Jan Willem Wieland schreef voor deze website een mooi betoog over eerlijk consumeren, waarin hij onder meer mijn boek aanhaalde (Kun je een betere wereld kopen? De consument en het fairtrade-complex). In het boek plaats ik vraagtekens bij de individuele benadering van fairtrade: het idee dat individuele consumenten verantwoordelijk zouden worden gemaakt voor problemen aan de andere kant van de wereld.
Ik hanteer de vaker gebruikte metafoor van de supermarkt als stemhokje. Met elke euro in je portemonnee zou je een stem mogen uitbrengen op een ‘goed’ of op een ‘slecht’ product. Wieland vindt dit een karikatuur, en daar heeft hij natuurlijk helemaal gelijk in. Het is een metafoor.
Het gebruik van metaforen kan een verstikkende werking hebben in een discussie, vooral als de aanname is dat de werkelijkheid precies op de metafoor lijkt. Dat probleem heb ik zelf ook aangekaart in een artikel voor het discussieplatform SocialeVraagstukken.nl over het gebruik van Habermas’ termen ‘systeem- en leefwereld’. Bij dit soort metaforen moet je je altijd afvragen of ze niet te veel een eigen leven gaan leiden. Ik had het idee dat dat bij de stemhokjesvergelijking nog wel mee viel. Maar Wieland heeft gelijk als hij zegt dat we daar voorzichtig mee moeten zijn.
Misschien kunnen we het karikaturale van metaforen op een andere manier beter verantwoorden. Wat als we ze opvatten als beelden van maatschappelijke tendensen, in plaats van als een blauwdruk van hoe de samenleving is? De Franse filosoof Michel Foucault kreeg veel kritiek op de manier waarop hij de Panopticum-gevangenis gebruikte als metafoor voor de maatschappij. Het was hem daarbij te doen om de notie van discipline in de moderne tijd.
Nikolas Rose, een van zijn bekendste commentatoren, merkte in reactie op die kritiek op: ‘Foucaults disciplinerende samenlevingen waren niet “gedisciplineerde samenlevingen”, maar samenlevingen waarin strategieën en tactieken van discipline actief waren’. Op diezelfde manier zijn onze samenlevingen geen samenlevingen waarin alles een stemhokje is, maar waarin ‘strategieën en tactieken’ bestaan om veel situaties als een stemhokje te beschouwen.
Wieland merkt ook op dat er niet zo veel mis is met het stemhokje in de context van politieke verkiezingen. Mensen gaan immers ook daar stemmen, zonder daarmee de illusie te hebben dat daarmee problemen zullen worden opgelost. Dit is dan misschien precies ook wel de reden voor de kritiek op ons huidige politieke bestel.
Er wordt vaak gezegd: democratie zou meer moeten zijn dan (eens in de vier jaar) stemmen. Zo zouden we misschien ook moeten zeggen: eerlijke handel zou meer moeten zijn dan ‘stemmen’ als consument. We kunnen nog veel meer doen, naast consumeren. Wieland suggereert dat het enige alternatief voor het huidige bestel is om alle verantwoordelijkheid bij de consument weg te halen. Dit lijkt me op zijn minst even overdreven als de stemhokjesmetafoor. Er zijn vele rollen die we kunnen overwegen. Een aantal daarvan bespreek ik in mijn boek.
Volgens Wieland is bewust consumeren een manier om als consument aan te geven dat je niet mee doet aan uitbuiting. De Sloveense filosoof Slavoj Žižek zou daarop zeggen: ze doen juist wél mee! Ze participeren in het mondiale kapitalisme, dat in essentie op uitbuiting is gebaseerd. Ze pakken precies de rol die van hen wordt verwacht, namelijk die van scheidsrechter op de wereldmarkt.
Dit is het idee van consumentensoevereiniteit, dat consumenten de hoogste autoriteit zijn. Een grote vraag binnen de fairtrade-wereld is: kunnen we een betere wereld verwezenlijken met de structuren die we nu hebben? Daarop heb ik ook niet een-twee-drie een antwoord. Maar het lijkt me wezenlijk dat we daar samen over debatteren en nadenken.
Het is fantastisch dat Jesse Klaver, de nieuwe leider van GroenLinks, kritische vragen stelt bij het economisme van onze tijd. Daarbij past echter ook dat we kanttekeningen plaatsen bij economische oplossingen (consumentisme) voor morele problemen (eerlijke handel). Ik suggereer niet dat we als consument moeten ophouden met denken over wat de goede producten zijn. Wel suggereer ik dat we óók zouden moeten denken over het systeem dat dit denken van ons verwacht.
Deze repliek verscheen eerder op de website van Wouter Mensink en is hier in aangepaste vorm gepubliceerd.