De wetenschappelijke literatuur geeft een aardig inzicht in wat er nodig is voor mensen om tevreden te zijn op hun werk. Uiteraard zijn een goed salaris en baanzekerheid van belang. Maar zaken als autonomie, leuke collega’s en het gevoel dat je nuttig werk doet zijn dat ook. Dat laatste – het gevoel dat je werk nuttig is – is nu juist iets wat unieke kansen biedt wanneer de zware industrie zich aanpast. Zou de transitie eraan bij kunnen dragen dat mensen het gevoel hebben nuttiger werk te doen?

Maar allereerst, wat is nuttig werk? David Graeber kwam in 2013 in een essay voor het eerst met de term bullshit jobs. Een bullshit job is een baan waarvan degene die de baan heeft vindt dat deze volkomen nutteloos is. Graeber stelt dat heel veel mensen een bullshitbaan hebben. Een bullshitbaan – of sociaal nutteloze baan – is dus niet per se een baan die objectief gezien niet nuttig is, maar enkel een baan waarvan de persoon die de baan heeft vindt dat die nutteloos is. Immers, hoe kunnen we objectief stellen dat een baan nutteloos is? Dat is zeer lastig of misschien zelfs onmogelijk.

In een wetenschappelijk artikel onderzocht ik samen met Robert Dur in hoeverre mensen het gevoel hebben dat zij werk doen dat nutteloos is voor de maatschappij. Hiervoor gebruikten we een vragenlijst van het International Social Survey Programme, waarin aan zo’n 100.000 mensen de volgende stelling werd voorgelegd: ‘Mijn baan is nutteloos voor de maatschappij’. Deelnemers moesten op een 5-puntsschaal antwoorden, variërend van helemaal eens tot helemaal oneens met de stelling. Wat bleek? Van de ondervraagden gaf 8 procent aan het eens te zijn met de stelling; 17 procent twijfelde aan het maatschappelijk nut van hun baan. Met andere woorden: een kwart van de respondenten was er niet van overtuigd dat het werk dat ze doen nuttig is voor de maatschappij. Dit is substantieel. Er is hier sprake van een maatschappelijk probleem. Mensen die het gevoel hebben dat hun werk niet nuttig is voor de maatschappij zijn namelijk minder tevreden met hun werk en daarom ook minder productief. Een lagere tevredenheid met werk is op zichzelf een probleem, maar als het werk in feite nuttig is – maar de werknemer dat niet doorheeft – dan is de lagere productiviteit ook een tegenvaller voor de maatschappij.

Waarom vinden mensen dat ze een nutteloze baan hebben?

Er zijn een aantal redenen te bedenken waarom mensen van mening zijn dat hun baan niet nuttig is voor de maatschappij. Het opsplitsen van grote taken in kleine specialistische taken, bijvoorbeeld, zorgt ervoor dat mensen niet het eindproduct zien van hun werk. Daardoor lijkt het werk wat ze doen niet nuttig, terwijl het dat wel degelijk is. Je kan bijvoorbeeld denken aan iemand die op de administratie van een ziekenhuis of school werkt. Het administratieve werk kan op zichzelf niet nuttig voelen: je redt er immers niet direct levens mee en je leert kinderen er ook niet beter door lezen of schrijven. Maar door het administratieve werk te doen zorg je er wel voor dat anderen binnen hetzelfde bedrijf gemakkelijker levens kunnen redden en kinderen kunnen onderwijzen.

Een baan kan ook daadwerkelijk nutteloos zijn. Bijvoorbeeld doordat slechte managers banen creëren of behouden waarin geen nuttig werk wordt verricht, of doordat er stevige baanbescherming is die ervoor zorgt dat het moeilijk is om mensen uit een nutteloze baan te laten vertrekken. Daarnaast kan het zijn dat (een deel van) het werk bestaat uit taken die schadelijk zijn voor de maatschappij. Zo kan het zijn dat werknemers in de tabaksindustrie of in een casino merken dat ze schade aanrichten wanneer ze hun klanten bedienen.

Hoeveel mensen in de zware industrie vinden hun werk nutteloos?

De data van de International Social Survey laten zien dat 12 procent van de mensen die werkzaam zijn in de zware industrie vindt dat zijn of haar baan niet nuttig is voor de maatschappij; 20 procent twijfelt over het nut. Dit is fors meer dan het gemiddelde (van 8 respectievelijk 17 procent). Waar in de volledige arbeidsmarkt 1 op 4 werkenden twijfelt over het nut van zijn of haar werk is dat in de zware industrie 1 op 3.

Een plausibele verklaring voor de bevinding dat werknemers in de zware industrie vaker van mening zijn dat hun baan niet nuttig is voor de maatschappij is dat de werkzaamheden die zij uitvoeren een negatieve impact hebben op het klimaat en de natuur en daarmee op de leefomgeving van mensen. Enerzijds zullen werknemers bij een oliemaatschappij beseffen dat ze bijdragen aan de energievoorziening en dat dit nodig en goed is voor de maatschappij, maar anderzijds zullen ze zich wellicht ook realiseren dat ze bijdragen aan vervuiling. Dit kan werknemers het gevoel geven dat, per saldo, hun werk niet nuttig is voor de maatschappij.

Arbeider met helm

Dat 1 op 3 twijfelt over het nut van zijn of haar werk voor de maatschappij betekent ook dat nog steeds een forse meerderheid er wél van overtuigd is dat het werk dat ze doen in de zware industrie nuttig is voor de maatschappij. Ook hier moet rekening mee gehouden worden. Lang niet iedereen in de zware industrie vindt – alles bij elkaar opgeteld – dat ze werk doen dat niet nuttig is voor de maatschappij.

Een andere vraag is natuurlijk of het allemaal wel zo erg is als mensen een baan hebben waarvan ze vinden dat die nutteloos is voor de maatschappij. In het onderzoek met Robert Dur liet ik zien dat het gevoel hebben dat je baan niet nuttig is samenhangt met een lagere baantevredenheid. Dit geldt het sterkst voor mensen die het liefst wel een baan hebben die nuttig is voor de maatschappij, maar ook voor mensen die het niet belangrijk vinden werk te doen dat nuttig is voor de maatschappij.

Het zou minder problematisch zijn als werknemers in de zware industrie het niet erg vinden om een baan te hebben die ze niet nuttig vinden. Uit de data van de International Social Survey blijkt echter dat er geen verschil zit – tussen werknemers in de zware industrie en degenen die werkzaam zijn in andere banen – in de wens om een maatschappelijk nuttige baan te hebben.  

Nuttig werk als kans in de transitie van de zware industrie

Het feit dat een aanzienlijke minderheid van de werkenden in de zware industrie vindt dat het werk dat ze doen niet nuttig is voor de maatschappij is kostbaar in termen van werktevredenheid. Deze mensen kunnen door verandering van hun werk op een plek terechtkomen die nuttiger aanvoelt, onder andere omdat de negatieve impact op het klimaat kleiner is. Dat draagt dan bij aan werknemers die tevredener zijn, en daardoor waarschijnlijk ook productiever. Kortom: een omvorming van de zware industrie die goed is voor klimaat en natuur kan ook de werktevredenheid vergroten.