Naar een duurzame voedselproductie
Update
Een geactualiseerde versie van dit artikel staat in de bundel Circulair samenleven in 2050 - Op zoek naar brede welvaart in een circulaire economie (2020).
Downloaden of bestel de publicatie
Sinds kort bestaan er bij het ministerie plannen de landbouw te verduurzamen en zet men zich in voor kringlooplandbouw. Daar is volgens de auteurs van dit artikel een drastische reductie van de veestapel voor nodig. Die boodschap dringt slechts met moeite bij de sector door. De auteurs gaan na hoe er door verschillende partijen over de ‘groene revolutie’ gedacht wordt en onderzoeken de sociale en technologische innovaties die voor de omwenteling nodig worden geacht. Het artikel eindigt met een pleidooi om bij discussies over de landbouw de welvaartsindicatoren van de Monitor Brede Welvaart te gebruiken. Dit om te voorkomen dat succesverhalen over economische ‘groei’ ten koste gaan van de welvaart hier, elders en later.
Anno 2018
Tezamen verbruiken mensen en hun veestapels ongeveer een kwart van de totale hout-, brandstof- en voedselvoorraad die door fotosynthese op aarde beschikbaar komt. Los van de schade die de mens op dit moment aan ecosystemen toebrengt, en los van het gevaar dat de totale voedselcapaciteit van de aarde door ontbossing, verzuring, erosie, uitputting van de grond en opwarming van de aarde verder afneemt, is er het simpele feit dat er steeds minder leef- en voedselruimte voor andere levende wezens op de planeet overblijft.
Méér mensen – in 2050 is de wereldbevolking volgens de laatste VN-prognose opgelopen naar 9,8 miljard – en méér vee zullen tot een drastische en vaak onherstelbare afname van biodiversiteit leiden. Onder de gewervelde dieren zijn Homo sapiens en Bos Taurus nu al de twee veruit dominantste soorten op aarde geworden (Smil 2013 en 2016).
Nederland heeft de grootste veedichtheid ter wereld; volgens ramingen uit 2015 bestaat de veestapel uit 100 miljoen kippen, 13 miljoen varkens, 4 miljoen runderen, 1 miljoen schapen en een half miljoen geiten. Tezamen stoten die een hoeveelheid broeikasgassen uit die overeenkomt met 18 Mton CO2 (1 Mton = 1 miljard kilogram). Met de huidige stand van de techniek valt dit naar verwachting in 2050 terug te brengen tot 10 Mton CO2-equivalenten. Dat is evenveel als het totale emissiebudget dat Nederland binnen de afspraken van het Klimaatakkoord van Parijs (95 procent lagere uitstoot dan in 1990) aan broeikasgassen in 2050 mag uitstoten. Dit betekent dat de uitstoot in andere sectoren van de samenleving tot nul procent gedaald moet zijn. Hetgeen niet of nauwelijks haalbaar is. Er zijn flinke ingrepen in de agrarische sector nodig.
In november 2018 sprak het Europees Hof van Justitie zich uit over het Nederlandse Programma Aanpak Stikstof (PAS). Dat is een in 2015 gestart programma van de Rijksoverheid en de twaalf provincies. Het moest de natuur beschermen tegen te veel stikstof. Stikstof is afkomstig uit de landbouw (45 procent), de industrie (2,7 procent) en het verkeer (8,6 procent), en slaat neer in de natuur. In kwetsbare gebieden verstoort het de natuurlijke balans, waardoor beschermde planten en dieren verdwijnen. PAS bestaat uit twee onderdelen: minder stikstof veroorzaken en de gevolgen ervan in de natuur herstellen. Boeren hebben daartoe ‘luchtwassers’ op hun stallen geplaatst en ook geven ze hun dieren ander voer om de samenstelling van de mest te verbeteren. In de natuur wordt stikstof ondertussen actief verwijderd door te maaien en te plaggen. Ondanks al deze maatregelen is de hoeveelheid stikstof in de natuur niet gedaald. Drie jaar PAS heeft de natuur geen herstel opgeleverd. Stikstofbeleid blijkt ‘luchtfietserij’, aldus Trouw van 13 november 2018.
In 2017 liep minister Carola Schouten van Landbouw zich het vuur uit de sloffen om weer een paar jaar derogatie voor Nederland binnen te slepen. Derogatie (letterlijk: afwijking) wil zeggen dat de Nederlandse boer zich niet hoeft te houden aan de Brusselse norm voor bemesting. Die is maximaal 170 kilo stikstof (uit dierlijke mest) per hectare. Veel Nederlandse boeren mogen 250 kilo gebruiken. De effecten van mest zijn overal merkbaar. In de lucht die we inademen, in het grondwater waar de helft van Nederland zijn drinkwater uit haalt, in het zwemwater, in de natuur. Mest leidt, direct of indirect, tot de vorming van fijnstof, tot blauwalgenbloei en tot afname van de soortenrijkdom in de natuur. Het zijn maatschappelijke kosten waarvan de precieze omvang lastig is vast te stellen. Het Planbureau voor de Leefomgeving, dat elke vijf jaar het mestbeleid evalueert, raamde ze in zijn voorlaatste evaluatie (2012) op 300 miljoen tot 1 miljard euro per jaar (Willems et al. 2012). Daarnaast kost het veeboeren jaarlijks een half miljard euro om hun mestoverschot weggewerkt te krijgen. Bij de effecten van mest draait het niet alleen om stikstof maar ook om fosfor. Op de akker zijn deze nutriënten nodig om gewassen te laten groeien. Maar daarbuiten kunnen ze, zeker in de hoge concentraties waarin ze nog steeds worden aangetroffen, schadelijk zijn. Vergeleken met landen als Duitsland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, België of Ierland, is het stikstof- en fosfaatoverschot per bodemeenheid in Nederland het grootst. De verliezen naar lucht en water zijn dan ook aanzienlijk. In ons land moeten steeds vaker drinkwaterputten gesloten worden omdat de diepe ondergrond vervuild is met gier.
Ooit was onze landbouw een nationale bron van trots. In 2019 is de landbouw een bron van zorg geworden. Derogatie en PAS zijn daar exemplarisch voor.