Crises

We leven in een bewogen tijd, die zowel kansen als bedreigingen kent. Door een combinatie van wetenschap en kapitalisme is de planeet nog nooit zo bevolkt geweest als nu, bijna zeven miljard mensen. Veel mensen leven in rijkdom. Het hoge Westerse welvaartsniveau heeft een keerzijde, de planeet raakt langzaam uitgeput. Klimatologisch onderzoek toont aan dat de grote hoeveelheid CO2 in de atmosfeer zal leiden tot een wereldwijde temperatuurstijging in de komende eeuw. Er is nog geen overeenstemming over de hoogte van die temperatuurstijging, maar de data wijzen wel de kant op van een dreigende klimaatcrisis (Stern, 2007).

In een hoog tempo verbruiken we onze niet herwinbare grondstoffen, zoals olie, gas en kolen. De uitputting van onze grondstoffen wordt vooral veroorzaakt door het hoge consumptieniveau van de Westerse mens. Verder zijn we de laatste jaren geconfronteerd met een kredietcrisis, die zich als een olievlek over de wereld heeft verspreid. Banken hebben massaal kredieten verleend aan consumenten, die deze kredieten niet konden terugbetalen. De oorzaak wordt vooral gezocht bij de bonussen die de bankiers worden uitbetaald. Bankiers nemen grote risico's om hun bonussen binnen te halen met als gevolg dat vele mensen een krediet (vooral hypotheken) hebben gekregen, welke ze helemaal niet konden betalen.

Deze ogenschijnlijke verschillende crises hangen samen, namelijk ze zijn ontstaan doordat de mens zich de laatste eeuwen in onze beschaving te eenzijdig heeft gericht op materie en langzamerhand de immateriële waarden uit het oog is verloren (Klaas van Egmond, 2010). Volgens Van Egmond kenmerkt deze tijd zich als een tijd waarin er geen werkelijk doel op na gehouden wordt. Zonder expliciete doelstelling of sturing wordt de maatschappij door een autonoom proces voortgedreven naar de volgende crisis.

Men zou ook wel kunnen zeggen dat mensen zich niet meer afvragen wat werkelijk belangrijk is in een mensenleven. Of anders gezegd: wat maakt een mens gelukkig? Dit artikel draait om de vraag of de samenleving duurzamer kan worden als mensen hun gedrag meer laten afhangen van de vraag wat hun gelukkig maakt.

Een duurzame samenleving

Volgens Van Egmond (2010) is een samenleving duurzaam wanneer de waardeoriëntaties van het collectief in balans zijn met de waardeoriëntaties van het individu en er tevens een balans bestaat tussen de materiële en immateriële waarden. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. In de loop der jaren zijn auto's steeds zuiniger geworden en hierdoor per gereden kilometer minder milieubelastend.

Door deze technische vooruitgang werden auto's goedkoper in gebruik, waardoor meer mensen in staat waren om een auto aan te schaffen (Van der Vinne, 2007). Hierdoor werden er absoluut gezien meer kilometers gereden. Ook gingen mensen steeds verder van hun werk wonen door de flexibelere arbeidsmarkt en de emancipatie van de vrouw. De zuinigere auto leidde uiteindelijk dus tot meer verbruik van brandstoffen. Een technische vooruitgang (materie) kan dus alleen duurzaam zijn wanneer deze gepaard gaat met duurzaam gedrag (immaterie).

Geluk is een immateriële waarde. Het nadenken over immateriële waarden is belangrijk om richting te geven aan gedrag. Layard (2005) haalt in zijn boek 'Happiness' onderzoek aan waarin wordt aangetoond dat mensen in Amerika, Groot-Brittannië en Japan de laatste vijftig jaar niet gelukkiger zijn geworden, terwijl de gemiddelde inkomens meer dan verdubbeld zijn in deze periode. Er blijkt dat rijke landen gemiddeld gelukkiger zijn dan arme landen. Echter de data suggereren dat de 'wet van afnemende meeropbrengsten' van kracht is: des te hoger de mate van rijkdom, des te minder het gemiddelde geluk toeneemt met een toename van de rijkdom.

Het draaipunt ligt tussen de US $ 10.000 en US $ 20.000 per hoofd. Verder is er goed bewijs dat we gelukkig kunnen leven met minder consumptie. Dertig jaar geleden leefden de Amerikanen en de Britten ongeveer even gelukkig met de helft aan welvaart en vandaag de dag leven de Mexicanen even gelukkig als de Amerikanen en Britten met de helft aan welvaart. Hoe kan het dat wij, ondanks een aanzienlijke welvaartsgroei in de afgelopen decennia, toch niet gelukkiger zijn geworden?

Een onderzoek ('World Values Survey') van John Helliwell (2003) van de University of British Columbia waaraan negentigduizend proefpersonen uit 46 landen deelnamen, heeft sinds 1981 vier onderzoeken uitgevoerd. In dit onderzoek rapporteerden de proefpersonen eerst hun geluk op een schaal van tien tot honderd en ze rapporteerden ook verschillende kenmerken van hun leven.

Hieruit kwamen zeven kenmerken die het geluk van de proefpersonen kunnen verklaren: familie relaties, financiële situatie, werk, community en vrienden, gezondheid, persoonlijke vrijheid en persoonlijke waarden. Layard (2005) geeft aan dat de wetenschap en de technologische vooruitgang onze welvaart, kwaliteit van werk en gezondheid aanzienlijk vergroot hebben. Echter onze familierelaties, de verbondenheid en veiligheid van gemeenschappen en egoïstische waarden zijn achteruitgegaan. Ons geluk hangt boven alles af van de kwaliteit van onze relaties met andere mensen.

Aanpassen en het gras bij de buren

Een andere belangrijke reden waarom we niet gelukkiger zijn geworden, ondanks de aanzienlijke welvaartsgroei, komt voor uit het principe van habituatie. Mensen zijn erg goed in het aanpassen aan omstandigheden. Habituatie is erg belangrijk als het gaat om de aanpassing aan slechte omstandigheden. Zo kunnen we ons op den duur weer gelukkig gaan voelen als we bijvoorbeeld ons been kwijt raken.

Echter het mes snijdt aan twee kanten. We passen ons ook redelijk snel aan, aan onze positieve levensomstandigheden, zoals een groot huis, een dure auto of een verre vliegreis. We moeten hier steeds meer van hebben om even gelukkig te blijven. Er zijn echter ook zaken waar we nooit helemaal aan wennen, zoals seks, vrienden, getrouwd zijn, kwaliteit en zekerheid van werk (Layard, 2005). Om gelukkig te zijn kan het van belang zijn dat mensen zich op die gedragingen richten die blijvend gelukkig maken.

Sociale vergelijking is ook debet aan het verminderen van ons algehele geluksniveau. Onze tevredenheid met ons inkomen wordt voor een groot deel bepaald door de vergelijking met andere mensen. De onderzoekers Solnick en Hemenway (1998) vroegen aan mensen of ze liever 50.000 dollar wilden verdienen als iedereen verder gemiddeld 25.000 dollar verdient of dat ze liever 100.000 dollar wilden verdienen en andere mensen gemiddeld 250.000 verdienen. De meerderheid koos voor de eerste, de optie waarin ze absoluut dus de helft minder verdienen, maar ten op zichten van andere het dubbele.

Dit onderzoek beschrijft het verschijnsel van 'Keeping up with the Joneses'. Bijvoorbeeld, mensen kijken wat hun buren voor auto voor de deur hebben staan en willen dan een grotere auto dan hun buren. Ze hebben niet werkelijk de behoefte aan deze auto, maar willen gewoon niet onder doen. Dit mechanisme zorgt voor het teniet doen van het geluksgevoel van meer inkomen in het Westen. Om deze materie te kunnen bekostigen, moet er namelijk wel meer gewerkt worden, maar men wordt alleen maar ongelukkiger van dit vele werken. Dezelfde tijd kan namelijk niet geïnvesteerd worden in de kwaliteit van onze relaties.

Bewustwording

Habituatie en het sociaal vergelijken (de ratrace) hebben er onder andere voor gezorgd dat we niet gelukkiger zijn geworden ondanks onze flinke toename in welvaart. In deze postmodernistische tijd wordt er een eenzijdige nadruk op materie en het ik gelegd (Van Egmond, 2010). Hierdoor blijven we ons bovenmatig richten op het vergaren van materiële goederen en houden we er een hoog consumptieniveau op na.

Voor dit consumptieniveau moeten we hard werken, waardoor we minder tijd over houden voor onze familierelaties, de verbondenheid en veiligheid van gemeenschappen achteruit gaat, onze egoïstische waarden toenemen en we een grotere druk op de aarde leggen. Als wij ons meer bewust worden van de mechanismen van habituatie en sociaal vergelijken, dan zouden we kunnen inzien dat wanneer we ons minder richten op materiële zaken en meer op de kwaliteit van onze relaties, we ons gelukkiger zouden voelen. Dit zou ook tot gevolg hebben dat ons materiële consumptieniveau zou dalen en hierdoor zou onze samenleving duurzamer worden. 

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat mensen niet goed weten wat hun gelukkig maakt. (Lyubomirsky, 2007). Geluksstudies zouden kunnen helpen om mensen hierover te informeren. Een gevaar is dat mensen wordt opgedrongen wat hun gelukkig maakt en dat ze hun gevoel van autonomie kwijtraken. Een gepaste afstand is dan ook belangrijk. Deelname aan gelukseducatie zou dan ook vrijwillig moeten zijn. Verder zou de vraag wat een mens gelukkig maakt open moeten staan voor een constant publiek debat. Immers elke tijd legt zijn eigen accenten op de vraag wat een mens gelukkig maakt. Maar het debat zou wel openlijk moeten worden gevoerd en niet overgelaten moeten worden aan partijen, zoals de reclamewereld, die er een dubbele agenda op na houdt.

Maar een gedeelte van het menselijk geluk is universeel. Het gedeelte van het geluk dat tussen mensen verschilt, mag zeker niet beknot worden. Het is van belang om in te zien hoe groot je invloed op het eigen geluk werkelijk is. Uit onderzoeken (Lyubomirsky, 2007) naar één- en twee-eiige tweelingen kan geconcludeerd worden dat we met een bepaalde aanleg voor geluk worden geboren, die we van onze ouders hebben geërfd. 50% van ons geluk ligt vast in onze genen.

Verrassend genoeg kan slechts 10% van de variatie in geluksniveau verklaard worden uit verschillen in leefomstandigheden: het doet er niet zo veel toe of we rijk of arm zijn, gezond of ongezond, mooi of lelijk, etc. Het blijkt dat ons bewuste gedrag de overige 40% van ons geluk bepaalt.

Kiezen voor geluk!

Volgens Lyubomirsky (2007) bestaat er niet één magische strategie die ons allen gelukkig maakt. We hebben allemaal onze eigen behoeften, interesses, waarden, mogelijkheden en neigingen, waardoor sommige wel en andere niet geschikt voor ons zijn. Uit onderzoek blijkt (Lyubomirsky, 2007) dat onder andere de volgende twaalf activiteiten mensen blijvend gelukkig kunnen maken: dankbaarheid tonen, optimisme cultiveren, niet tobben of sociaal vergelijken, vriendelijk zijn, sociale relaties koesteren, coping-strategieën ontwikkelen, leren vergeven, flow-ervaringen versterken, geniet van het leven, engagement voor je doelen, praktiseren van geloof en spiritualiteit, en zorgen voor je lichaam.

We kunnen concluderen dat wanneer geluksstudies serieus genomen zouden worden, we ons minder zouden richten op het vergaren van materie, aangezien leefomstandigheden maar een kleine invloed hebben op het algehele geluk van de mens. Het gevolg zou zijn dat de hoogte van onze materiële consumptieniveau afneemt, waardoor ons gedrag duurzamer wordt. Kiezen voor geluk en het publieke debat hierover aangaan, kan een goede bijdrage zijn aan een duurzamere toekomst! 

Hier kan de tekst weer verder lopen

Tussenkoppen in H2

Tekst