Die hardheid is gelukkig wat minder geworden, maar toch waarschuw je in je oratie dat de steun voor onze verzorgingsstaat zorgwekkend laag is. Hoe zit dat?
“Heel veel mensen willen dat er een sociaal stelsel is, waarin ook veel wordt gedaan aan armoedebestrijding. Maar vooral de middenklasse heeft steeds sterker het idee dat de verzorgingsstaat er niet voor hen is. Die is er, in hun visie, vooral voor de écht armen. Dit vergroot vervolgens weer de steun voor strenge controle van de armen, zodat er geen misbruik wordt gemaakt van hun bijdrage. Het gevolg van dit systeem is dat de middenklasse vervreemd raakt van de verzorgingsstaat, terwijl de lagere inkomens zich gewantrouwd en niet gesteund voelen. Vandaar dat die universele voorzieningen zo belangrijk kunnen zijn. Ze vergroten de steun voor de verzorgingsstaat en versterken het onderlinge vertrouwen.”
Dus als je één boodschap bij linkse politici wilt krijgen, dan is het dat zij op moeten passen met specifieke inkomensafhankelijke regelingen, zoals gratis busvervoer voor lage inkomens?
“Natuurlijk zijn dit soort regelingen vaak een politiek compromis en soms heb je ook juist gerichte armoedebestrijding nodig. Maar idealiter heb je een stelsel waarin zoveel mogelijk publieke voorzieningen voor iedereen zijn en doe je zo min mogelijk inkomensafhankelijk.”
Herverdeling doen we via de belastingen en niet via voorzieningen.
“Precies. Uiteindelijk wordt alles er ook veel simpeler van. Neem bijvoorbeeld de kinderopvang, met alle toeslagen. Dat is ooit bedacht om te differentiëren naar inkomen en om mensen te laten ervaren hoe duur kinderopvang eigenlijk is. Maar dat werkt voor geen meter. Je kan ook zeggen: het sociale stelsel is van ons allemaal, daar betalen wij voor en we herverdelen via de belastingen.”
In je oratie wijs je op nog een gekke denkfout die veel gemaakt wordt: enerzijds vragen we in Nederland voortdurend om gelijke behandeling, anderzijds willen we dat iedereen maatwerk krijgt.
“Dat is inderdaad een paradox. We willen dat iedereen krijgt waar hij recht op heeft en niet meer. Maar we willen ook dat mensen meer kunnen krijgen als ze dat nodig hebben. Het gevolg is dat we een heel web aan wetgeving hebben opgetuigd, om iedere uitzondering te vangen in een algemeen toepasbare regel. Het is daardoor ontzettend ingewikkeld geworden, met het wrange gevolg dat heel veel mensen juist niet krijgen waar ze recht op hebben.”
Hoe komen we daaruit?
“Vertrouwen is heel belangrijk. Dat gaat verder dan regels, het gaat over de dienstverlening zelf. Je hebt een mens tegenover je zitten die aan je vraagt waar jij behoefte aan hebt, hoe jij zelf denkt dat je geholpen kan worden. Vervolgens zou er samen gekeken moeten worden hoe dat, binnen de regels, vormgegeven kan worden.”
Het is wel cynisch dat dit persoonlijke contact de afgelopen jaren is wegbezuinigd door partijen als de VVD en de PVV. Terwijl zij juist roepen om meer controle.
“Ook hier geldt: je kan het niet oplossen door het te vangen in regels. Als je een eerlijke behandeling wilt, dan is zo’n gesprek nodig. Zelfredzaamheid is hierin ook zo’n fascinerend begrip. Dat is tot de kern van de participatiesamenleving gemaakt, met de bedoeling om meer naar de omstandigheden van het individu te kijken. Vervolgens hebben ze het in regels proberen vast te leggen, via een ‘zelfredzaamheidsmatrix’ bijvoorbeeld. Dat werkt niet.”
In je oratie kondig je aan dat jij de komende jaren wilt onderzoeken of er een oplossing te vinden is in het ‘democratiseren’ van onze sociale regelingen. Wat bedoel je daarmee?
“Dat gaat over interventies waar we het nu over hebben: meer universalisme, gesprekken, vertrouwen en eigenaarschap. Die open insteek, waarbij we mensen meer zeggenschap geven, kan op veel meer regelingen worden toegepast. Een wat ouder voorstel is bijvoorbeeld het idee om iedereen een verlof- en scholingsbudget te geven, waarbij je zelf mag bepalen wanneer je dat inzet. Dan kun je bijvoorbeeld zelf bepalen wanneer je even verlof wilt nemen of dat je eerder met pensioen gaat. Dat geeft mensen veel meer eigenaarschap en versterkt hun verbinding met de verzorgingsstaat. Daarbij is het belangrijk dat ruimte wordt geboden aan initiatieven vanuit de samenleving, die aansturen op verandering van de verzorgingsstaat. Deze initiatieven gaan juist over die zaken die ik eerder noemde; meer ruimte voor mensen, meer onderling gesprek en meer grip.”
Waar kijk je het meest naar uit in je onderzoek de komende jaren?
“Ik vind het heel leuk om met studenten over dit soort onderwerpen te praten. Zij vinden het zelf ook interessant om bijvoorbeeld na te denken over hoe je de verzorgingsstaat van onderop kan veranderen. Die vraag wordt hen niet vaak gesteld, terwijl het enorm veel inspiratie geeft. Het schept juist die belangrijke ruimte voor verbeelding.”