Toen de Griekse cynicus Diogenes circa 412 voor Christus gevraagd werd waar hij vandaan kwam, zou hij geantwoord hebben: “Ik ben een wereldburger.” Daarmee werd hij de eerste zelfverklaarde kosmopoliet, iemand die zich niet identificeert aan de hand van diens stad, sociale klasse of stamboom, maar diens menselijkheid. Elk mens heeft dezelfde inherente waardigheid. En verdient dus dezelfde rechtvaardigheid, aldus de kosmopoliet.

Stevige opmars

Het oogt bedrieglijk logisch en simpel, maar bijna tweeëneenhalf millennia later blijkt het nog altijd een lastig ideaal om in de praktijk te brengen. Nooit eerder waren we wereldwijd zo met elkaar verbonden als in de 21ste eeuw, maar we zijn ook meer van elkaar afhankelijk dan ooit tevoren. Het COVID-19 virus vloog in no time door de hele wereld rond. De gevolgen van onze CO2-uitstoot zijn door mensen in India voelbaar in de vorm van temperaturen van bijna 50 graden Celsius. De invasie van Oekraïne zorgt niet alleen overal voor torenhoge energieprijzen maar dreigt in grote delen van de wereld een hongersnood te veroorzaken, omdat Oekraïne een van de belangrijkste exporteurs van graan is.

Ons lot is onlosmakelijk verbonden met dat van mensen aan de andere kant van de aarde. We hebben elkaar nodig, anders redden we het als mensheid simpelweg niet. Tegelijkertijd zijn nationalistische leiders al een tijdje aan een stevige opmars bezig, en trekken veel landen zich steeds meer terug achter hun eigen, steeds hoger wordende grensmuren. Van de Verenigde Staten tot India, van Brazilië tot Hongarije: de populistische eigen-volk-eerst-politiek viert hoogtij. Internationale mensenrechtenverdragen, zoals het Vluchtelingenverdrag, of de Istanbul-Conventie – waarin landen zich committeren aan het bestrijden van geweld tegen vrouwen – staan steeds meer onder druk, de universaliteit van mensenrechten wordt steeds vaker ter discussie gesteld. Zo schreef in ons eigen land de liberale VVD in haar laatste verkiezingsprogramma dat bij toetsing van internationale mensenrechten het belang van Nederland altijd voorop moest staan. Ze werd – wederom – de grootste partij van het land.

Hulp van buitenaf

De wereld kan dus wel een opfrisser gebruiken in de ontstaansgeschiedenis van die universele mensenrechten en de waarden die daaraan ten grondslag liggen. In het zojuist in Nederlandse vertaling verschenen De kosmopolitische traditie gaat de Amerikaanse filosofe Martha C. Nussbaum helemaal terug naar de basis.

De kosmpolitische traditie Nussbaum

In losjes met elkaar verbonden essays ontleedt ze de ontwikkeling van de kosmopolitische filosofie bij denkers als Marcus Tullius Cicero (106 – 43 v. Chr.), Hugo de Groot (1583-1645) en Adam Smith (1723-1790). Daarbij legt ze zowel de waardevolle nieuwe inzichten van elke denker als de gebreken in hun redenaties bloot. In de laatste twee hoofdstukken maakt ze een sprong naar de grote kosmopolitische uitdagingen van onze tijd, zoals politieke pluriformiteit, de beperkingen van internationale wetgeving en asiel en migratie, en komt ze met een eigen oplossing voor het feit dat de hoogwaardige humanitaire waarden van het kosmopolitisme in de praktijk keer op keer gebrekkig worden nageleefd.

“ Sinds het begin van de kosmopolitische traditie is een denkfout in het gedachtegoed geslopen, beargumenteert Nussbaum ”

Eerst de kosmopolitische gedachte in een notendop. Ieder mens is evenveel waard, ongeacht diens status, afkomst, gender of sociale klasse. Waardigheid is niet-hiërarchisch en behoort in gelijke mate toe aan iedereen die op een basaal niveau in staat is moreel te handelen en moreel te denken. Ieders waardigheid dient gerespecteerd te worden. Sinds het begin van de kosmopolitische traditie is echter een denkfout in het gedachtegoed geslopen, beargumenteert Nussbaum, en die is sinds Cicero nooit echt gecorrigeerd. Namelijk de fout dat de menselijke waardigheid intrinsiek is en niet beïnvloed wordt door externe factoren. De morele persoonlijkheid is perfect, ook wanneer een persoon in armoede leeft of tot slaaf is gemaakt. Ze behoeft geen hulp van buitenaf.

Hieruit vloeit voort dat de kosmopolitische politiek wel plichten heeft om hulp te bieden wanneer de rechtvaardigheid van andere mensen bedreigd wordt – in het geval van agressieve oorlogen, bijvoorbeeld – maar niet wanneer andere mensen materiële hulp behoeven, bijvoorbeeld omdat ze voedsel of water tekort komen. Deze tweedeling is onterecht, zegt Nussbaum. Externe factoren als armoede, slavernij en honger tasten wel degelijk de menselijke waardigheid aan. Ze belemmeren de keuzevrijheid en de mogelijkheid tot intellectuele ontwikkeling. De tweedeling tussen de plichten rond rechtvaardigheid en de plichten rond materiële steun is onterecht. Bovendien klopt het argument dat Cicero gebruikt niet, namelijk dat materiële steun veel duurder is dan morele rechtvaardigheid. Oorlogen kosten het veelvoudige van voedselhulp, kijk maar naar Oekraïne. 

Migratie zonder restricties

Het gelijkstellen van deze twee plichten zorgt echter voor nieuwe dilemma’s. Zo beargumenteert Nussbaum dat materiële steun vaak gepaard gaat met paternalisme – en daarmee de autonomie en de waardigheid van de ontvanger aantast. Bovendien werkt het geven van geld of goederen ontmoedigend voor het opbouwen van een duurzame politieke infrastructuur. Omgekeerd heeft ieder mens in theorie het recht om op zoek te gaan naar voedsel en veiligheid wanneer dat niet in het eigen leefgebied aanwezig is, maar is migratie zonder restricties onhoudbaar, aldus Nussbaum. De autonomie van natiestaten is een belangrijk goed en moet gerespecteerd worden. Dat betekent: niet zomaar hulp van buitenaf die ingrijpt op die autonomie, en ook niet zomaar mensen toelaten die de werking van de natiestaat zouden kunnen veranderen. Als oplossing stelt ze de capability-benadering voor: ze definieert een basisniveau van tien ‘mogelijkheden’ die voor elk mens toegankelijk zouden moeten zijn, zoals het recht op leven, het recht op goede gezondheidszorg en het recht op vrije meningsuiting. De lijst kan als checklist dienen voor de grondwetten van natiestaten.

Uiteindelijk is dat de plek waar de waardigheid van ieder mens beschermd moet worden. Binnen de grenzen van de eigen natiestaat. De natiestaat is volgens Nussbaum niet alleen de meest praktische organisatie waarbinnen de rechten van elk mens gewaarborgd kunnen worden, “de traditie [heeft] de natie krachtig verdedigd als het morele thuis van de autonomie van het volk, het recht om hun veiligheid en nationale politieke cultuur te verdedigen.” (p. 272) Wie of wat ‘het volk’ is, en dat de grenzen van natiestaten geen natuurwetten zijn of netjes langs de lijnen van gemeenschappen en culturele samenlevingen lopen, daarover rept Nussbaum met geen woord. Ook niet over hoe burgers van autoritaire natiestaten hun capabilities kunnen afdwingen, of wat voor hulp daarbij van buitenaf gerechtvaardigd is.

Dit rotsvaste vertrouwen in de natiestaat als hoeder van de kosmopolitische waarden is vanuit de geschiedenis bezien op zijn zachtst gezegd bijzonder, want tot op heden nog niet echt goed bewerkstelligd. Het volgt ook niet logisch uit de heldere en eloquente gedachtegang van de voorgaande hoofdstukken. Ook gaat ze hierin wel heel gemakkelijk voorbij aan bijvoorbeeld de enorme materiële ongelijkheden in de wereld die door eeuwen van koloniale overheersing zijn veroorzaakt. Sowieso ontbreken voor een groot deel de inzichten rond (wereld)burgerschap uit andere filosofische tradities dan de westerse – een enkele Indiase denker daargelaten. Voor een boek dat nadrukkelijk gaat over kosmopolitische waarden is de wereldse pluriformiteit soms opvallend ver weg.

Oplossingen

Dat neemt niet weg dat De kosmopolitische traditie een bijzonder lezenswaardig boek is. De essays over de ontstaansgeschiedenis van het kosmopolitische denken zijn inzichtrijk, helder en goed navolgbaar en zetten de waardigheid van elk mens centraal. Daarbij biedt Nussbaum veel stof tot denken over hoe we die waardigheid van elk mens kunnen bereiken, ook als je het niet met haar oplossingen eens bent.

De kosmopolitische traditie. Een nobel maar onvolkomen ideaal. Martha C. Nussbaum. Querido Facto, 2022.