Naast ons eigen bestaan als Amsterdammers kijkt de donut ook naar de sociale en ecologische impact van onze lokale economie op de plekken in de wereld waar wij onze producten en grondstoffen vandaan halen. We hebben instrumenten ontwikkeld om de gevolgen van ons consumptiepatroon voor mens en natuur in andere landen te meten.
De stadsselfie is onze nulmeting: hier staan we nu. De monitor om in de gaten te houden of het lukt om vanaf nu beter binnen de grenzen van de donut blijven, zijn we nog aan het ontwikkelen.”
Het valt me op dat op veel plaatsen de donut en de term ‘circulaire economie’ door elkaar heen worden gebruikt. Ook Amsterdam lanceert het donutmodel en de circulaire strategie op hetzelfde moment. Wat is het verschil? En past het wel bij één wethouder?
“De donut past zeker niet bij één wethouder. Daarom ben ik ook blij dat het hele college achter dit concept is gaan staan en het gezamenlijk voorstelt. Het ontwerp van de nieuwe circulaire strategie van Amsterdam was wel de belangrijkste aanleiding om de donut van Kate Raworth te omarmen. Circulaire economie is het eerste dossier dat we door de donut-lens bekijken. Andere dossiers en afdelingen zullen moeten volgen, maar dat is aan de respectievelijke wethouders.”
Hoe verrijkt de donut de circulaire economie?
“Bij de inkoop van producten en bij afvalinzameling en -verwerking in de stad proberen we al zo circulair mogelijk te werk te gaan. Maar voor het bepalen van de nieuwe strategie tot 2025, met een doorkijkje naar 2030, waren we op zoek naar een verbindend verhaal.
De termen ‘duurzaamheid’ en ‘circulariteit’ wekken al snel de indruk dat we goede dingen doen, terwijl we de structuurveranderingen missen die nodig zijn om zaken echt anders aan te pakken. Ons uitgangspunt voor deze strategie was, zoals mijn goede vriend Jan Hoek, wethouder in Almere, zegt: "Je moet geen circulaire dingen doen, je moet dingen circulair doen."
De donut is daar een fijn model voor. Het biedt niet alleen een theorie over de samenhang tussen het sociale en het duurzame, maar houdt ons ook een spiegel voor: waar doet de stad het redelijk, en waar schieten we duidelijk tekort of overschrijden we juist grenzen?
We gebruiken het model van de donut dus om onze circulaire strategie meer samenhangend en fundamenteler te maken. Kijk, je kunt ook een circulaire strategie hebben zonder donutmodel. Maar dan blijft het bij ‘leuke circulaire dingen doen’, zonder te kijken naar het grotere plaatje. De donut verbindt de maatregelen die nodig zijn om de stad in alle opzichten socialer en leefbaarder te maken.”
De donut is een nieuwe, opvallende term, maar hoe nieuw is het idee? Landelijk werkt de politiek al even aan het brede welvaartsbegrip, bijvoorbeeld.
“Er bestaat inderdaad een brede beweging die erkent dat ecologie en het sociale domein met elkaar samenhangen en dat groene duurzaamheid zich niet kan afzonderen van andere opgaven. De benadering van het brede welvaartsbegrip komt terug in de manier waarop we de monitor opbouwen. De donut helpt ons het verhaal te vertellen. Onze strategie is weliswaar op Amsterdam gericht, maar uiteindelijk gaat het om een groter verhaal waarmee de wereldwijde structuren in beeld komen.”
Ik kan me voorstellen dat Amsterdammers zich afvragen: mooi dat grote verhaal, maar wat gaat er echt veranderen?
“De concrete maatregelen zitten in de grofweg tweehonderd projecten die in het uitvoeringsprogramma staan. Dat varieert van het inzamelen van resten latexverf tot het invoeren van materiaalpaspoorten, waarmee de samenstelling van gebouwen gedetailleerd wordt bijgehouden zodat de onderdelen makkelijker opnieuw te gebruiken zijn. Dat willen we op den duur voor de hele bouw verplichten. We schroeven de duurzaamheidseisen voor gebouwen steeds verder op en vragen om duurzame en circulaire materialen, zoals houtbouw.
Met de donut ondersteunen we ook maatschappelijke initiatieven. Een bewoonster van Amsterdam-Zuidoost nam het initiatief voor de eerste ‘donutdeal’. Ze wil mensen in slecht geïsoleerde huizen helpen de energierekening omlaag te krijgen door ze aan dikke gordijnen te helpen, die worden gemaakt door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Sommige van dit soort projecten worden door de gemeente mede gefinancierd.”
Eén van de dingen die burgers zelf kunnen doen is het scheiden van afval. Maar Amsterdam verandert de regels nogal eens. Ik weet nog dat ik GFT scheidde, dat werd afgeschaft en nu weer ingevoerd. Binnenkort wordt het plastic juist niet meer gescheiden ingezameld. Waar is de circulaire burger aan toe?
“In de stad is vuilnis ophalen en scheiden een grotere uitdaging dan in minder druk bewoonde gebieden. In een tuin kun je gemakkelijk drie kliko’s kwijt, maar driehoog achter is dat lastig. We kijken steeds hoe we afvalrecycling het beste kunnen realiseren en daarover zijn de inzichten inderdaad verschoven. En de techniek ook: inmiddels hebben we sorteermachines die het plastic heel goed uit het afval kunnen scheiden, beter dan de meeste Amsterdammers het zelf kunnen doen. Dan is de keuze voor nascheiding van plastic doelmatiger.
Dat brengt me vanzelf bij groenafval. Een nadeel van GFT bij het restafval is dat de totale stroom slechter te verwerken is: de sorteermachines die ik noemde, werken niet goed met al die natte massa. Nu gaan we per buurt bekijken hoe we GFT apart kunnen inzamelen, bijvoorbeeld via aparte bakken met een pasje of een shredder in de keuken.”
In hoeverre kun je een economie op lokaal niveau ‘fundamenteel hervormen’ terwijl je met mondiale ketens en consumptiepatronen te maken hebt?
“We hebben bewust drie terreinen als speerpunt gekozen waar we als stad de nodige invloed op hebben: voedsel, bouw en consumptiegoederen. Op het gebied van voedsel kunnen we bijvoorbeeld grote stappen maken om voedselverspilling terug te dringen. Maar het betekent niet dat we het in ons eentje kunnen. We hebben het Rijk en de Europese Unie nodig om echt verder te komen.
Neem de eisen die we stellen aan consumptieartikelen. Iedereen kent de frustratie dat apparaten vaak slecht te repareren zijn: als één knop stuk is, moet je het hele ding weggooien. En plastic is vaak slecht te recyclen omdat er verschillende materialen in zijn verwerkt. Veel mensen hebben genoeg van die wegwerpmaatschappij, en regelgeving is daarop het enige antwoord. We hebben gezien met de discussie over statiegeld dat de markt het niet zelf oplost. Gelukkig is wat dit laatste betreft de kogel door de kerk en wordt statiegeld in 2021 uitgebreid naar kleine petflesjes. Als gemeente wachten we hier al jaren op.
We lobbyen ook om meer lokale experimenteerruimte te krijgen. De huidige regelgeving kent bijvoorbeeld een onderscheid tussen huis- en bedrijfsafval, en dat laatste wordt door diverse particuliere bedrijven opgehaald. In het Amsterdamse winkelgebied de 9 Straatjes hebben we nu in het kader van een pilot een uitzondering gekregen op de Wet Milieubeheer, waardoor de gemeente verantwoordelijk wordt voor het inzamelen en verwerken van het afval in dit gebied. Hierdoor vermindert het aantal ritten van vuilniswagens.
Een andere lang gekoesterde wens van ons is een lagere belasting op arbeid en hogere belastingen op grondstofgebruik. Een circulaire economie schept in potentie veel werkgelegenheid. Als arbeid duur blijft, is de verleiding groot om grondstoffen kwistiger te gebruiken om zo precisiewerk en reparaties te vermijden, en in plaats daarvan Chinese bulkproducten af te nemen. We willen dat arbeid meer wordt gewaardeerd en het gebruik van primaire grondstoffen zoveel mogelijk wordt beperkt. Een simpele belastingmaatregel helpt bedrijven die circulair willen werken.”
Is dat een simpele belastingmaatregel? Het lijkt me nogal een ommekeer, zeker met de huidige economische onzekerheid en de problemen bij de Belastingdienst.
“Het is een structurele verandering, dat klopt. Maar misschien is het nu juist makkelijker, omdat verlaging van de belasting op arbeid voor werkgelegenheid zorgt. Dat kan door de coronacrisis wel eens erg nodig zijn. Sommige dingen kunnen tijdens een crisis sneller geregeld worden; ik hoop dat dit er één is.
Overigens: ook het Rijk heeft beloofd in 2050 de circulaire economie te hebben gerealiseerd. Dan mag je verwachten dat ook de Rijksoverheid die kant op gaat bewegen en de middelen ontwikkelt die we nodig hebben.”
The Guardian kopte zelfs dat Amsterdam het donutmodel omarmt om er de ‘post-coronavirus economy’ mee vorm te geven. Terwijl corona natuurlijk ook erg op de gemeentebegroting inhakt.
“We zijn met onze circulaire strategie naar buiten gekomen middenin het coronatijdperk. Enerzijds vroegen we ons af of een voorstel met zo’n groot verhaal op dit moment wel juist getimed is. Wat kan er aan het begin van een acute gezondheidscrisis nou van al die plannen overeind blijven? Maar misschien is nu juist wel het goede moment, zoals The Guardian het ook benoemde.
Eén van de redenen waarom we de donut zo’n goed werkbaar model vinden, is dat het heel veel crises bij elkaar brengt en de zaken waar we in Amsterdam - maar eigenlijk in de hele wereld - tegenaan lopen, met elkaar verbindt. Hoe zorgen we ervoor dat we niet teruggaan naar business as usual als het dieptepunt van de crisis achter de rug is? Hoe geven we een stedelijke economie vorm die niet langer uitgaat van oneindige groei maar ervoor zorgt dat iedereen genoeg heeft om fatsoenlijk te leven binnen de grenzen van de planeet?
De economie wordt ook weerbaarder als we meer regionaal gaan produceren, consumeren en herverwerken. En dat levert werkgelegenheid op, wat erg belangrijk is om de recessie mee te lijf te gaan.”
Is de donut ook levensvatbaar buiten Amsterdam? Amsterdam heeft een progressieve meerderheid en de donut lijkt me erg ‘GroenLinks’. Een groene buitenschil en een linkse onderkant: die combinatie definieert onze partij.
“Voor het idee van een circulaire economie hoef je geen GroenLinkser te zijn. In de Metropoolregio Amsterdam, waar wij de meest linkse zijn van de in totaal 32 gemeenten, zijn vergaande afspraken gemaakt over circulair werken. Misschien niet allemaal volgens het donutmodel, maar wel met zeer stevige ambities over duurzaamheid.
Sinds dat verhaal in The Guardian is mij wel veel naar de donut gevraagd. De ceo van een prominent Amsterdams bedrijf zei dat hij het interessant vindt en kwam zelf met De waarde van alles van econoom Mariana Mazzucato aan. Deze ideeën laten zien dat een andere economie mogelijk is zonder dat je heel veel moet opgeven. Er passen meer waarden in een economie dan we tot nu dachten.
Ook zonder een theoretisch raamwerk kun je heel goed duurzame projecten starten die mensen vertrouwd maken met het idee dat we zuinig moeten omgaan met primaire grondstoffen, en dat er meer is dan alleen een wegwerpmaatschappij. Aan de andere kant heb je ook op stedelijk niveau een model nodig waarin ecologische en sociale componenten samengaan. De theorie en de praktijk zijn beide nodig om steeds meer mensen in welzijn te laten leven in een schone wereld.”