De transitie van kapitalisme naar technofeodalisme is van eenzelfde orde als de overgang van de agrarische naar de kapitalistische samenleving. In het kapitalisme is arbeid de dominante vorm van waardeproductie, in het technofeodalisme wordt waarde vooral onttrokken middels dataproductie gekoppeld aan de grootschalige surveillance van het dagelijks leven. Het schrijven van een Whatsapp-bericht of het door de stad lopen met een smartphone zijn geen werk, maar ze generen wel economische waarde, hoe miniem ook. Arbeid verdwijnt natuurlijk niet in dit technofeodalisme maar wordt wel steeds verder geïntegreerd in een kunstmatig-intelligente en datagedreven economie.
Controlesamenleving
Met het technofeodalisme zien we de opkomst van de controlesamenleving. Al in 1990 schreef de Franse filosoof Gilles Deleuze over een samenleving met ‘ultrasnelle vormen van schijnbaar onzichtbare controle’ waarin mensen worden versneden tot data opgeslagen in ‘banken.’[3] Digitale controle is een vorm van macht die wordt uitgeoefend door zowel overheden als corporaties. Controle houdt mensen niet fysiek in het gareel, zoals de discipline van cellen, schoolbanken of fabrieken. Controle werkt subtieler, zachter, met algoritmes die we niet altijd als macht ervaren. Denk aan de suggestieve kracht van sociale media: als je dit interessant vond, dan vind je dat waarschijnlijk ook interessant.
Een belangrijke functie van deze algoritmische controle is het aanjagen van consumentisme. Door het gemak van algoritmes kunnen we steeds sneller en eenvoudiger consumeren. Alle frictie wordt weg-gedesigned, nog steeds vanuit de groeigedachte. Tegelijk raakt onze consumptie meer en meer losgekoppeld van het productieproces, de daadwerkelijke economie van werkende mensen. Denk aan online bestellen of de zelfscankassa die afrekenen met elk contact tussen de winkelende en de werkende mens (en dat terwijl toch vrijwel elk mens een groot deel van het leven werkt en winkelt). Of denk aan je telefoon, in elkaar gezet onder erbarmelijke omstandigheden met mineralen gemijnd door kinderen. Het is een systeem dat mensen niet als mensen ziet, maar als productiefactoren en consumentenprofielen, een uitholling van menselijke integriteit die steeds verder genormaliseerd raakt.
Collectieve autonomie
Onbehagen over de controlesamenleving heeft een grote potentie om mensen te verbinden. Dit zien we nu al in velerlei vormen, van corona-QR-protesten tot verontwaardiging over het Toeslagenschandaal. Het is voor linkse partijen cruciaal om te voorkomen dat vooral extreemrechtse en neo-fascistische bewegingen zoals Forum voor Democratie en de alt right deze potentie uitbuiten. Vooral het groeiende bewustzijn over de macht van Big Tech vormt hierbij een uitgelezen kans. Als er namelijk íets is dat verschillende bevolkingsgroepen in deze gepolariseerde tijd nog met elkaar verbindt – progressieven en cultuurconservatieven, theoretisch en praktisch geschoolden, boeren en andere burgers – dan is het wel hoe online platforms de emotionele staat van mensen manipuleren. Zoals cultuurfilosoof Slavoj Zizek stelt: ‘Het digitale netwerk geeft nieuwe betekenis aan de oude slogan “het persoonlijke is politiek.” Het Internet is daarom ons belangrijkste gemeenschappelijke goed. De strijd om de controle ervan is dé strijd van vandaag.’[4]
Politicoloog James Muldoon sluit zich hier bij aan in zijn boek Platform Socialism (2022). Hij schrijft dat links weer moet werken aan een hoopvolle visie op de toekomst van technologie: ‘Platformsocialisme gaat over het vergroten van menselijke vrijheid door gemeenschappen in staat te stellen actief bij te dragen aan hun eigen zelfbestuur.’[5] Muldoon ziet een grote rol voor platformcoöperatieven, met de kanttekening dat deze coöperatieven ingebed moeten blijven in een bredere antikapitalistische strijd.