinen en wormenhotels, die sociale verbondenheid scheppen. Schooltuinen, tenslotte, zijn terug van nooit weggeweest; zij leren de door technologie omringde kids van 2050 over de natuurlijke kringlopen waarvan onze voedselvoorziening afhankelijk is.
Door veel minder vlees te eten, veel minder vee te houden, geen veevoer meer te verbouwen en meer voedsel in de stad te produceren, hebben we ruimte gewonnen voor wilde natuur en bossen. Nieuwe natuurgebieden, zoals het Oostvaarderswold tussen de Veluwe en de Oostvaardersplassen, dragen bij aan een robuust natuurnetwerk, met voldoende leefgebied voor grote grazers en voor roofdieren zoals de visarend en de wolf.
De omschakeling naar natuurinclusieve landbouw biedt extra vluchtroutes voor planten- en diersoorten die een nieuwe habitat moeten zoeken als gevolg van klimaatverandering.
Uitwerpselen
We zijn in 2050 zuinig op de nutriënten, zoals fosfaat, die onmisbaar zijn voor het leven op aarde – zowel voor mensen, dieren als gewassen. Het verspillen van fosfaat, bijvoorbeeld door overbemesting, schaadt de natuur en de voedselzekerheid van toekomstige generaties. De winbare voorraad fosfaat in de aardkorst, die we – in de vorm van kunstmest – massaal hebben aangesproken om de fosfaatverliezen in de voedselketen te compenseren, gaat nog hooguit een paar honderd jaar mee.
We consumeren niet langer veel meer fosfaat dan ons lichaam nodig heeft, dankzij een plantaardiger menu. De krimp van de veestapel en precisiebemesting dragen bij aan een snelle daling van het fosfaatoverschot in de Nederlandse bodem. Een waardevolle bron van fosfaat en andere nutriënten vormt het organisch ‘afval’ van huishoudens en bedrijven: niet alleen ons gft, dat als compost terugkeert naar de landbouw, maar ook onze uitwerpselen.
Waterschappen winnen fosfaat, stikstof en kalium, maar ook micronutriënten zoals zink en molybdeen, terug uit rioolzuiveringsslib en rioolwater. In nieuwbouwwijken wordt ‘nieuwe sanitatie’ toegepast: dankzij onder meer vacuümtoiletten kunnen de grondstoffen en energie in ons organisch afval efficiënt worden teruggewonnen, binnen de wijk.
Gezuiverd van schadelijke chemicaliën en ziektekiemen, vinden de nutriënten uit onze uitwerpselen hun weg terug naar de voedselketen. De gerecyclede meststoffen die we in Nederland niet nodig hebben, exporteren we naar landen met een tekort aan fosfaat in de bodem. Zo sluiten we kringlopen op mondiaal niveau.
In de EU, die al sinds 2014 toewerkt naar een circulaire economie, is de vraag naar gerecyclede meststoffen groot. De invoering van een Europese belasting op de winning en import van primaire grondstoffen, zoals fosfaat uit de mijnbouw, gaf een impuls aan recycling.
Ook de mondiale vraag naar gerecyclede grondstoffen stijgt anno 2050, nu de Verenigde Naties hebben besloten tot quotering van de winning van geologisch schaarse metalen (zoals molybdeen en zink) en fosfaat, opdat deze ertsen beschikbaar blijven voor toekomstige generaties.
De massale vraag naar biomassa als groene brandstof leidde in de jaren 20 van deze eeuw tot een zorgwekkende stijging van de voedselprijzen. De armen in de steden van ontwikkelingslanden betaalden hiervoor de prijs. Sindsdien gelden er, met name in de EU, strenge eisen voor het gebruik van biomassa. Geen enkel voedselgewas mag nog in de tank van voertuigen belanden.
Het gebruik van oogstresten en snoeihout mag niet ten koste gaan van de bodemvruchtbaarheid. Buiten de landbouw wordt biomassa – van hout en gewasresten tot zeewier en algen – allereerst als grondstof ingezet, en pas als brandstof benut als de mogelijkheden tot hergebruik en recycling zijn uitgeput. Denk daarbij aan chemisch verontreinigd sloophout of rioolwaterzuiveringsslib dat te veel medicijnresten bevat.
Een ‘cascade’ – trapsgewijs proces – voor biomassa bepaalt de voorkeursvolgorde van toepassingen. Behoud van bodemvruchtbaarheid en de productie van voedsel en medicijnen staan bovenaan in de cascade. Verbranding staat onderaan. Deze voorkeursvolgorde geldt ook bij bioraffinage: het uiteenrafelen van de componenten van biomassa. Bioraffinaderijen zijn in 2050 in staat om zelfs uit verbrande biomassa nog zuivere grondstoffen te winnen, zoals kalium en fosfaat uit hout- en slibas.
Bij verbranding, vergassing of vergisting van biomassa, aan het einde van de cascade, is niet alleen de terugwinning van nutriënten, maar ook de afvang van CO2 verplicht. Dit broeikasgas wordt opgeslagen onder de zeebodem. De opslag van CO2 uit biomassa is één van de technieken om tot negatieve emissies te komen: het verwijderen van koolstof uit de atmosfeer.
Gezond voedsel, korte ketens, gesloten kringlopen, een goede bodemkwaliteit, dierenwelzijn en meer biodiversiteit zijn anno 2050 belangrijke doelen van het ‘Gemeenschappelijk Landbouw- en Voedselbeleid’ van de Europese Unie. De wetgeving is daarop toegesneden; zo is een bodempaspoort verplicht voor elk landbouwperceel. Boeren worden beloond voor de diensten die zij de maatschappij leveren, zoals vergroting van biodiversiteit, landschapsonderhoud, waterberging en het vastleggen van koolstof in de bodem.