Volgens de jury verdient Claeys de prijs "omdat ze met haar filosofie heel dicht bij het alledaagse leven staat en een emotie bespreekt die ieder van ons aangaat […]. Ze doet dat op een wijze waarop haast ongemerkt een boekenkast vol filosofisch werk over dat onderwerp voorbij komt, zonder ook maar iets aan de oorspronkelijkheid en frisheid van haar beurtelings persoonlijke en analytische stijl af te doen. Trots is een filosofisch publieksboek waar je er liefst vele van zou willen hebben.”
Ingrid Robeyns, Limitarisme
Het is een bekend gegeven dat de rijkdom in de wereld extreem ongelijk is verdeeld. In haar boek focust Ingrid Robeyns niet op de armen, maar op de (super)rijken. Moet er geen limiet worden gesteld aan de rijkdom die een individu kan vergaren?
Geheel conform het metier van de filosoof begint ze met wat vanzelfsprekend lijkt stukje bij beetje minder voor de hand liggend te maken. Want waarom zou je dat wat je door hard werken en met inzet van je talenten aan inkomen en vermogen verworven hebt niet mogen behouden? Is afpakken van rijkdom niet gewoon diefstal? Robeyns maakt allereerst duidelijk hoe obsceen groot de welvaartsverschillen zijn geworden. Een halve eeuw geleden zouden mensen met dezelfde inspanning en hetzelfde talent niet een fractie verdiend hebben van wat ze nu verdienen.
Stap voor stap zet ze uiteen dat wat iemand verdient nooit geheel eigen verdienste kan zijn. Vervolgens maakt ze duidelijk dat er een punt is waarop de individueel vergaarde rijkdom zo excessief wordt dat ze de samenleving ondergraaft in plaats van vooruit helpt. Dan neemt de armoede niet af maar toe, wordt de democratie ondermijnd, verandert openbaar bezit steeds meer in privébezit en krijgen de rijken het in de politiek sterker voor het zeggen. Met als gevolg dat de mechaniek van scheve welvaartsverdeling nauwelijks nog te stoppen valt.
Limitarisme is nu al een politiek issue geworden. In de Willem Drees-lezing, waarin Noortje Thijssen en Tim ’S Jongers (de directeuren van de wetenschappelijke bureaus van GroenLinks en PvdA) hun visie op de toekomst ontvouwden, worden Robeyns’ voorstellen expliciet omarmd. Ook in het hoofdcommentaar van de NRC van 22 april oordeelt de redactie onder verwijzing naar Robeyns dat “het stellen van een maximumgrens aan vermogen een serieuze optie zou moeten zijn”.
Maxim Februari, Doe zelf normaal
Maxim Februari vreest in zijn essay de opkomst van wat hij de 'datacratie’ noemt. Steeds vaker leveren mensen zich uit aan technologieën die, onder de belofte van gemak en efficiëntie, sluipenderwijs de beslissingsbevoegdheid van mensen overnemen. Techniek, zegt Februari, ‘normaliseert’ het leven. Dit aan de hand van een norm die onzichtbaar blijft. Recht en moraal, daarentegen, ‘normeren’ het gedrag van mensen. Ze sturen het gedrag niet van buitenaf, maar doen een beroep op de normen en waarden die mensen zich eigen moeten maken. Dat kan tot verschil van inzicht leiden. Het overbruggen daarvan kost tijd. Vergeleken daarmee werkt de stille dwang en standaardisering van gedrag door een algoritme sneller en efficiënter.
We dreigen volgens Februari te vergeten hoe waardevol onenigheid en discussie zijn. In een gecomputeriseerde wereld worden besluiten onzichtbaar gemaakt. Daardoor zien we niet hoe vaak problemen waarde-problemen zijn, die om een breed gewogen oordeel in plaats van een technologische oplossing vragen. In zo’n maatschappij worden recht en moraal naar de marge verdrongen en loopt de democratie gevaar in een datacratie te veranderen. Dan dreigt niet de menselijke maar de kunstmatige intelligentie - niet de norm maar de normalisering - de maat van alle dingen te worden.
Jenny Slatman, Nieuwe lichamelijkheid
In haar boek Nieuwe lichamelijkheid plaatst Jenny Slatman het idee van ‘ziekte’ in een ander licht. Waar de reguliere geneeskunde steevast op zoek gaat naar biomarkers ín het lichaam om de oorzaak van een ziekte of stoornis op te sporen, maakt ziek zijn bij Slatman deel uit van een breed scala belemmeringen en stoornissen die mensen al samenlevend ondergaan kunnen.
“Waar witte mensen ongestoord en gedachteloos kunnen handelen in een witte wereld, daar is die witte wereld voor zwarte mensen veel minder begaanbaar”, schrijft Slatman. Hetzelfde geldt voor het verschil in bewegingsvrijheid tussen mannen en vrouwen: “Wanneer je [als vrouw] dag in dag uit je eigen lichaam klein maakt, het gesloten houdt door de armen en benen zo dicht mogelijk bij elkaar en de romp te houden, dan wordt dat op den duur een tweede natuur, een aangeleerde ingesleten lichaamstechniek.” Aan de hand van zulke voorbeelden laat Slatman zien dat er niets met je lichaam ‘mis’ hoeft te zijn om je toch behoorlijk beperkt te voelen. Op grond van lichaamskenmerken zoals huidskleur, geslacht, of zwaarlijvigheid, zo maakt Slatman duidelijk, kunnen omgevingen voor mensen ‘onwelkom’ zijn en allerlei belemmeringen opwerpen zonder dat er sprake is van opzettelijk discrimineren, uitsluiten of beledigen.
Dit boek levert daarmee een filosofisch begrippenapparaat om op een ander manier over ziekte, beperking, zorg en het verschil tussen cure, care en preventie na te denken.
Stéphane Symons, Schoonheid
In de kunst staat het ideaal van de schoonheid al lange tijd onder verdenking. Niet voor niets gebruiken mensen bij twijfel vaak de uitdrukking dat iets ‘te mooi is om waar te zijn’. Schoonheid zonder een greintje lelijkheid, daar geloven we niet in. Wie kunst met schoonheid associeert, drijft het te veel in de richting van louter entertainment of vermaak.
Hoge kunst streeft daarentegen waarheid na. Als een voorstelling te mooi is om waar te zijn, dan moet het mooie er ter wille van de waarheid af. Het gaat om ‘echt’, niet om ‘net echt’. Vandaar dat Symons het deel van het boek waarin hij de geschiedenis van de discreditering van de schoonheid beschrijft, treffend de titel ‘Het Museum van de Niet-Schone Kunsten’ meegeeft. Daarin laat hij zien hoe tal van kunstenaars vanaf de moderniteit in verzet kwamen tegen het schoonheidsideaal en ‘kunst’ probeerden te maken die meer om de werkelijkheid dan om vermaak of entertainment gaf. Dat deden ze door werken te produceren die zo grillig en onverwacht waren, dat ze de toeschouwer dwongen het werk te interpreteren en het verband tussen werk en werkelijkheid te onderzoeken.
Maar, besluit Symons zijn boek, we kunnen niet om het ideaal van de schoonheid heen. Het is net als met het tuimelaartje. Hoe vaak je het poppetje ook omkegelt, na elke klap rijst het ideaal van de schoonheid fier weer op. “De lange geschiedenis van de schoonheid heeft me geleerd dat het ware weerwerk hiertegen nog het beste van al kan groeien vanuit de schoonheidservaring zelf.” De schoonheid keert zich niet tegen, maar “staat juist aan de kant van het experiment, het nieuwe en het onbekende. Ze omarmt het unieke.”
Martha Claeys, Trots
Martha Claeys zoomt in op iets ogenschijnlijk simpels: een emotie. In feite past haar onderzoek in een filosofische traditie die tijdens de Verlichting in het Westen een hoge vlucht nam. Geschrokken van de geloofsoorlogen en de hartstochten die deze hadden losgemaakt, begonnen denkers tijdens de zeventiende eeuw te twijfelen aan de kracht van de rede. De rede bleek een zwak licht dat versterking nodig had. Tegenwoordig zien we de zorg over de grenzen van de rede terug in de vloed van psychologisch onderzoek naar typisch menselijke vergissingen. Mensen blijken in deze visie altijd irrationeler dan ze denken.
Het mooie van het boek van Claeys is dat ze in haar emotie-onderzoek consequent vasthoudt aan het eerstepersoonsperspectief. Geconfronteerd met een sterke emotie als trots is haar vraag: hoe moet ík hiermee omgaan? Daardoor bezit haar onderzoek, behalve een psychologische, ook een morele en politieke dimensie.
Trots heeft volgens Claeys te maken met zelfrespect, zelfwaardering en eigenliefde. Afhankelijk van de context kan trots gepast of ongepast, terecht of onterecht, aanmatigend of juist te bescheiden zijn. Een belangrijk sleutelwoord daarbij is ‘ruimte’. Vanuit het perspectief van de trots bezien, drukt maatschappelijke ongelijkheid zich uit in het feit dat sommige groepen vanwege hun privileges te veel en andere door hun lage status te weinig ruimte innemen. “Zij die moeite hebben om trots te voelen”, aldus Claeys, “zijn juist de mensen die er het meeste aan hebben.” Ze laat zien dat gevoelens van trots in de strijd om emancipatie een cruciale rol spelen. Geen sociale beweging waarvan de strijdvaardigheid niet door herwonnen zelfrespect gevoed en voortgestuwd wordt. Geen gelijkheid als mensen daar niet letterlijk en figuurlijk ruimte voor weten te maken.
- Ingrid Robeyns, Limitarisme: Pleidooi tegen extreme rijkdom, De Bezige Bij, 2023
- Maxim Februari, Doe zelf normaal: Menselijk recht in tijden van datasturing en natuurgeweld, Prometheus, 2023
- Jenny Slatman, Nieuwe lichamelijkheid, Noordboek, 2023
- Stéphane Symons, Schoonheid, LannooCampus, 2023
- Martha Claeys, Trots: De filosofie van een emotie, Boom, 2023
Lees ook in deze Helling
Word vriend & ontvang de Helling
Altijd de nieuwste artikelen lezen? Als vriend van Wetenschappelijk Bureau GroenLinks ontvang je 4x per jaar de Helling per post. Ook heb je bij elke nieuwe editie direct toegang tot alle Helling-artikelen op onze website.
De Helling draagt bij aan verdieping en politieke visievorming binnen GroenLinks. Met jouw vriendschap steun je het werk van het tijdschrift en Wetenschappelijk Bureau GroenLinks.