De ideologie van het neoliberalisme heeft veel schade aangericht. Senna Maatoug en Hans Rodenburg schrijven dat er een einde moet komen aan de fixatie op economische groei, bnp en werkloosheidscijfers  het zogenaamde economisme. In plaats daarvan zou het moeten gaan om de dingen die écht waardevol zijn, zoals ons welzijn. Bovendien merken de auteurs terecht op dat een concrete, eigen visie op de economie vanuit de linkse politiek grotendeels is uitgebleven. Kritiek op het huidige, kapitalistische systeem is terecht en cruciaal, maar nadenken over een systeem dat wél werkt, en nadenken over hoe we daar komen, is minstens even belangrijk.

Belang van de welzijnseconomie

Bij het lezen over de welzijnseconomie zien we een aantal belangrijke denkers en schrijvers op het gebied van economische hervormingen terugkomen, zoals Kate Raworth, Dirk Bezemer, Rutger Bregman, Thomas Piketty, David Djaïz en Rutger Claassen. Met name de ideeën van Mariana Mazzucato zien we uitgebreid terugkomen in de probleemanalyse van Maatoug en Rodenburg. Deze denkers hebben een scherpe en waardevolle bijdrage geleverd aan het debat over de fundamentele problemen van het kapitalisme, en geven ons bovendien handvatten voor een betere toekomst.

We weten dat we naar een economisch model moeten dat duurzaam en grotendeels circulair is. We weten dat we best veel geld kunnen investeren zonder ons te laten aanpraten dat de staatsschuld een enorm probleem gaat worden. We weten dat de financialisering van de maatschappij aan de gang is en een probleem is.

Een persoon brengt drinken naar een klant aan een tafel buiten.
Illustratie: Virginia Gabrielli

Wij zouden echter DWARS niet zijn als we niet ook vooral een kritische analyse zouden bieden van de manier waarop de welzijnseconomie wordt gepresenteerd door Maatoug en Rodenburg. We vinden namelijk dat een consistente, fundamentele kritiek op de logica van het economisme ook een kritiek zou moeten zijn op de neiging de samenleving als volledig meetbaar te zien. Daarnaast vinden we het belangrijk om verder te werken aan een concrete uitwerking van de systeemverandering die Maatoug en Rodenburg voorstellen.

De economie en welzijn meetbaar maken komt met een prijs

In het essay van Maatoug en Rodenburg wordt gerefereerd aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Hoewel het CBS inderdaad kan helpen om bepaalde fenomenen met data in kaart te brengen, is het belangrijk om te beseffen dat het zich baseert op rekenmodellen met de aanname dat alles  en dus ook welzijn  gemeten kan worden. De dominante rol van het CBS staat niet los van de naoorlogse transformatie van de economische wetenschap naar meer objectificatie en rationalisering.

Ten tijde van de Koude Oorlog (1) ontwikkelden economen game theory-modellen om zo concrete en schijnbaar rationele voorspellingen te kunnen doen. (2) Tot dan toe werd de economische wetenschap nog gekenmerkt door een meer politiek-filosofische benadering.

Adrienne van den Boogaard laat in haar werk zien dat deze transformatie uitmondde in een volgende ontwikkeling: het veelvuldig gebruik maken van statistiek en rekenkundige modellen in de economie. Zij laat verder zien hoe de gezamenlijke opkomst van het CBS en het Centraal Planbureau (CPB) onderdeel waren van de toenemende kwantificering van de economie, waarbij economische interventie en planning steeds beter mogelijk werden.

“ Een kritiek op de economische status quo moet ook een kritiek op de economische wetenschap inhouden ”

Als linkse, groene partij moeten we ons bewust zijn van deze ontwikkelingen en moeten we kritisch zijn op de fundamentele aannames die worden gemaakt. Een kritiek op de economische status quo moet ook een kritiek op de economische wetenschap inhouden, en een pleidooi voor een terugkeer naar de politiek-filosofische oorsprong van het economisch denken. Op die manier ontkrachten we de fundamenten van het ‘economisme’.

Als we immers de logica volgen van het CBS, dan zijn welzijn en welvaart objectief en neutraal meetbaar. Volgens deze logica lijkt welzijn een universeel concept te zijn. Uit het artikel van Maatoug en Rodenburg blijkt niet duidelijk wat zij met ‘welzijn’ bedoelen, zodat ze zich lijken te baseren op wat het CBS hierover publiceert.

Anna Alexandrova schrijft over welzijn als onderzoeksobject en benadrukt dat de manier van conceptualisering zoals zojuist beschreven  universeel en meetbaar  ter discussie moet worden gesteld. (3) Zij beargumenteert dat ideeën over welzijn worden gevormd in de lokale context. Sterker nog, Alexandrova stelt dat het meetbaar willen maken van een concept als welzijn onderdeel is van neoliberaal gedachtegoed.

Dit terwijl Maatoug en Rodenburg juist het neoliberale gedachtegoed willen bekritiseren. Laten we dus benadrukken dat welzijn een construct is dat continu verandert en bovendien verschilt per bevolkingsgroep. Het is een taak van de overheid om in verbinding te blijven met de bevolking, en dat staat in scherp contrast met een bureaucratische centrale overheid die aan de hand van rigide welvaartsindicatoren meent de ideale samenleving te kunnen creëren. Cijfers en metingen zijn een middel, geen doel op zich.

De welzijnseconomie concretiseren

De economie is óók geen doel op zich. De vraag moet dan ook zijn: hoe kunnen we de economie zo inrichten dat de belangen van burgers worden gediend? De vrije markt werkt niet altijd overal goed, dat hebben we al geconcludeerd. Sterker nog, de vrije markt ondermijnt zichzelf.

De lobbycultuur is daar bij uitstek een voorbeeld van. In het huidige systeem hebben multinationals en lobbyisten van bijvoorbeeld VNO-NCW veel invloed op politieke keuzes. Volgens Bas van Bavel gingen veel vrije markt-samenlevingen historisch gezien ten onder aan de concentratie van economische en politieke macht.

Onbegrensde marktwerking doet op deze manier zichzelf teniet. Het is daarom van belang dat bedrijven niet een te groot marktaandeel in handen krijgen en dat economische belangen zo veel mogelijk worden gescheiden van politieke macht. (4) Dit heeft natuurlijk niet enkel met lobby’s te maken, maar ook met zichzelf reproducerende ongelijkheid. Als we weten waar en wanneer de markt faalt, kunnen we op die punten meer restricties opleggen aan de markt, en meer sturen. We willen twee kernprincipes onderscheiden:

Ten eerste is de markt niet in staat om maatschappelijke waarde te geven aan producten en diensten. (5) Het is dus van belang dat we zelf doelen vaststellen die de economie moet dienen. De rangorde is daarbij de hoofdvraag: is vergroening bijvoorbeeld belangrijker dan groeiende materiële welvaart?

Ethiek moet dus een grote rol krijgen. Welzijn is absoluut een goede waarde, maar we kunnen ook denken aan vele andere waarden zoals sociale cohesie, veiligheid, inclusiviteit, enzovoort. De zorgvuldige afweging van waarden moet een integraal onderdeel van economisch beleid worden. Zoals eerder benoemd zullen ideeën over deze waarden veranderlijk zijn, en verschillen per context. Het is belangrijk om met democratische instrumenten ideeën hierover met enige regelmaat in kaart te brengen.

Ten tweede moeten we nadenken over welke economische inrichtingsvormen het beste werken in verschillende economische processen. Zo is een vrije markt goed in het produceren van consumptiegoederen die kort meegaan, maar slecht in het produceren van essentiële voorzieningen zoals huisvesting en medische zorg.

Mensen die in hun basisbehoeften proberen te voorzien zijn geen consumenten. De markt kan uitstekend werken als allocatiemechanisme, maar is niet voor alle sectoren geschikt. In die sectoren is er wellicht behoefte aan een veel meer gestuurde ‘markt’. Daarnaast zal gedeeld eigenaarschap vaak een beter, eerlijker alternatief zijn voor privaat eigenaarschap.

Bij een welzijnseconomie hoort ook een visie op de internationale economie. Een belangrijk uitgangspunt daarbij zou moeten zijn dat we de ethische standaarden die we in ons land nastreven niet moeten ondermijnen in de handel met andere landen. Ethiek moet ook hier dus een veel grotere rol spelen. Verder verwijzen we graag naar theoretische systemen die ons inspireren, zoals het ‘liberaal socialisme’ van John Rawls. (6)

Voor een meer uitgewerkte versie hiervan, waarbij heel  concrete voorstellen worden gedaan, zien we heil in David Schweickarts economic democracy(7) Natuurlijk zijn dit geen kant-en-klare utopieën die we kunnen realiseren, maar ze kunnen ons bouwblokken geven voor het creëren van de welzijnseconomie.

Voorbij het neoliberalisme: een ideeënstrijd

Als we terugkijken op de jaren 80, zien we dat er als gevolg van crises een behoefte was aan economische hervormingen. Plannen voor economische sturing en brede welvaart legden het toen af tegen neoliberale opvattingen. Het neoliberalisme had immers een duidelijk geformuleerde theoretische analyse: de overheid moet kleiner, ondernemen moet winstgevender worden en de verzorgingsstaat is te groot.

De economie moest weer vrij haar gang kunnen gaan. Deze geschiedenis leert ons dat we een duidelijk plan moeten hebben voor een nieuwe economie. We moeten ook leren van pogingen uit het verleden om tot een nieuwe linkse visie op de economie te komen, zoals de ‘derde weg’ van Kok, Blair en Clinton. (8)

“ We moeten ook leren van pogingen uit het verleden om tot een nieuwe linkse visie op de economie te komen ”

Milton Friedman, de vader van het neoliberalisme, wist hoe belangrijk goed ontwikkelde ideeën zijn voor het succes van een beweging. Zijn befaamde quote luidt:

“Alleen een crisis – feitelijk of waargenomen – leidt tot echte verandering. Wanneer die crisis zich voordoet, hangen de maatregelen die worden genomen af van de ideeën die in de lucht hangen. Dat, geloof ik, is onze fundamentele functie: alternatieven ontwikkelen voor bestaand beleid, en die levend en beschikbaar houden totdat het politiek onmogelijke politiek onvermijdelijk wordt.”

Als het neoliberalisme op deze manier onze politieke dogma's heeft voortgebracht, kunnen wij die dogma's ook zo weer verslaan. We zitten tijdens het schrijven van dit artikel nog steeds in een pandemie: precies zo’n crisis waar Friedman het over heeft. We zien al dat van links tot rechts de neoliberale voorkeur voor een passieve overheid de deur uit is. Nu is de tijd voor nieuwe ideeën, en ons nieuwe idee is de welzijnseconomie. De boodschap luidt: de economie is een middel, en geen doel.

Voetnoten

  1. Bogaard, A. (1999). Past measurements and future prediction. In M. Morgan & M. Morrison (Eds.), Models as Mediators: Perspectives on Natural and Social Science (Ideas in Context, pp. 282-325). Cambridge: Cambridge University Press. doi:10.1017/CBO9780511660108.011.
  2. Erickson, P., Klein, J. L., Daston, L., Lemov, R., Sturm, T., & Gordin, M. D. (2013). How reason almost lost its mind. University of Chicago Press.
  3. Alexandrova, A. (2012). Well-being as an object of science. Philosophy of Science, 79(5), pp. 678-689.
  4. Van Bavel, B. J., (2016). The invisible hand? How market economies have emerged and declined since AD 500. Oxford University Press.
  5. Mazzucato, M. (2018). The value of everything: Making and taking in the global economy. Hachette UK.
  6. Edmundson, W. A. (2017). John Rawls: Reticent Socialist. Cambridge: Cambridge University Press, hoofdstuk 2.
  7. Schweickart, D. (2011). After Capitalism. 2nd ed. Lanham, Md.: Rowman & Littlefield. Chapter 3, pp. 45-86.
  8. Edsall, T. B. (28 juni 1998). "Clinton and Blair Envision a 'Third Way' International Movement". The Washington Post. p. A24.