Een woord bovendien, dat uitstekend zou passen bij het principe van de nieuwerwetse ‘groene welzijnseconomie’, een uitgangspunt in het discussiestuk van de directeuren van onze bureaus over de linkse samenwerking. In deze Helling hebben we hun voorstel voor een samenleving waarin een zelfverzekerde overheid publieke voorzieningen nieuw leven inblaast voor u afgedrukt.

Maar, nee, ‘maakbaarheid’, zei iemand in dat warme kamertje, dat doet ondertussen meer denken aan het lege corpsballenoptimisme van Rutte, aan ‘de eigen broek ophouden’, aan de participatiesamenleving. Kunnen we het als linkse rakkers dus nog wel gebruiken? Wél als het aan Jan Pronk ligt, die in dit nummer een pleidooi houdt voor de verbeelding die de activisten van Baas in Eigen Buik en de Club van Rome in de jaren zestig en zeventig aan de dag legden.

En zo raak ik, driekwart jaar na mijn aantreden als hoofdredacteur, steeds beter geschoold in de neteligheid van politieke taalkwesties. Waarbij afscheid genomen wordt van ‘identiteitspolitiek’, omdat het te vaak door rechtse politici met walging is uitgesproken en besmet is geraakt. Ik ben benieuwd hoelang het nieuwe woord ‘gelijkwaardigheidspolitiek’ het overleeft.

En wat te denken van degrowth: het idee dat een groeiende economie indruist tegen al onze ambities van het behouden van een leefbare planeet? Gebruik in de Helling vooral niet het woord krimp: daarvan worden zelfs sommige linkse politici ongemakkelijk. Ook in het grote interview in dit nummer spreekt Gaya Herrington haar zorgen uit: ‘Degrowth doet mensen denken aan een recessie, met werkloosheid en sociale onrust.’ Ondertussen spreekt men van ‘ontgroei’, wat toch verdacht veel lijkt op ‘krimp’.

Met enige jaloezie zag ik hoe de eindredacteur van dagblad Trouw boven een interview met antropoloog en ontgroei-expert Jason Hickel dat k-woord gewoon in een intro had gezet. Was het maar zo simpel.