De burger neemt steeds vaker zijn energiebehoefte in eigen hand. Meer huishoudens bezitten warmtepompen en elektrische auto’s, en burgers wekken vaker zelf energie op: in 2021 waren dat ongeveer anderhalf miljoen huishoudens. Daarnaast sloten velen van hen zich aan bij een van de 676 energiegemeenschappen van Nederland, die collectief investeren in zonnepanelen, windmolens en warmtenetten.

Deze gemeenschappen kunnen in potentie een belangrijke bijdrage leveren aan de energietransitie. Niet alleen omdat ze in hun buurt kunnen zorgen voor meer draagvlak voor investeringen in energie-opwekking, maar ook omdat ze vaker hun energie ‘slim’ gaan beheren. Dat kan ideologisch ingegeven zijn: ze willen hun energie delen met buren die leven in energie-armoede of geen geschikt dak hebben voor zonnepanelen, of ze willen als straat of wijk hun opgewekte energie zo efficiënt mogelijk verdelen om hun onafhankelijkheid te vergroten en het elektriciteitsnet zo min mogelijk te belasten. Door lokaal vraag en aanbod op elkaar af te stemmen kunnen ze netbeheerders helpen filevorming op het net te voorkomen, waardoor de druk op de netten kan worden verlicht. Zo kunnen zonneparken, woningwijken en bedrijven weer aangesloten worden. Ook kunnen ze helpen voorkomen dat er veel geld moet worden geïnvesteerd in het verzwaren van het net.

Maar het opzetten en in stand houden van zo’n slimme energiegemeenschap blijkt in de praktijk geen makkelijke taak. Projecten van ‘slimme’ energiegemeenschappen zijn dan ook nog gesubsidieerde pilotprojecten. Zij moeten, om met hun buurt, straat of coöperatie actief te worden binnen het energiesysteem, aanstuurbare energietechnologieën installeren, een ICT-platform aanschaffen en beheren en de benodigde schaalgrootte bereiken om te handelen op bestaande energiemarkten. Toegankelijke oplossingen daarvoor ontbreken vooralsnog.

Hernieuwbare elektriciteit
Illustratie: Elis Wilk

Dure hobbels

Veel energietechnologieën zoals omvormers van zonnepanelen, warmtepompen en opladers van elektrische auto’s zijn nog niet ‘slim’, doordat ze niet op het internet zijn aangesloten of doordat ze nog niet in staat zijn om data uit te wisselen met ICT-platformen. Om interoperabiliteitsproblemen op te lossen, hebben energiegemeenschappen behoefte aan een nationale of Europese (open) standaard voor communicatieprotocollen, zodat ICT-platformen kunnen interacteren met warmtepompen en andere energietechnologieën. Voor een energiegemeenschap kunnen technische problemen een tijdsintensieve en dure barrière vormen, die de betrokkenheid van burgers bemoeilijkt. Met duidelijke Europese eisen kan bovendien worden voorkomen dat huishoudens nu allerlei (dure) apparaten aanschaffen, zoals warmtepompen en thuisbatterijen, die vervolgens niet aangestuurd kunnen worden. In 2018 was nog maar 30 procent van de warmtepompen ‘slim’. Netbeheerders pleiten daarom zelfs voor een verplichting om alle energietechnologieën slim te maken.

Vanwege de complexiteit, gebrek aan (open) standaarden en hoge kosten waar burgers tegenaan lopen bij het opzetten van een ICT-platform, moeten energiegemeenschappen nu samenwerken met commerciële technologie- en dienstenaanbieders. Dat gebeurt bijvoorbeeld binnen pilotprojecten. Maar zonder goede afspraken kan die samenwerking leiden tot lock-ins, en kan een energiegemeenschap volledig afhankelijk worden van een aanbieder en zo de zeggenschap weer uit handen geven. Dat bedrijf heeft immers geïnvesteerd in de dienst en heeft (commercieel) belang bij de afhankelijkheid.

Opensource-oplossing

Een inspirerend voorbeeld dat laat zien hoe het ook anders kan, is de Belgische burgercoöperatie EnerGent, die zich als doel heeft gesteld om ‘Vlaanderen klimaatneutraal te maken’. Daarnaast wil de coöperatie ongelijkheid tussen arm en rijk verkleinen door huishoudens met lage inkomens te helpen bij deelname aan hernieuwbare energieprojecten. In het community-based Virtual Power Plant-project wilde EnerGent binnen de energiegemeenschap vraag en aanbod beter afstemmen om zo de druk op het elektriciteitsnet te verlagen. Om te voorkomen dat ze van één partij afhankelijk werden investeerden ze in een opensourceplatform. Momenteel wordt dat verder ontwikkeld door verschillende Europese energiegemeenschappen in het project REScoop-VPP. Dit is een mooi voorbeeld waarbij de zeggenschap over energie én over de digitale technologie bij de gemeenschap blijft liggen.

Het idee is dat dit opensourceplatform ook door gemeenschappen gebruikt kan worden die minder kennis en middelen hebben. Dit is vanuit het oogpunt van schaalvergroting en de diversiteit van de beweging zeer wenselijk. Voor het succes van energiegemeenschappen is het namelijk van belang dat niet iedere gemeenschap iedere keer het (technische) wiel opnieuw hoeft uit te vinden. Voor het vertrouwen en draagvlak binnen de gemeenschap is het bovendien belangrijk dat er op het gebied van databeheer en transparantie goede afspraken worden gemaakt over het ICT-platform. Bij een al ontwikkeld platform van een commerciële aanbieder kan het lastiger zijn om zulke afspraken goed te laten aansluiten bij de wensen van een gemeenschap.

“ Burgers willen graag hun data in eigen beheer houden ”

Burgers willen graag hun data in eigen beheer houden, onder andere met het oog op privacy. Ook vinden zij transparantie belangrijk over hoe hun data worden gebruikt. Wanneer het voor deelnemers niet duidelijk is waarom bijvoorbeeld een thuisbatterij op een bepaald moment gaat laden of ontladen, kan dit hun bereidheid om deel te nemen beïnvloeden. In veel smart grid-projecten krijgen leden van een energiegemeenschap via een app een terugkoppeling over verbruik, opwek en, indien aanwezig, opslag. Het is belangrijk dat een dergelijke app toegankelijk en begrijpelijk is, ook voor mensen die minder digitaal en energievaardig zijn. Juist deze laatste doelgroep is vaak ondervertegenwoordigd in pilotprojecten.

Zelf energie verhandelen

De manier waarop energiemarkten op dit moment zijn georganiseerd is ook niet bevorderlijk voor het succes van slimme energiegemeenschappen. Het is voor die groepen belangrijk dat ze hun energie op de energiemarkt kunnen gaan verhandelen. Dat zorgt voor een verdienmodel waardoor ze minder afhankelijk worden van subsidieprogramma’s. Maar de huidige regelgeving stelt toegangseisen – met name over de minimale grootte – die het toetreden tot nationale energiemarkten voor zulke burgergemeenschappen bemoeilijken. Bovendien zijn er vergunningen vereist die organisatorisch en juridisch gezien nog niet makkelijk zijn om te verkrijgen. Die eisen zouden moeten worden aangepast naar de realiteit van energiegemeenschappen, zodat zij ook op kleinere (lokale) schaal kunnen opereren.

De software en hardware die men nodig heeft om op de markt te handelen zijn ook nog niet breed genoeg toegankelijk. Energiegemeenschappen kunnen ervoor kiezen om het beheer van hun apparaten als thuisbatterijen, autobatterijen en warmtepompen uit te besteden aan een commerciële partij, die dan als aggregator optreedt. Die verhandelt hun lokaal opgewekte energie op de markt en stuurt de energievraag binnen zo’n gemeenschap. Maar dit heeft gevolgen voor de lokale zeggenschap over de energievoorziening en de winsten.

Een interessante ontwikkeling is daarom de oprichting van het pilotproject Wattflex. Een groep van coöperatieven, coöperatieve energiemaatschappijen en EnergieSamen besloot de handen ineen te slaan om zelf een coöperatieve aggregator op te richten, wat hen in staat stelt om gezamenlijk de energiemarkt te betreden. Dit moet ervoor zorgen dat lokale belangen vertegenwoordigd blijven en dat ze zelf zeggenschap houden over wat er met de winsten gebeurt.

“ Energiegemeenschappen kunnen helpen met het voorkomen van netcongestie en onbalans ”

Ook als bovenstaande barrières overwonnen zijn, rest de vraag hoe gewaarborgd kan worden dat slimme energiegemeenschappen voordelen opbrengen voor zowel de gemeenschap als de maatschappij. Zo kunnen energiegemeenschappen helpen met het voorkomen van congestie en onbalans. Maar het is ook mogelijk dat ze juist een hogere netbelasting veroorzaken wanneer ze handelen op de energiemarkt zonder rekening te houden met de lokale netcapaciteit.

Dat is onwenselijk, omdat het elektriciteitsnet op steeds meer plekken tegen zijn grenzen aanloopt en netuitbreidingen kostbaar en tijdsintensief zijn. De krapte op onze netten heeft bovendien grote maatschappelijke consequenties, waaronder vertraging van de energietransitie. De landelijke netbeheerder TenneT maakte in juni bekend dat vanwege krapte op het hoogspanningsnet er geen grote zon- en windprojecten aangesloten konden worden in Limburg en Noord-Brabant.

Het is dus van groot belang dat we, naast oplossingen voor het wegnemen van barrières, ook komen tot gedeelde kaders voor hoe energiegemeenschappen kunnen bijdragen aan een duurzame, eerlijke en betaalbare energietransitie.

Dit artikel is een voorpublicatie uit het winternummer van tijdschrift de Hellling, dat verschijnt op 30 december.