Heeft het bestuderen van de verhouding tot de natuur van de Maori's jouw eigen wereldbeeld veranderd?
“Ja, ik denk het wel. Wat voor mij zo verrassend is, is de manier waarop dankbaarheid werkt. Als ik bijvoorbeeld door de natuur wandel, voel ik dankbaarheid. Maar aan wie moet ik die dankbaarheid richten? Je hebt religieuze oplossingen, zoals de schepper. Maar voor inheemse volkeren is de natuur zelf een gesprekspartner, waar je je dankbaarheid aan kunt uiten. Zo’n manier van kijken verandert je relatie met de natuur.”
Hoe komt dit dan bij jou tot uiting?
“Het komt denk ik vooral tot uiting in mijn emoties, niet in rituelen.’ Lacht: “Nog niet.” Even is het stil en dan vervolgt Kramm: “Ik merk dat ik anders kijk. En ik ben tijdens corona begonnen met lange wandelingen. Ik merk dat die zijn veranderd. Wandelde ik eerst vanuit de behoefte om tot rust te komen, nu wandel ik vanuit de behoefte de natuur te ontmoeten. Omdat ik in mijn dagelijks leven veel tijd achter een beeldscherm doorbreng, is het gevaar dat ik hierdoor ontkoppel van de natuur. Dit probeer ik te veranderen.”
Terug naar je onderzoek. Je beschrijft in je proefschrift dat in Nieuw-Zeeland de Whanganui-rivier bij wet tot rechtspersoon is verklaard. Er zijn voogden die de rivier vertegenwoordigen en haar belangen behartigen. Maar een normatief kader ontbreekt. Licht dat eens toe?
“De Maori hebben natuurlijk jarenlange ervaring om naar het welzijn van een rivier te kijken. Maar de kwestie was: wat gebeurt er als we kijken vanuit het perspectief van de overheid van Nieuw-Zeeland? Heeft zij ook een manier om dit te begrijpen? In het document gaat het over ‘welzijn en gezondheid van de Whanganui-rivier’. Toen dacht ik: oké, dat klinkt mooi, maar wat betekent dit dan in de praktijk? Zo ontstond het idee om een poging te doen om de Maori-filosofie en een westerse benadering voor het meten van welzijn – de capability-benadering – met elkaar te verbinden. Zo wilde ik handvatten bieden aan de westerse betrokkenen.”
Waar leidde dit toe?
“De capability-benadering is een methode om het welzijn van personen te meten. Niet in termen van bezittingen, maar door te kijken of een persoon de vaardigheid bezit om ‘iets te zijn of te doen’. Deze benadering heb ik toegepast op rivieren. Voorbeelden van ‘zijn’ zijn dan: ‘vrij zijn van vervuiling’ en ‘een voorvader zijn’. Bij ‘doen’ kun je bij rivieren denken aan: ‘vissen bevatten’ en ‘onbelemmerd kunnen stromen’. Op basis van onder meer gesprekken met Maori-leiders kwam ik op een lijst met dit soort zogeheten functionings.”
Stap twee is, zo betoogt Kramm, om bij belangenafwegingen onderscheid te maken tussen activiteiten die deze functionings herstelbaar dan wel onherstelbaar aantasten. “Is het onherstelbaar: verbiedt het dan. Is het herstelbaar: investeer dan in de rivier, bijvoorbeeld door een schoonmaakactie.”
Wordt dit normatieve kader al in de praktijk toegepast?
“Ik heb feedback ontvangen van wetenschappers uit de Maori-gemeenschap, en ze vinden het een interessante uitwerking. Maar volgens mij wordt het nog niet toegepast. Er is nog geen brede consensus over hoe je het welzijn van een rivier meet en afweegt. Het is nog een onderwerp van discussie.”
Betekent dit dat er nu dan ook vaak conflict ontstaat?
“Het aantal rechtszaken in Nieuw-Zeeland is beperkt, en zal in de toekomst waarschijnlijk ook heel beperkt blijven, zeker als je het vergelijkt met de aantallen in Ecuador. Het lijkt er op dat de voogden vroegtijdig betrokken worden en dat men probeert direct tot consensus te komen.”
Initiatieven als de Ambassade van de Noordzee en de Maas Cleanup pleiten ervoor om ook in Nederland zeeën of rivieren tot rechtspersoon te verklaren. Stel dat onze regering hieraan gehoor geeft, wat kan Nederland dan leren van de ervaringen in Nieuw-Zeeland?
“Allereerst moeten we beseffen dat in landen als Nieuw-Zeeland de wettelijke verankering van rechten echt samenhangt met de manier van kijken naar de natuur. De kwestie is daarom: hoe kunnen we ook in Nederland de mentaliteit ontwikkelen dat de natuur waarde heeft, meer dan alleen een instrumentele? Want wetgeving staat of valt bij maatschappelijk draagvlak. Ik ben ervan overtuigd dat dit draagvlak er is. Het instrumentele denken heeft met ons productie- en consumptiesysteem te maken. Maar als mens zijn we meer dan alleen producent of consument.”
Kramm licht dat toe: “Als mensen horen over rechten voor de natuur is er vaak scepsis, ook in de milieubeweging zelf. ‘Hoe kun je een rivier nou rechten geven? Als een rivier iets beschadigt gaat zij toch ook niet naar de gevangenis?’ Ik snap dit wel, het voelt misschien contra-intuïtief. Maar je hebt ook bedrijven als rechtspersoon, en natiestaten. Zo gek is het dus niet.”
Werken aan draagvlak is dus belangrijk. Wat nog meer?
“In landen bestaan verschillende systemen. In Nieuw-Zeeland zijn voogden die het welzijn van de rivier in de gaten houden en permanent optreden als vertegenwoordigers. Dat is daar echt een functie. In bijvoorbeeld Ecuador is dit niet het geval. Hier moeten individuen zelf het initiatief nemen om namens een rivier op te treden. Dit is problematisch, want het kost én veel tijd en geld én doorzettingsvermogen om te gaan procederen. Het is dus van belang om de vertegenwoordiging te institutionaliseren. Verder moet je concretiseren wat bedoeld wordt met ‘het welzijn van een rivier’. Dit is niet alleen een empirische vraag – hoe kunnen we het meten? – maar ook een normatieve: vanaf welk niveau is een rivier ziek, of dood? Tot slot moeten wettelijke rechten voor de natuur niet geïsoleerd zijn van economisch beleid. In Ecuador heb je een beroemd geval uit 2010. De inheemse bevolking gaf aan niet langer met de overheid te willen samenwerken, want deze bleef mijnbouw in het Amazonegebied toestaan. Het blijkt in de praktijk heel lastig voor landen die sterk afhankelijk zijn van de export van grondstoffen. Dit zie je ook in Bolivia: daar winnen veelal de economische belangen. Daarom mogen rechten voor de natuur niet geïsoleerd zijn van economisch beleid. Om deze reden klinkt ook de roep om een meer fundamentele wijziging van het hele economisch systeem. Maar dat is een grote stap. Daarom denk ik: begin met de introductie van de rechten voor de natuur. Want je ziet in Nieuw-Zeeland dat het in een westers systeem werkt.”