Toen ik een jaar of dertien was, belandde mijn vader op straat. Daarvoor had hij een eigen sieradenwinkel in de historische binnenstad van Maastricht, maar de omzet liep terug, de schulden stapelden zich op en hij ging failliet. Hij verloor niet alleen zijn winkel maar ook zijn appartementje erboven. In zijn dakloze periode sliep hij afwisselend op straat, in de uitpuilende slaapzalen van het Leger des Heils en heel af en toe bij vrienden of kennissen als die bijvoorbeeld een weekendje weg waren.
Het heersende idee is dat als mensen hun huis verliezen en op straat belanden, ze het er zelf wel naar gemaakt zullen hebben. Jarenlang is ons ingepeperd dat de kansen in Nederland voor het oprapen liggen. Succes is een keuze, en falen dus ook. Ook bij mij leefde dat gevoel van eigen schuld heel sterk. Als jonge tiener schaamde ik mij voor mijn dakloze vader. Ik hield het verborgen, sprak er met bijna niemand over. Ik ontweek bewust de plekken in de stad waar hij wel vaker rondhing om een toevallige ontmoeting te voorkomen. Ook mijn vader bleef stil over zijn benarde situatie. Ik vermoed dat hij veel schaamte, onbegrip en stigma ervoer.
Uiteindelijk bleef hij een jaar of twee dakloos. In die periode ging hij zich bemoeien met het opvangbeleid. Hij vond de drukke slaapzalen onacceptabel, hij kon er niet tot rust komen en voelde zich er onveilig. Hij pleitte voor een kleinschalige opvang met privékamers. Zijn actieve betrokkenheid leidde uiteindelijk tot een deels betaalde baan als cliëntenraadslid bij het Leger des Heils.
Pas toen hij dit werk had en begonnen was met het afbetalen van zijn schulden kwam hij in aanmerking voor een sociale woning. Het is een even exemplarisch als pijnlijk voorbeeld. Voor mijn vader was een dak boven zijn hoofd geen onwrikbaar recht maar iets wat hij moest zien te verdienen.
Het recht op een thuis
Het is de omgekeerde wereld. Het recht op behoorlijke huisvesting is namelijk opgenomen in de Nederlandse Grondwet en verankerd in bijvoorbeeld de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Dakloosheid is waarschijnlijk de meest grove schending van het recht op huisvesting. Het aantal dak- en thuisloze mensen is het afgelopen decennium grofweg verdubbeld. Maar het is uiteindelijk slechts één voorbeeld. ‘Wonen’ gaat namelijk om zo veel meer dan alleen een dak boven je hoofd. Het gaat om een betaalbare, passende, gezonde, zekere en veilige woonplek. Ik noem datt het recht op een thuis.
En dat recht op een thuis staat aan alle kanten onder druk. Zo zijn er steeds meer gezinnen die de huur alleen met de grootste moeite kunnen betalen. Als de huur bijna al je inkomen opeet, is er aan het eind van de maand geen geld meer voor fatsoenlijk avondeten. Het aantal jongeren dat noodgedwongen bij hun ouders blijft wonen is de afgelopen jaren gestaag toegenomen. Zij kunnen geen stappen in het leven zetten. Een groeiende groep huurders kampt met permanente onzekerheid sinds de grootschalige invoering van tijdelijke huurcontracten. Die onzekerheid is een grote bron van stress en angst. Het ondermijnt het mentale welzijn.
Mensen zitten opgesloten in ongezonde woningen. Woningen met ernstige schimmel, loden waterleidingen of een vervuilende fabriek in de achtertuin. Andere mensen zitten opgesloten in gewelddadige of toxische relaties. Er zijn nauwelijks betaalbare woningen die hen een uitweg bieden. En dan zijn er tot slot nog al die mensen die nét te veel huur betalen, nét te krap wonen of steeds weer overboden worden door kapitaalkrachtige beleggers. Al deze mensen zijn, weliswaar in verschillende gradaties, slachtoffer van dezelfde wooncrisis.
Kijk naar de woonpolitiek
De wooncrisis neemt zienderogen toe en verwoest mensenlevens. Toch lijken veel te veel mensen maar gelaten te accepteren dat een betaalbaar huis er niet in zit. “Het is nu eenmaal zo dat wonen duur is,” hoor ik dan. Het lijkt wel alsof we te maken hebben met een harde natuurwet.
In mijn nieuwe boek Uitgewoond laat ik het tegenovergestelde zien. De wooncrisis is geen natuurwet, en komt evenmin uit de lucht vallen. De wooncrisis is het gevolg van decennialang beleid en tot op het bot ideologisch.
Een hardnekkige mythe die ten grondslag ligt aan deze politiek is het idee dat kopen beter zou zijn dan huren. De obsessie met woningbezit vormt de basis voor allerlei beleid dat woningkopers onterecht bevoordeelt. Het heeft de huizenprijzen torenhoog opgedreven, en gezorgd voor een leger aan strategisch calculerende minikapitalisten die in woningen vooral verdienobjecten zien. Het is een politiek door en voor de bezittende klasse.
“ De wooncrisis neemt zienderogen toe en verwoest mensenlevens ”
Daartegenover staat de politieke aanval op de volkshuisvesting. Nederland beschikte voorheen over een grote sociale sector van goede kwaliteit. Een brede waaier aan mensen kon er terecht voor een betaalbare woning. Daar is korte metten mee gemaakt. Honderdduizenden sociale huurwoningen zijn verkocht, gesloopt of overgeheveld naar de dure vrije sector. Toegang tot de sociale huur is beperkt tot de allerlaagste inkomens met geen andere keuze, en de huren zijn verhoogd. Zo is het huren van een woning verworden tot een meedogenloze stoelendans. Het zorgt uiteindelijk voor dakloosheid en andere uitwassen.
Een nieuwe politiek?
De nieuwe Rutte-IV regering lijkt te erkennen dat de nood hoog is. Hugo de Jonge (CDA) is de nieuwe minister van Volkshuisvesting, een ministerspost die een paar jaar geleden nog werd afgeschaft. Hij benadrukt dat het een publieke taak is het recht op huisvesting te verwezenlijken. Daarnaast belooft het regeerakkoord te zorgen voor meer woningbouw en geeft het woningcorporaties meer (financiële) ruimte.
“ Het uitbannen van dakloosheid moet absolute topprioriteit zijn ”
Van een fundamentele omwenteling is echter nog allerminst sprake. Het blijft bij enkele tweaks aan het bestaande systeem. De onverdiende voordeeltjes voor woningbezitters blijven ongemoeid, net als het misverstand dat sociale huurwoningen alleen voor de laagste inkomens bedoeld zouden zijn.
Daar ligt dan ook een duidelijke taak voor progressieve politiek. Die politiek ontwikkelt een ambitieuze visie met het recht op een thuis als uitgangspunt. Het uitbannen van dakloosheid moet absolute topprioriteit zijn. Dat zal niet vanzelf gaan, maar vergt grootschalige investeringen in betaalbare volkshuisvesting.
Cody Hochstenbach (1989) is als stadsgeograaf verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. In 2019 ontving hij de prestigieuze NWO Veni-beurs om onderzoek te doen naar beleggers op de Nederlandse woningmarkt.
Uitgewoond. Waarom het hoog tijd is voor een nieuwe woonpolitiek is verschenen bij uitgeverij Das Mag en is nu verkrijgbaar bij de boekhandel.
Lees ook in deze Helling
Word vriend & ontvang de Helling
Altijd de nieuwste artikelen lezen? Als vriend van Wetenschappelijk Bureau GroenLinks ontvang je 4x per jaar de Helling per post. Ook heb je bij elke nieuwe editie direct toegang tot alle Helling-artikelen op onze website.
De Helling draagt bij aan verdieping en politieke visievorming binnen GroenLinks. Met jouw vriendschap steun je het werk van het tijdschrift en Wetenschappelijk Bureau GroenLinks.