Waar industriepolitiek in met name de jaren zeventig vooral defensief van aard was, gericht op het behoud van werkgelegenheid door noodlijdende industrieën overeind te houden, moet er nu geïnvesteerd worden in innovatie, een nieuwe manier van produceren en een duurzame toekomst voor de industrie. Het is daarbij nodig een duidelijke afweging te maken voor welke industrieën er een toekomst is in het Nederland van 2050, alvorens miljarden gemeenschapsgeld te investeren.
In dat kader is het hoopgevend dat minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat in haar brief aan de Tweede Kamer van juli 2022 ook spreekt over paden van opbouw, ombouw en afbouw en inzet op strategisch, groen industriebeleid.(19) Investeren in de ombouw van Tata Steel past, gezien de innovatie die ermee gepaard gaat, goed in dit plaatje. Juist de staalproductie moeten we in Nederland willen houden. Die afweging is gebaseerd op meer dan een sociaaleconomische overweging alleen.
Staal is van strategisch belang
Wie de geschiedenis van de Europese eenwording kent, kent het strategisch belang van staal. De Europese Gemeenschap van Kolen en Staal, in 1951 opgericht door België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland, geldt als de voorloper van de Europese Unie en was gestoeld op de gedachte dat dat kolen en staal van een dusdanig belang waren voor nationale economieën en de oorlogsindustrie dat samenwerking tussen landen op deze gebieden de kans op oorlog zou verkleinen.
Inmiddels is het geopolitieke speelveld natuurlijk fundamenteel veranderd. De samenwerking tussen Europese landen op strategisch gebied is echter niet minder actueel geworden. Niet zozeer om onderling oorlog te voorkomen, maar om niet te afhankelijk te worden van nieuwe grootmachten die ons minder goed gezind zijn. We blijken nu voor onze energie veel te afhankelijk te zijn van Rusland. Er wordt in Brussel hard gewerkt aan plannen om die afhankelijkheid zo snel mogelijk af te bouwen. Het plan REPowerEU is daar een goed voorbeeld van. Het is zaak daarbij niet van de ene afhankelijkheid voor de andere in te ruilen.
Momenteel produceert Tata in Nederland 6 tot 7 miljoen ton staal per jaar. Dat komt ongeveer overeen met de jaarlijkse vraag naar staal in Nederland. We kunnen dus min of meer zelfvoorzienend zijn. De Europese Unie als geheel is dat echter al een tijd niet meer. Sinds 2015 importeert de EU meer staal dan het exporteert. Afgelopen jaar was het handelstekort bijna 11 miljoen ton, op een eigen productie van 152,6 miljoen ton.(20)
De Europese productie valt in het niet bij de Aziatische staalproductie. Die is met 72 procent van de wereldproductie dominant op de staalmarkt. Dat komt met name door de Chinese staalsector, die met 1031,9 miljoen ton in 2021 alleen al 54 procent van de wereldwijde staalproductie voor haar rekening neemt.(21) We weten dat we ook in de toekomst staal nodig zullen hebben en we moeten voorkomen dat we de afhankelijkheid van Rusland (fossiele energie) inruilen voor afhankelijkheid van China (staal). Ook daarom is het belangrijk de Europese staalsector te behouden en rap te verduurzamen.
Vakbonden en ondernemingsraden
Het verduurzamen van Tata staat in Nederland niet op zich. Het bedrijf loopt nu voorop in de gesprekken met de overheid voor steun bij het proces naar groen staal, maar de minister heeft al aangekondigd dat er snel ook gesprekken zullen volgen met andere grote vervuilers. In eerste instantie zal dat met de twintig grootste uitstoters zijn.(22) Ook bij andere grote uitstoters, zoals in de chemische sector, zal de overheid een belangrijke rol te vervullen hebben in het mogelijk maken van de verduurzaming, met financiering en door bijvoorbeeld de benodigde infrastructuur op tijd te realiseren.
De minister roept de bedrijven nadrukkelijk op om ‘zelf met ambitieuze verduurzamingsplannen te komen die het mogelijk maken hun activiteiten nu en in de toekomst in Nederland te blijven ontwikkelen’.(23) Net als in het geval van Tata vallen veel bedrijven in de zware industrie inmiddels onder een buitenlandse eigenaar. De voormalige DSM-fabrieken op het terrein van Chemelot zijn grotendeels van het Saudische Sabic, maar ook Dow Chemicals in Terneuzen en Shell Moerdijk hebben het hoofdkantoor elders in de wereld staan. Dit betekent dat al dit soort bedrijven afhankelijk zijn van die buitenlandse hoofdkantoren voor de investeringen in de verduurzaming van de fabrieken. Het gevaar is dat investeringen hierdoor uitblijven of dat, zoals in eerste instantie bij Tata Nederland met het plan voor CCS, wordt ingezet op een minder ingrijpende, meer kortetermijnoplossing om tot CO2-emissiereductie te komen. Net als bij Tata ligt er dus ook bij andere bedrijven in de zware industrie een duidelijke taak voor vakbonden en ondernemingsraden om ook zelf op te komen voor verduurzaming.
Buitenstaanders zal het wellicht verbaasd hebben dat juist FNV Tata Steel als eerste vakbond zelf met een plan voor verduurzaming kwam. Maar nergens anders was de druk zo hoog, nergens anders is het zo duidelijk dat er structureel iets moet veranderen om als bedrijf bestaansrecht te houden en nergens anders is de vakbond zo goed vertegenwoordigd. Tata Steel Nederland geldt van oudsher als een echt vakbondsbolwerk: van de ruim negenduizend werknemers is bijna de helft lid van een vakbond. Deze positie hebben de vakbonden natuurlijk lang niet overal (meer), ook niet binnen de zware industrie. Het is dus van belang dat er meer wordt samengewerkt met de ondernemingsraden en dat de ondernemingsraden zich veel meer gaan bemoeien met het thema duurzaamheid.
Uiteindelijk kunnen alleen échte verduurzamingsplannen voor werknemers duurzame werkgelegenheid garanderen. Daarvoor is een goed plan nodig en voldoende investeringen. Als deze van bovenaf uitblijven, ligt er een taak voor de vertegenwoordigers van de werknemers. Stel zelf een werkgroep samen met experts, betrek stakeholders, milieuorganisaties en politici en leg zelf een plan op tafel. Anderhalf jaar geleden stond Tata nog in de verkoop en was met de overheid in gesprek over subsidie voor CCS, waarmee niks aan de lokale vervuiling zou gebeuren en de fabriek haar bestaansrecht zou verspelen. Nu ligt er een plan voor de toekomst en is de FNV druk bezig om alle werknemers, middels een Sociaal Contract Groen Staal, een plek te geven binnen die toekomst.
Een sociaal contract is een set afspraken tussen directie en vakbond waarin het perspectief van de werknemer wordt veiliggesteld. Per functie wordt gekeken of deze door de verduurzaming wellicht verandert of verdwijnt en of er dus om- of bijscholing nodig is. Dit levert veel duidelijkheid op voor werknemers in een tijd van onzekerheid over de toekomst, en op deze manier worden zij vroeg betrokken bij de keuzes voor hun loopbaan.
Bij Tata Steel Nederland zullen er ook nieuwe banen bijkomen voor personeel met nieuwe kwalificaties, maar met het Sociaal Contract Groen Staal zeggen de vakbonden terecht: er zal niemand weg hoeven. Wel zullen er afspraken gemaakt worden over het eerder stoppen met werken voor werknemers die al richting hun pensioen gaan. Het zou mooi zijn als minister Adriaansens dit door de vakbond afgesloten sociaal contract ook als voorwaarde stelt voor haar handtekening onder maatwerkafspraken met Tata Steel Nederland.
Meer aandacht voor gezondheid
Uit de casus Tata blijkt dat met de huidige milieuwetgeving de gezondheid van omwonenden niet altijd gegarandeerd kan worden. Het zou onbestaanbaar zijn om miljarden gemeenschapsgeld uit te trekken om bedrijven te helpen met ombouw, maar daarbij de gezondheid van omwonenden niet mee te nemen in de voorwaarden. Het is dan ook van belang dat er nieuwe regels komen die zich naast klimaat en milieu richten op de gezondheid van omwonenden.
Het geval Tata staat namelijk niet op zich. Zo is het bedrijf Chemours (voorheen Dupont) uit Dordrecht in het nieuws vanwege de PFAS-uitstoot in de omgeving. Omwonenden kregen recentelijk het advies van het RIVM om niet uit de eigen moestuin te eten vanwege de hoge concentraties PFAS. In juni bracht het RIVM daarnaast een rapport uit over ultrafijnstof rondom Schiphol.(24) Ultrafijnstof kan effect hebben op het hart- en vaatstelsel, de ontwikkeling van ongeboren kinderen en aandoeningen aan de luchtwegen verergeren.
Bij de besteding van de tientallen miljarden euro’s die zijn vrijgemaakt voor maatregelen om de emissie van broeikasgassen en stikstof te reduceren, en die deels zullen worden ingezet om de zware industrie te helpen verduurzamen, moet dus niet alleen worden getoetst op effecten voor milieu en klimaat, maar moet ook gezondheid worden meegewogen. Verbeteringen op het gebied van gezondheid zouden een absolute voorwaarde moeten zijn voor de investeringen die het rijk doet in ombouw van bedrijven. Het is onvoorstelbaar dat we omwille van het klimaat investeren in een vervuilende fabriek, maar we de kans laten liggen ook verbeteringen te bereiken voor de gezondheid van omwonenden en de werknemers.
Omdat we ook na 2050 nog volop staal zullen gebruiken, is het van belang de staalproductie in Europa te behouden. Met de aanwezige kennis in IJmuiden en de strategische ligging aan zee is Tata Steel Nederland een geschikt bedrijf om als één van de eerste de overstap naar waterstof te maken. Dit is echter een proces van vele jaren, waarmee de omwonenden morgen nog niet geholpen zijn. Daarom is het van groot belang dat er op de korte termijn duidelijkheid komt over het traject, de investeringen en de deadlines voor resultaten op het gebied van klimaat, stikstof en vooral ook gezondheidsverbeteringen. Het huidige tijdpad van de gesprekken tussen de overheid en Tata Steel is te traag, houdt omwonenden te lang in onzekerheid en brengt het bedrijf in gevaar.
Dit artikel verscheen in S&D, het tijdschrift van de Wiardi Beckman Stichting.