Die oppositie heeft een langetermijnvisie nodig. Op basis van die visie is het aan de oppositie om de concrete stappen te identificeren die ervoor zorgen dat deze miljardeninjectie leidt tot systemische verandering voor mens en planeet. De aanzet van Senna Maatoug en Hans Rodenburg is een mooie basis voor die gezamenlijke visie die nodig is om de kansen te identificeren, ook vanuit de oppositie. In mijn reactie op het stuk geef ik suggesties voor meer scherpte in de concrete keuzes die we kunnen maken binnen een kapitalistisch systeem.

Maar dit stuk is ook een hartenkreet. We moeten ons blikveld verruimen voorbij de grenzen van ons eigen land. De Groenen zijn een van de weinige politieke bewegingen die Europees georganiseerd zijn. We kunnen ons niet langer veroorloven te blijven navelstaren.

Niet alleen omdat onze handelseconomie tot ongelijkheid, vervuiling en schendingen van mensenrechten leidt, maar ook omdat we via ons buitenlandbeleid veranderingen in Nederland zelf kunnen genereren.

Bovendien levert die brede, internationale beweging de concrete praktijkervaringen op die via slim beleid de basis zullen vormen voor de economie van de toekomst.

Portretfoto Daniëlle Hirsch

Kapitalisme: de markt als verdelingsmechanisme, de overheid als marktmeester

Ik zie dat het stuk het ‘kapitalisme’ aanwijst als kern van het probleem. Dit vraagt om aanscherping. Het ‘kapitalisme’ is heel breed – het huidige neoliberalisme valt eronder, maar ook New Deal-achtig beleid, of het op Keynes gestoelde beleid van na de Tweede Wereldoorlog. Zijn we echt tegen de markt als verdelingsmechanisme? Of zijn we vooral tegen het neoliberale beleid van de afgelopen vier decennia, dat gericht was op het beschermen van de belangen van kapitaalhouders (ook militair gezien) en met name het internationaal opererende bedrijfsleven geen enkele beperking oplegde?

Ik zie de markt, zolang we daar een sterke overheid naast plaatsen, niet per se als een problematisch verdelingsmechanisme. Wat nodig is, is een overheid die haar rol als marktmeester zo inricht dat ze gelijke verdeling en verduurzaming stimuleert en vervuiling tegengaat via het belastingstelsel, wetten en regels.

De overheid moet ook haar rol als financier in dit licht serieus gaan nemen; de publieke geldstromen zijn net zo bepalend voor de herverdeling en vergroening, omdat een groot deel daarvan de marktverhoudingen beïnvloedt. Dat betekent ook dat we een overheid hebben die publieke sectoren buiten de markt houdt.

Ik ben geen fan van het ‘kapitalisme’ en zou graag een debat willen over welk mechanisme we dan zouden willen gebruiken om schaarse middelen te verdelen. Die visie kan richtinggevend zijn. Maar op korte termijn heb ik de voorkeur om te sturen op de markt als verdeler van schaarse middelen, binnen duidelijke kaders van een sterke overheid die voor de publieke belangen van mens, milieu en klimaat staat.

Blinde vlek: Nederland is geen eiland

Ik heb tot de laatste alinea van Voorbij het economisme mijn adem ingehouden, wachtend op een referentie aan Nederland Handelsland. Die kwam niet. Toch mogen we onze ogen niet langer sluiten voor het werkelijke karakter van de Nederlandse economie: internationale handel is een levensader van onze mainport-economie.

Nederland staat in de top 5 handelslanden ter wereld, in termen van absolute volumes. Nederland veroorzaakt meer spillover-effecten dan welk ander Europees land dan ook. In andere woorden: onze economie brengt armoede, ongelijkheid, vervuiling en vernietiging van natuur en milieu tot ver over onze grenzen. Op internationale schaal is ons land niet groen en niet links.

Ons neoliberale land drijft op de winsten uit de geglobaliseerde economie, die weer drijft op neokoloniale handels- en investeringsregels. Al sinds de tijd dat we nog koloniën hadden - toen het ‘kapitalisme’ als zodanig nog niet eens bestond - is ons open handelsland direct afhankelijk van een productiesysteem dat alleen kan bestaan op basis van een alsmaar groeiende ongelijkheid tussen landen en mensen en uitputting van de natuur.

Hartenkreet

Het is echt tijd om te erkennen dat de ‘vrijhandel’ van vandaag niets anders is dan een systeem van regels dat in de tweede helft van de vorige eeuw het koloniale systeem verving. En dat Nederland een belangrijke rol in dat systeem speelt. Want in werkelijkheid is die handel natuurlijk allesbehalve vrij; de regels maken het makkelijk voor Westerse economieën om grondstoffen te importeren, vaak ten koste van de lokale economie.

Arme landen kunnen hun eigen industrie niet beschermen. Veel landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika hebben grote moeite om hun eigen landbouwsector op te bouwen – omdat wij onze landbouwsector met miljarden subsidiëren en producten dumpen op hun markten.

Maar er is meer; de oorzaak van onze grote ecologische en sociale voetafdruk ligt ook in ons fiscaal beleid. Nederland staat op de vierde plek in de index voor belastingparadijzen van Tax Justice Network. Wij helpen 12.400 brievenbusfirma’s om belasting te ontwijken, waardoor andere landen zeker tien miljard euro aan belastinginkomsten misliepen. Ontwikkelingslanden, vaak met grote schulden, worden hierdoor hard geraakt. Dit, in combinatie met de keiharde analyse dat onze rol als belastingparadijs ons ook een ‘hub’ maakt in de drugshandel en internationale misdaad, vergt echt meer aandacht voor ons fiscaal beleid.

“ Het essay van Maatoug en Rodenburg heeft een blinde vlek: die van de economische rol van Nederland in de wereld ”

Kortom, het stuk heeft een blinde vlek, namelijk die van de economische rol van Nederland in de wereld. Elke pijler moet daar aandacht aan besteden. Of er moet een extra pijler bij. We hebben andere handelsregels nodig, moeten stoppen met de diplomatieke en financiële steun aan fossiel, en er moet een eind komen aan Nederland Belastingparadijs.

Voor Nederland, als relatief klein land, geldt ook nog eens dat we ons volgens de regels van het internationale Klimaatverdrag UNFCCC alleen hoeven te bekommeren over de uitstoot binnen onze grenzen, terwijl de uitstoot die onze economische activiteiten buiten de grenzen veroorzaken naar schatting minstens twee keer zo groot is. We moeten onze voetafdruk, die dus enorm is, leidend laten zijn in onze keuzes rondom ons handels- en investeringsbeleid.

Daar hoort ook een andere visie op landbouw bij. Het is tijd voor een expliciete focus op voedselproductie. Want landbouw gaat daar allang niet meer over; een aanzienlijk deel van onze handelsstromen is bedoeld voor andere doelen. De huidige inzet op bulk-industrieën houdt ook onze eigen landbouw in de klem van de stikstof producerende bio-industrie.

Over de hele wereld wordt voedsel al op andere manieren geproduceerd, daarop moeten we gaan voortbouwen. Nu al wordt in veel landen het overgrote deel van de voedselvoorziening geproduceerd door lokale boeren en boerinnen. De mate waarin gewassen worden ingezet voor bijvoorbeeld bio-industrie of in de verwerking van andere producten, inclusief vlees uit de bio-industrie drijft de landbouw weg van voedselproductie. Agro-ecologie – voedsel produceren in balans met lokale ecosystemen- zou leidend moeten worden.

GroenLinks als ‘beweging’

GroenLinks is voor mij de politieke expressie van bestaande bewegingen – met name de milieu- en klimaatbewegingen, en in beperktere mate ook de brede vrouwen- en antiracismebewegingen.

De kern van die politieke rol bestaat erin dat we erkennen dat in die bewegingen al tal van ervaringen zijn, waarop onze (economische) politiek voortbouwt. Een nieuwe economische visie moet zich laten inspireren door initiatieven in die bewegingen. Economisch beleid moet die nieuwe vormen van voedselproductie, energievoorziening en -gebruik, van mobiliteit en van financiële dienstverlening opschalen.

Het stuk noemt weliswaar de  ‘donuteconomie’ en participatory budgetting, maar er is zoveel meer. Als onderdeel van de beweging kan GroenLinks schier eindeloos putten uit nieuwe initiatieven in de landbouw (zoals voedselbossen, regreening, natuurinclusieve landbouw), energie (energiecoöperaties), uit de financiële sector of het bedrijfsleven (Transition Towns, B Corps). Ook het basisinkomen, dat zeker binnen ‘de beweging’ als interessant alternatief wordt gezien en ook de steun heeft van een meerderheid van de leden, zou onderdeel van zo’n visie kunnen zijn.