Op welke schaal je ook zou willen werken, het is allereerst van belang om de verschillende stromen duidelijk in kaart te brengen. Daarover zijn de deelnemers aan de workshop het eens. Een gemeente zou in de vestigingsvoorwaarden voor bedrijven de voorwaarde kunnen opnemen van transparantie van afvalstromen, bijvoorbeeld middels een afval- of grondstoffenpaspoort. Daarnaast moet duidelijker worden welke grondstoffen bedrijven nodig hebben. Om aanbod en vraag bij elkaar te brengen zou een gemeente of regio een ‘grondstoffenmakelaar’ of een ‘ketenregisseur’ kunnen aanstellen.
Breng partijen bij elkaar, heb daarbij geduld, breng ook middelen in (waaronder subsidie) om partijen te verleiden mee te doen, zo is het devies. Christiaan Kuipers van Urgenda geeft het voorbeeld van Circulair Friesland, een samenwerkingsverband van provincie, gemeenten, waterschap, onderwijsinstellingen en bedrijven van velerlei aard. Hier worden ideeën uitgewerkt tot projecten; de resultaten van de projecten worden tijdens evenementen gedeeld en uitgedragen.
Dilemma’s
Er ligt een dilemma voor waterschappen en de huidige afvalverwerkende bedrijven, zo wordt geconstateerd: ontwikkelingen in de richting van regionale hubs voor bioraffinage maken de bestaande zuiverings- en verbrandingsinstallaties minder rendabel.
Een ander dilemma is dat bioraffinage die gebruikt maakt van afvalstoffen een afhankelijkheid schept van de aanvoer van afval. Het risico bestaat dat achterliggende problemen, zoals het overschot aan mest in Nederland als gevolg van de grote veestapel, in stand worden gehouden.
Een volgende dilemma betreft de regels voor afval en grondstoffen. Die regels zijn er niet voor niets: ze beogen volksgezondheid en milieu te beschermen. Maar om een hogere verwaarding van reststromen te stimuleren, moeten de regels juist flexibel gehanteerd worden. De Bucks voorstel voor circulaire vrijzones, waar bepaalde regels buiten toepassing worden gelaten om experimenten en innovaties te faciliteren, roept dan ook discussie op.
Overheden zullen terug moeten naar begrippen als sturing en planning, met name waar het gaat om ruimtegebruik en vestigingsbeleid. Belangrijk is ook de sociale component: creëer betrokkenheid onder burgers, bij boeren en bij kleinere bedrijven.
Aan het einde van de workshop formuleren de deelnemers een aantal aanbevelingen, met name gericht op gemeenten. Tijdens het slotdebat van het symposium worden de aanbevelingen nog aangescherpt. Ook twee van de besproken dilemma’s worden nogmaals onderstreept.
Aanbevelingen en dilemma’s
1. Breng als gemeente in kaart welke organische reststromen (secundaire grondstoffenstromen) er zijn in de regio, bij welke bedrijven. Een grondstoffenpaspoort voor bedrijven kan daarbij een hulpmiddel zijn.
2. Ga met omringende gemeenten, waterschappen en bedrijven met veel organische reststromen om tafel om een hub voor bioraffinage te onderzoeken. Nodig een gemeente uit die er al ervaring mee heeft. De rol van de gemeente is die van ketenregisseur.
3. Maak gebruik van tijdelijk braakliggende terreinen om ruimte te bieden aan nieuwe circulaire ontwikkelingen.
4. Overweeg circulaire vrijzones, waar experimenten en innovaties niet stuklopen op regels. Ga werken met modulaire systemen, kleine pilots, die ook mogen mislukken. Speel in op de Omgevingswet, die pilotgebieden en vrijzones mogelijk maakt.
5. Dilemma Wet- en regelgeving beschermt volksgezondheid en milieu, maar er is flexibiliteit nodig in de regels om de omslag naar een circulaire economie te bevorderen.
6. Dilemma Bioraffinage kan een afhankelijkheid van de aanvoer van ‘afval’ scheppen. Zo is dierlijke mest een interessante reststroom voor bioraffinage, maar mestverwerking kan bijdragen aan bestendiging van de intensieve veeteelt met zijn negatieve gevolgen voor o.a. waterkwaliteit. Op z’n minst zouden aan mestverwerking strikte voorwaarden moeten worden verbonden: verkleining van de veestapel, verbetering van dierenwelzijn (waaronder weidegang voor koeien), vermindering van schadelijke uitstoot en van overlast en gezondheidsrisico's voor mensen.