Van Stekelenburg doet al ruim twintig jaar onderzoek naar demonstraties en protesten. We gingen met haar in gesprek over verklaringen voor de toenemende actiebereidheid en wat dat zegt over onze democratie.

Wat heb je zelf met activisme?

“Al vanaf de basisschool nam ik een actieve rol op me, als klassenvertegenwoordiger en in leerlingenraden. Pas op mijn 27ste ging ik naar de universiteit en studeerde ik sociale psychologie. Nadat ik student-assistent was geweest, boden meerdere hoogleraren me een promotietraject aan. Eén ging over de vraag hoe de vakbond zijn achterban kan mobiliseren. De keuze was absoluut niet ingewikkeld: ik voelde altijd sterke verbinding met het collectief welbevinden van de maatschappij. Ik deed snuffelstages bij onder meer de CNV. Mijn interesse ging vooral uit naar de demonstraties en protesten. In 2004 volgde ik de grootste actie van deze eeuw. Dat was het initiatief ‘Nederland verdient beter’, dat zo’n 300.000 mensen de straat op bracht [een demonstratie die de vakbeweging organiseerde tegen de kabinetsplannen om de VUT en prepensioen te beperken  red.]. Dit was in combinatie met het initiatief ‘Keer het Tij’. Zij organiseerden sprekers op de Dam in Amsterdam en liepen daarna naar het Museumplein om zich bij ‘Nederland verdient beter’ aan te sluiten. Dit was het eerste onderzoek dat ik uitvoerde naar demonstraties.”

Zitten we nu op een piek van een demonstratiegolf? Die indruk heb ik, als ik kijk naar de corona- en boerenprotesten en de acties van Extinction Rebellion.

“Dat weten we nooit op het moment zelf. Al in 2012 constateerden we dat er net zoveel geprotesteerd wordt als in de roerige jaren zestig. Ik houd het aantal kennisgevingen bij in negen gemeenten [organisatoren van een demonstratie wordt gevraagd om de gemeente 24 uur voorafgaand aan de demonstratie hierover te informeren  red.]. Tussen 2014 en 2021 is het aantal kennisgevingen met 186 procent gestegen. Dit zijn alleen de kennisgevingen. Spontane demonstraties en demonstraties die niet zijn gemeld – dat zijn vooral anti-overheidsdemonstraties – zitten daar niet bij. En ook andersoortige protesten zitten hier niet bij, zoals bijvoorbeeld rellen of een petitie. In 2012 was dus al sprake van een stijging. We wisten toen nog niet wat er daarna nog allemaal ging komen.”

Wat is jouw verklaring voor de stijgende lijn van de laatste jaren?

“Voordat ik daarop inga, is het handig om eerst te begrijpen hoe demonstraties ontstaan. Daarvoor gebruik ik altijd de metafoor van de werking van de markt. Allereerst moet er vraag naar zijn. Maatschappelijk ongenoegen is daarvoor heel belangrijk. Dat lijkt de laatste jaren te zijn toegenomen. De social tensions indicator van het Centraal Bureau voor de Statistiek duidt op groeiende onvrede, waarbij de stijging eigenlijk pas in 2018 is ingezet. Dit is een te grote beweging om simpel te kunnen verklaren. Daarom moet je behalve naar de vraag ook naar het aanbod kijken: neemt een organizer initiatief om een demonstratie te organiseren? Dan is het nog van belang dat vraag en aanbod samenkomen. Daarvoor is mobilisatie nodig, het op de been brengen van mensen.

Jacquelien van Stekelenburg
Jacquelien van Stekelenburg. Foto: De Beeldredaktie.

Wat echt van belang is voor de stijgende lijn van protest, is ten eerste dat er vraag naar is. Wat daarin meespeelt, is de trend van individualisering. We zien dat traditionele organisaties, zoals politieke partijen, vakbonden en belangenorganisaties, eroderen. Een uitzondering daargelaten, hebben zij veel moeite om leden aan zich te binden. Dit betekent echter niet dat we ons niet meer willen inzetten voor het collectief. Integendeel, we zien dat er steeds meer persoonlijke overwegingen zijn om juist wél mee te doen. Kijkend naar alle initiatieven die worden ondernomen, wordt gedacht: naar welke demonstratie zullen we dit weekend eens gaan?

Vroeger waren mensen sociaal ingebed binnen organisaties, die geld en mankracht hadden om protesten te organiseren. Sociale media hebben dat veranderd. Mensen kunnen daardoor op een heel eenvoudige en goedkope wijze virtueel zijn ingebed. Rondom specifieke issues en thema’s ontstaan bijvoorbeeld Facebookgroepen, waar heel verschillende individuen zich bij aansluiten. Dit is de aanbodzijde.

Wat nieuw is, is dat er niet per se leiders zijn, maar dat initiatiefnemers een aanzet geven. Een demonstratie verloopt ook niet via een uitgeschreven script. Een goed voorbeeld is Michel Reijinga, die via zijn Facebookgroep iedere zondag zorgde voor nieuwe coronaprotesten. Hij zei: ‘Dit is mijn achterban niet. Ik heb alleen gevraagd of ze een kopje koffie komen drinken.’ Omdat de organisatie tegenwoordig goedkoop en simpel is, zien we veel demonstraties. Kijk maar naar de anti-coronademonstraties. Die waren gericht tegen de overheid. We zien dat dezelfde organisatoren nu nieuwe haakjes hebben gevonden bij de boerenprotesten.

Sociale media zijn ook een goede katalysator, omdat er op basis van filmpjes wordt gecommuniceerd. Iedereen kan zich het filmpje van George Floyd herinneren waarin hij I can’t breathe zegt. Dit resoneert, omdat het een emotionele snaar raakt. We weten nu hoe belangrijk emoties zijn om grote groepen mensen te activeren. Boosheid, verontwaardiging, frustratie. ‘Dit pikken we niet! Kijk eens wat er gebeurt!’ Dit gevoel wordt versterkt als de politie disproportioneel reageert. Het politiegeweld bij Black Lives Matter-protesten was voor velen een extra motivatie om weer deel te nemen aan de volgende demonstratie.”

Kunnen we stellen dat het democratische gehalte is gestegen nu meer mensen deelnemen aan demonstraties?

“Ja, ergens wel. We kunnen de actiebereidheid interpreteren als een correctie op het gebrek aan democratische participatie van voorheen. In het algemeen zijn mensen actiever, en groepen die voorheen niet of minder participeerden, doen dat nu meer. Denk bijvoorbeeld aan jongeren. Groepen minderheden laten hun stem meer horen. Demonstreren is communiceren. Ik zie een demonstratie vooral als een manier om zorgen te uiten en om je recht te kunnen halen bij autoriteiten. Tegelijkertijd zien we de laatste tijd dat het kan doorschieten. Demonstraties zonder kennisgeving, zonder script en zonder duidelijke afzender kunnen makkelijker uit de hand lopen. Denk bijvoorbeeld aan de boerenprotesten, maar ook de protesten tegen Kick Out Zwarte Piet in Staphorst. Dat is een grote uitdaging voor de politie. Aan de ene kant staan agenten daar om het demonstratierecht in goede banen te leiden. Aan de andere kant staan ze daar ook om de openbare orde en veiligheid te bewaken. Dat is een spanningsveld.

“ GroenLinks is een prachtig voorbeeld van coöptatie ”

Maar, en dat is minstens zo belangrijk, het democratisch gehalte kan ook dalen. Wanneer een demonstratie uit de hand is gelopen, richt het politieke en maatschappelijke debat zich op de vorm: of de wet overtreden werd, of er geweld gebruikt is of spullen vernield zijn. De boodschap, de reden waarom er word gedemonstreerd, verdwijnt naar de achtergrond. Dat zag je deze zomer gebeuren bij de protesterende boeren. De reactie van de autoriteiten werd daardoor: ‘Wij geven niet toe aan geweld. Op deze manier gaan we niet in gesprek.’ Waarom de boeren protesteerden kwam niet aan de orde. Uiteindelijk is het bemiddelaar Remkes gelukt een rijke representatie uit de boerenbeweging aan tafel te krijgen, dat was op voorhand geen vanzelfsprekendheid.”

Hoe duid jij het samenspel tussen politiek en sociale bewegingen?

“Het samenspel kent verschillende vormen. Denk aan samenwerking, coöptatie of concurrentie. Je hoort sociale bewegingen weleens zeggen dat ze juist niet willen dat hun issues door de politiek worden gekaapt. Ik denk bijvoorbeeld aan anti-overheidsdemonstraties, waarbij politieke partijen ook kunnen worden gewantrouwd. GroenLinks is een prachtig voorbeeld van coöptatie. De partij is ontstaan uit de sociale bewegingen van de jaren zestig. Ik zie tegenwoordig ook veel samenwerking plaatsvinden. Dat zie je terug bij bijvoorbeeld GroenLinks en de SP. Bij demonstraties die ik tien jaar geleden onderzocht, was de SP keer op keer aanwezig. Beide partijen hebben er baat bij als de banden met de achterbannen op deze manier worden versterkt. Maar samen de straat op gaan is vooral ook een manier om issues te agenderen tussen verkiezingen door. Het geeft aan dat er een sterke interactie is tussen politiek en bewegingen.”