De man kreunt wat. In de rij is men tegelijkertijd alert en geamuseerd. Geëlektrificeerd. Het effect is een aantal kassa’s breed. Zo ongewoon is het dat iemand zomaar zegt wat opkomt.

Mijn partner Bart en ik zijn net terug uit Suriname waar we een kunstproject in de jungle hebben gedaan. Het was verkiezingstijd, overal hingen vlaggen van de regeringspartij. Het viel ons op dat bijna niemand de naam van de leider van het land uitspreekt: Bouterse. Ook niet sprak over persvrijheid of over vrijheid in het algemeen. Noch over rechtspraak. Het lijkt of men collectief een woordenstilstand heeft uitgeroepen. Onze ervaringen in Suriname zetten ons aan het denken over de rol van de waarheid in ons eigen leven. Hier in ons eigen Nederland zijn we veel opener, vinden we. Eerlijker.

In Amsterdam hebben wij, als activisten, een gesprek met een hooggeplaatste politieke bestuurder over de toekomst van de stad. Hoewel er levendig geconverseerd wordt, vermijden we alle drie oordelen uit te spreken over elkaars rol of verantwoordelijkheid. Het mogelijke conflict ligt als gedeeld bewustzijn in het midden.

Thuisgekomen zet ik de radio aan en hoor: ‘..Het Paleis op de Dam is beklad met F.D.K. Vermoed wordt een verband met de vervolging van activist A wegens majesteitsschennis. Tijdens een zwartepietendemonstratie heeft hij F.D.K. geroepen.’ Vijf minuten krachttermen en burgerlijke verontwaardiging schallen door ons huis. Hoe durven ze! Dat is nou vrijheid van meningsuiting. Je overtuiging uitspreken zonder angst voor de consequenties is een voorwaarde voor democratie. Tegen ongekozen verhoudingen moet je zonder gevaar kunnen protesteren.

Later twijfel ik. Is F.D.K roepen de enige vorm van burgerschap die nodig is? Hebben we in de omgang met elkaar niet ook een verplichting tot vrijmoedigheid? Het dagelijks leven is een eindeloos improviserend sociaal carnaval. Persoonlijk en professioneel en vaak allebei tegelijk. Hoe en waar kunnen we vrijmoedig spreken oefenen?

Voor mij als kind was waarheid spreken eenvoudig. Je haalde diep adem en zei waarvan je wist dat je het eigenlijk al eerder had moeten zeggen. Daarna kreeg je het opgeruimde-huis-gevoel: je had het goed gedaan. Je liep weer met iedereen hand in hand. Daarmee was de kous af: nu verder met het leven. Misschien nog even straf. Maar die straf voelde bijna als een beloning.

Later blijkt het toch lastiger. Je hebt niet langer gelijk omdat je zegt wat je vindt. Ook anderen kunnen gelijk hebben. Dé waarheid bestaat niet. Het is een zoektocht. Van even groot belang is dus de luisteraar. Die moet de ruimte geven: zijn respect en interesse voor waarheid moet sterker zijn dan ijdelheid en machtswil. Naast moed en zelfbeheersing is ook zelfkritiek vereist. Je moet je net zo goed verzetten tegen de innerlijke tirannie van braafheid, gemakzucht en manipulatie.

Wanneer we het verslag maken voor de opdrachtgevers over het project in het Surinaamse Pikin Slee, laten we netelige kwesties onbesproken. Over onze bestuurlijke ontmoeting zijn we ook tegen vrienden discreet. De foto van het bekladde paleis komt toch niet op onze website.

Plotseling besef ik dat zwijgen ook voor mij een tweede natuur geworden is. Het hart klopt me in de keel... Ik heb de geit en de kool gespaard, vrienden en relaties behouden. Mijn kansen op een volgende opdracht niet verknoeid. Tegen welke prijs? Wat is mijn angst? Dat ik er niet meer bij hoor? Maar wanneer waarheid uit mijn werkelijkheid verdwijnt, hoor ik dan nog wel bij mijn eigen leven? Wanneer ik mijn echte opvattingen niet meer deel, alleen de gewenste versie geef, leef ik dan nog samen? Wat voor soort vriend, collega en burger ben ik dan...?

’s Avonds fiets ik naar de studio. In het donker straalt een neonlicht "niet bang zijn".

De jongen voor me bij de kassa draait zich om: “Zeg mevrouw, wat moet u met al die uien?” “Moeite met poepen!”, antwoord ik. We lachen opgelucht... Zie je wel, we kunnen het nog.