Hierdoor zijn vele diversiteitspogingen gedoemd te mislukken. Zo zien we steeds meer ongelijkheid in posities en afstand tussen groepen zonder dat er een expliciete bedoeling is om migranten en vluchtelingen uit te sluiten. Sommige organisaties beweren zelfs dat ze er alles aan doen om diverser te worden. Maar goede bedoelingen leiden niet tot inclusiviteit als niet ook de genormaliseerde beelden (zowel individueel als collectief) ter discussie worden gesteld.
Daarom is een andere benadering nodig, eerder een omkering. Inclusief zijn betekent werkelijk ruimte creëren voor diversiteit door het dominante normdenken ter discussie te stellen en de normbeelden te durven ontregelen. Om dit te realiseren, is het van belang te investeren in de ruimtes tussen de werelden die om diverse redenen ver van elkaar staan. Geïnspireerd door het werk van Hannah Arendt heb ik dit eerder tussenruimte genoemd. Maar wat zijn de condities voor een tussenruimte?
De vluchtigheid van onze laatmoderne tijd brengt ongeduld met zich mee. De kunst is dan ook om momenten van vertraging te creëren, waardoor interacties en verhalen meer kans krijgen om gezien en gehoord te worden. Voor een interculturele dialoog is daarnaast de tijdelijke opschorting van het eigen oordeel, het eigen gelijk, een belangrijke stap. Daardoor kan een gemeenschappelijke tussenruimte ontstaan, leeg van oordeel, waardoor het mogelijk wordt naar de ander te luisteren vanuit haar of zijn perspectief. Het vooropstellen van de ik-positie maakt het contact met de ander onmogelijk, zeker wanneer de vooronderstellingen over de ander beladen en negatief zijn.
Maar gemeenschappelijke tussenruimtes zijn ook gewaagd. Deze ruimtes scheppen een veilige omgeving waarin minderheden de mogelijkheid krijgen om ontregelend aan het werk te gaan, en voor mensen in invloedrijke posities of vanuit geprivilegieerde achtergrond om ontvankelijk genoeg te zijn om deze ontregeling toe te laten. Het is de opdracht voor de politiek om enerzijds aan te sluiten bij de diversiteit van leefwerelden in de samenleving, en anderzijds de kaders te scheppen voor een daadwerkelijk inclusieve samenleving en zo polarisatie tegen te kunnen gaan. De Black Lives Matter-beweging heeft deze opdracht nog sterker op de agenda van politiek en samenleving gezet.
Dan pas kunnen mensen met een migratie- of vluchtachtergrond niet alleen toegelaten worden in verschillende gremia, maar mogen ze ook werkelijk meedoen vanuit hun eigen perspectief en ervaringen die vaak anders zijn dan van mensen zonder migratieachtergrond. Denk bijvoorbeeld aan de manier waarop de mobiliteit van vele migranten en de overlevingskracht van vele vluchtelingen verschillende maatschappelijke, institutionele en organisatorische gremia vitaler kan maken.
Een duidelijk voorbeeld van deze mobiliteit is de toename van het aantal kinderen van migranten die hoger onderwijs hebben genoten terwijl hun ouders laaggeletterd zijn. Ondanks deze bijzondere vorm van sociale stijging wordt deze groep voornamelijk vanuit hun anders-zijn benaderd.
Ze zijn natuurlijk anders dan de norm, want hun culturele en sociaaleconomische achtergrond is anders dan de geprivilegieerde groep die vaak geldt als norm. Hun vermeende achterstand is onderdeel van hun verhaal en juist nodig om een ander geluid te laten horen, en die verdient juist erkenning. Het is mogelijk de dromen van deze sociale stijgers een reële kans te geven, maar dat kan alleen als ze vanuit hun mobiliteit en niet vanuit hun achterstand benaderd worden.
Ballingen
Nog een waardevol inzicht om het normdenken ter discussie te kunnen stellen voor mensen die zich progressief noemen, is een uitspraak van Anil Ramdas. “Ontworteling is bevrijdend” luidde de kop boven een interview met hem in het maandblad Humanist. In die woorden zag ik een mooie beschrijving van wat de Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper Edward Said intellectuele ballingschap noemt.
Een balling moet een constante vertaalslag maken tussen verschillende contexten en heeft daardoor een tweeledig perspectief. Niets staat vast, of op zichzelf. Door hun toestand van ‘in-betweenness’ kunnen ballingen zich onttrekken aan de macht van de vanzelfsprekendheid oftewel het normdenken. Said gebruikt die ‘in-betweenness’ van ballingen als metafoor voor de progressieve denkers die zich niet willen conformeren aan de status quo. Ze zijn de dragers en bewakers van de vrije geest, omdat ze zich net zoals ballingen afzetten tegen vastgeroeste (zichtbare en minder zichtbare en dus geïnternaliseerde) patronen.
De vrije geesten willen als het ware nooit inburgeren. Maar zowel voor de ballingen als voor de andersdenkenden is deze vrijheid van geest een potentieel dat pas productief te maken is wanneer iemand reflecteert op vanzelfsprekende structuren en beelden die hun dagelijks – vaak onbewust - beïnvloeden en hun handeling vormgeven.