Iedereen fundi. Iedereen realo.

In dit artikel focus ik op die uitdaging. Een hoogstpersoonlijke bijdrage is echter ruim onvoldoende. Een partijbreed toekomstkompas formuleren is noodzakelijk: samen bediscussiëren en formaliseren hoe GroenLinks in de politiek staat en wat dat voor Nederland kan betekenen. Anders dreigt het evaluatierapport één van de vele oerdegelijke werkstukken te worden in de partijgeschiedenis – en dat zijn er sinds de oprichting van GroenLinks ongetwijfeld al heel wat.  

Dat zou deze keer extra jammer zijn, omdat het rapport net de sleutelvraag voor groene politiek ook als dusdanig formuleert. Idealen verenigen met pragmatisme en spankracht verzoenen met slagkracht: het vormt dé uitdaging voor alle groene partijen. Overal en altijd. Ook buiten campagnetijd. Ook wanneer groene partijen wel meeregeren. Ook wanneer groene partijen sterke verkiezingsresultaten boeken.

Het concept “bestuurspartij met idealen” heeft een groot potentieel, maar zonder een gedeelde visie is er ook een groot risico aan verbonden: dat we nog meer evolueren naar partijen van enerzijds bestuurders en anderzijds idealisten, waar fundi’s steevast tegenover realo’s staan. Sinds de heroïsche discussies tussen die twee groepen in de schoot van de Duitse groenen in de jaren tachtig, zijn het gekende concepten in elke groene partij.  

Het pleidooi van dit stuk is om die breuklijn voor eeuwig en altijd achter ons te laten. Het is een spannend deel van onze geschiedenis, maar het mag ons toekomstig politiek handelen niet langer bepalen. Zie het achter ons laten van die breuklijn vooral als een collectieve opdracht, niet enkel als een to do voor de partijleider of parlementsleden. 

Een politieke partij heeft immers als geheel zowel een bestuurlijke als een politieke opdracht. Beide opdrachten zijn even relevant. Daarom: iedereen fundi, iedereen realo. Elke groene politicus, van burgemeester tot apptivist: voortaan fundi én realo.

Investeren in de fundamenten, momenten inbouwen van reflectie en vertraging, is geen zaak van het Wetenschappelijk Bureau alleen. Groene politiek is meer dan ritselen en regelen dus de stip op de horizon formuleren, de idealen, is ook een opdracht van wethouders en Tweede Kamerleden.  

Echter, als de bestuurlijke opdracht van GroenLinks, het snelle en vinnige pragmatisme, uiteindelijk, als het er echt op aankomt, enkel wordt opgepakt door een selecte groep beroepspolitici, gaan we die unieke combinatie ook nooit helemaal maken. Terwijl die unieke combinatie van idealen en pragmatisme juist onze grote troef en kracht kan zijn.  

Illustratie van huis met kaartenhuis als dak
Ilustratie: Arianne Faber

Niet jullie schuld

Vanuit België heb ik eerst en vooral geruststellend nieuws voor mijn Nederlandse collega’s. Het geworstel tussen idealen en pragmatisme is geen typisch Nederlands fenomeen. Het is niet jullie schuld. Het is niet enkel een uitdaging van, voor en bij GroenLinks. Het is niet verbonden aan deze of gene partijleider. De uitdaging was er trouwens ook al toen GroenLinks meer dan twintig zetels peilde, alleen was er toen minder aanleiding om het erover te hebben.

“ De zoektocht van de Nederlandse groenen is dezelfde zoektocht als die van de Belgische en Duitse groenen ”

De zoektocht van de Nederlandse groenen is dezelfde zoektocht als die van de Belgische en Duitse groenen, ondertussen allebei, in tegenstelling tot GroenLinks, wél lid van de nationale regering. In beide landen gebeurt dat evenwel met een zetelaantal dat fors kleiner is dan in de peilingen bij de start van de verkiezingscampagne. “Ik weet dat het een cliché is, maar blijkbaar geldt nog altijd: Keine Experimente”, aldus KU Leuven-politicoloog Steven Van Hecke over de Duitse uitslag in Knack 

Wat Arne Jungjohann in dit dossier (pag. 24-27) schrijft over de Duitse campagne, “The Green campaign did not have the format of a chancellor’s campaign”, geldt ook voor onze Groen-campagne van 2019. Een slordig klimaatplan betekende het begin van een bijzonder moeizame campagne, waarbij de sociaaleconomische verbreding van de partij ondergesneeuwd raakte. In de partijorganen en bij het kernelectoraat kon het klimaatplan op enthousiasme rekenen, maar in de zoektocht naar nieuwe kiezers (in het centrum) heeft het niet meteen geholpen.  

Dat brengt ons opnieuw bij de spanning tussen idealen en pragmatisme. De urgentie van de klimaatcrisis smeekt om stevige groene politiek, maar bij beleidsvoering en verkiezingscampagnes horen compromissen: compromissen met de programma’s van andere partijen, maar ook met de kiezers en hun veranderingsbereidheid. En die is vaak kleiner dan onze inhoudelijke ambitie. Dat staat op gespannen voet met het tempo opgedragen door de klimaatwetenschap.  

Het is niet het enige, waar we als groenen mee worstelen. We hebben inmiddels een zekere anciënniteit in het politiek systeem, maar we worden desondanks, bijvoorbeeld tijdens formaties, nog vaak geconfronteerd met samenklittende systeempartijen. Terwijl we voor aanzienlijk wat kiezers al deel zijn van het meubilair, zitten we nog niet volwaardig aan de tafel van de macht. Om impact te hebben, moet je die plaats echter wel veroveren – en die plek dus ook echt willen opeisen.  

Vooral lokaal zijn we als groenen geëvolueerd tot partijen die bestuursverantwoordelijkheid nemen. Voor onze leden is het soms nog wennen aan die deelname. Want groenen zijn graag kritisch en twijfel slaat in onze rangen sneller toe dan elders. En nog belangrijker dan die beschouwing over onze interne keuken: de deelname aan de lokale coalities is voorlopig onvoldoende om kiezers massaal te overtuigen dat een groene stem ook bovenlokaal een nuttige en veilige keuze is. 

Hoera, we zoeken  

Tot zover het slechte nieuws. Al dat geworstel zal trouwens nooit verdwijnen. Het is er om te blijven. Op het eerste zicht lijkt ook dat bijzonder slecht nieuws, maar dat is niet noodzakelijk zo. Integendeel zelfs, wat mij betreft. Het is ook goed nieuws. We worstelen, zoeken en combineren, hoera!

“ Juist de zoektocht, het balanceren, de tussenpositie tussen systeem en anti-systeem, kan groene politiek doen groeien en floreren ”

Juist de zoektocht, het balanceren, de tussenpositie tussen systeem en anti-systeem, kan groene politiek doen groeien en floreren. Die tussenpositie is potentieel juist onze kracht, onze relevantie, onze uniciteit. 

Voor mij persoonlijk is het ook de enige mogelijke positie. Een groene partij mag nooit grijs worden, zeker niet in deze tijd, met deze ideeënomgeving. Maar een partij die omwille van het comfort de facto parkeert aan de politieke zijlijn, is al helemaal geen plek waar ik me zou thuis voelen. Onze idealen verdienen het om toegepast te worden in praktijkpolitiek. 

Een groene partij kent daarom zeker vandaag een dubbele uitdaging. Enerzijds nog veel beter worden in de samenwerking en het compromis: politiek handiger, en daardoor meer gerespecteerd door onze concullega’s. Maar tegelijk moeten we blijven dromen, inspireren en verbeelden: inhoudelijk creatiever en niet gehinderd door al te veel dogma’s. We onderhandelen dan gretig met middenpartijen, maar leggen ons nooit neer bij de beperkingen die maatregelpolitici ons trachten op te dringen.  

Dat koorddansen is een deel van de continue zoektocht naar onze eigen plek, onze eigen stem, ons eigen volume. Anders dan de traditionele middenpartijen, maar ook anders dan revolutionair of populistisch links. Kiezen voor één van beide uitdagingen, voor ofwel de idealen ofwel  het pragmatisme, is mijn inziens verliezen: richting grijsheid op politiek-inhoudelijk vlak of richting irrelevantie inzake bestuurlijke opdracht.  

Zeker in het Nederlandse politieke landschap, met een overbevolkt midden en een overaanbod van getuigenispartijen op de linkerflank, lijkt dat ook electoraal  een heilloos pad.  

Roman en column 

Op de eerste bladzijden van Gedachten over onze tijd helpt auteur Tommy Wieringa ons op weg om die combinatie te maken, wanneer hij vertelt waarom hij, naast romans, ook columns schrijft: “Een romanschrijver die ook voor de krant schrijft heeft twee horizonnen: een ver weg en een dichtbij. Het ene oog is op de eeuwigheid gericht, het andere op de krant van zaterdag.” Columns schrijft Wieringa op de zolderkamer, aan romans wordt gewerkt in de woonkamer. Beide perspectieven hebben betekenis en belang. Ze vereisen allebei tijd en energie.

Zo zou ook groene politiek moeten zijn. Een oog op de toekomst: de lange termijn, wat moet gebeuren, wat ooit misschien kan. Maar ook altijd een oog op de korte termijn, wat politiek al kan. Het is lastig om steeds de eerstvolgende afspraak, de vaak dwingende deadline van de dagjespolitiek, het politiek nuttig zijn, te combineren met de stip op de horizon, maar het is wel cruciaal. En die stip op de horizon mag geen statisch iets worden. Het is een zaak van blijven reflecteren, formuleren en uitbouwen, tijd blijven maken om te schaven aan dromen en fundamenten, voorbij het direct nuttige en het haalbare. 

Enkele jaren geleden heb ik me voor het eerst geprofileerd als possibilist, een woord dat ik bij de voorbereiding van een belangrijke toespraak oppikte bij de toen nog onbekende Rutger Bregman. Possibilisten weten grote dromen op te knippen in kleine stappen, zijn vooral gebiologeerd door wat al kan. Possibilisten zijn én fundi én realo. Als fundi formuleer je de grote dromen, als realo weet je ze om te zetten in de kleine stappen.

Daarmee hangt ook een belangrijk onderscheid samen: het verschil tussen radicaliteit en revolutie. Er zijn bijzonder veel redenen om vandaag radicale ideeën te formuleren, maar ik heb tegelijk een hekel aan revolutie: een miskenning van de complexiteit, het verwaarlozen van strategie en uitvoering, en bijgevolg vaak het organiseren van de stilstand.

Persoon doet yoga-oefening op kaartenhuis
Ilustratie: Arianne Faber

Neem een groot idee als het basisinkomen. Het zal morgen niet worden ingevoerd, maar de utopie kan vandaag al wel je kompas zijn in het formuleren van maatregelen voor een minder repressieve verzorgingsstaat.  

Bestuurlijke traditie PvdA 

Wat betekent dit alles voor het debat over progressieve samenwerking en de toenadering tussen GroenLinks en PvdA? Sceptici van die samenwerking zullen in de meer bestuurlijke traditie van de sociaaldemocratie wellicht vooral een obstakel zien. We mogen geen middenpartij worden. Die terechte bezorgdheid zal de voorbije maanden op heel wat afdelingsvergaderingen al zijn uitgesproken.  

De uitkomst van de progressieve toenadering is nu nog onbepaald. Maar de oprichting van een nieuwe middenpartij kunnen we beter nu al schrappen van het lijstje met mogelijke eindbestemmingen. Daar zijn er inderdaad genoeg van. 

Maar elk aantrekkelijk en geloofwaardig politiek project weet ideeënstrijd te combineren met een zekere vorm van wendbaarheid en compromisbereidheid. Er zijn redenen om aan te nemen dat zowel GroenLinks als PvdA door meer samen te werken dat evenwicht beter zullen vinden. Dan zijn we elkaars sterktes aan het optellen, eerder dan ze ietwat geforceerd als zwaktes te presenteren in de strijd voor dezelfde groep kiezers. Met enkel de rijke geschiedenis van de sociaaldemocratie schrijf je geen nieuw progressief project, maar het is er mijns inziens wel een van de relevante bouwstenen van.  

Het sluit aan bij de analyse van de Belgische auteur Geert Van Istendael in De Grote Verkilling, een vurig pleidooi voor een sterke sociale zekerheid. “We hebben daarvoor de middenpartijen en hun opgestapelde ervaring in compromissen nodig”, argumenteert Van Istendael. Voor de groene familie heeft hij trouwens een terechte waarschuwing in petto. “Als je een welbepaalde levensstijl begint te vermengen met politieke ideeën, sluit je je hermetisch op in de passiefwoning van je eigen gelijk.” 

Groenen hebben minder kilometers op de teller inzake nationaal sociaaleconomisch beleid dan de sociaaldemocraten. Maar om onze verzorgingsstaat niet alleen te behouden, maar ook te vernieuwen vormt de groene inbreng een noodzakelijke aanvulling op het curriculum vitae en de uitgangspunten van de sociaaldemocratie.  

Dan gaat het over onze soms meer radicale benadering en ideeën, het spontaner integreren van de klimaatkwestie en de wellicht ook grotere aandacht voor tijd, niet-betaalde arbeid en mentaal welzijn. Deze aspecten zijn immers samen te bekijken met de strijd tegen de materiële ongelijkheid en de onrechtvaardige arbeidsverhoudingen, hier bij ons en in de rest van de wereld.

“ Met sociaaldemocraten vaker aan onze zijde, staan we als groenen sterker om de transitie rechtvaardig en sociaal in te vullen ”

Met sociaaldemocraten vaker aan onze zijde, staan we als groenen sterker om de transitie rechtvaardig en sociaal in te vullen. Die complementariteit moeten we eigenlijk koesteren en zelfs expliciet uitdragen. In een versnipperd politiek landschap, met vooral partijen die willen uitblinken met het uitvergroten van deelbelangen en eerder kleine verschillen, staat de progressieve samenwerking dan voor een heel andere benadering van politiek.  

Zo’n benadering van politiek toont dat de geschiedenis en de inspiratie van politieke families elkaar juist kunnen versterken. Een dergelijke, in de eerste plaats inhoudelijke, complementariteit opzoeken en uitwerken maakt beleid beter, maar is ook keuze voor nieuwsgierigheid en openheid. Steeds uit eigen werk voorlezen is verleidelijk, maar het wordt al snel een slaaplied. Over het muurtje kijken, verschillen aftasten en omarmen kost soms tijd, maar het is wel veel boeiender. 

Het gesprek voeren  

De toenadering tussen GroenLinks en PvdA vertrekt vanuit de versplintering op links en de grote programmatische gelijkenissen. Maar de progressieve samenwerking kan GroenLinks ook helpen in het vinden van een nieuw evenwicht tussen pragmatisme en idealen. Meer samenwerken, in welke vorm dan ook, heeft het potentieel om groene politiek in Nederland zowel meer pit als meer impact te geven.  

“ Over het muurtje kijken, verschillen aftasten en omarmen kost soms tijd, maar het is wel veel boeiender  ”

Deze tijd verplicht ons om groter te denken, voorbij onze vertrouwde partijcontext. Idealiter is die toenadering er, wat mij betreft, ook met de progressieve liberalen van D66, maar onder meer door de vorming van Rutte IV is dat op korte termijn wellicht minder evident. Maar laat dat vooral geen excuus zijn om het gesprek met PvdA niet grondig te voeren. 

Al samenwerkend word je een betere fundi en een betere realo 

Het is schaven aan onze idealen en bouwen aan onze praktische oplossingen. Voor je dromen als fundi is het deugdzaam om te debatteren en reflecteren met collega-progressieven. Voor je daden als realo is het coalities zoeken en bouwen. Dat zal heel wat vlotter lopen, als we dat doen met een open en genereuze houding jegens gelijkgezinde politici en partijen.

Literatuur 

  •  Tommy Wieringa, Gedachten over onze tijd, De Bezige Bij, 2021. 
  • Geert Van Istendael, De grote verkilling, Atlas Contact, 2019. 
  • Rutger Bregman, Laat het tijdperk van het possibilisme maar aanbreken, De Correspondent, 24 september 2014. 
  • Peter Casteels e.a., Goede peilingen, slechte resultaten: het lot van de groenen in Europa, Knack, 6 oktober 2021.