Ruim dertig jaar later is er van dit optimisme weinig over. Liberale democratieën werden geteisterd door economische crises, waarvan die in 2008 de ergste was. Het aantal werkende armen nam gestaag toe. De middenklasse werd steeds verder uitgehold. Private en publieke schulden stegen de pan uit. De economische groei stokte en overheden sloegen massaal aan het bezuinigen. Ondanks herhaalde waarschuwingen van wetenschappers en actievoerende burgers kwam de strijd tegen klimaatopwarming en de vernietiging van de natuur de afgelopen dertig jaar maar mondjesmaat op gang.

Toen anderhalf jaar geleden de pandemie uitbrak – door de Wereldgezondheidsorganisatie voorzien maar door westerse overheden te lang genegeerd – legde deze feilloos de gebreken van de bestaande liberale en democratische regimes bloot: het ontbreken van een lange termijn perspectief, een hardnekkig geloof dat wat goed is voor de markt goed voor iedereen is, een gesloten bestuurscultuur en pijnlijke beslissingen die constant vooruit geschoven worden.

De stille verdeeldheid die in de loop der tijd is ontstaan verandert dankzij covid in steeds heftiger en zichtbaarder wordende conflicten tussen jong en oud, gevaccineerd en ongevaccineerd, hoog en laag opgeleid, stad en platteland, thuiswerkers en zij die niet thuis konden blijven omdat ze ‘essentiële beroepen’ vervulden. Bij veel groepen in de samenleving is het vertrouwen in de politiek fors gedaald.

Geen wonder dat in die dertig jaar de woordjes ‘liberaal’ en ‘democratisch’ een groot deel van hun glans verloren. Maar hoe kon het zo misgaan?

Goedkope arbeid

Pettis en Klein hebben daar een simpel antwoord op. De inkomens- en vermogensongelijkheid is veel te groot geworden. Daardoor hapert de economie, gaat groei gepaard met schulden en functioneert de arbeidsmarkt niet goed. Dat versterkt nog eens de ongelijkheid en het leidt tot handelsoorlogen tussen de grote mogendheden.

De titel van het boek geeft helder aan welke invalshoek de auteurs voor hun analyse van de problematiek kozen. De kunst is in te zien dat handelsoorlogen klassenoorlogen zijn. Wat zich in eerste instantie als een conflict tussen landen voordoet komt in feite neer op de export van een typisch binnnenlands conflict dat zich overal afspeelt, namelijk dat tussen “de bankiers en eigenaars van aandelen en schatkistpapier enerzijds en gewone huishoudens anderzijds -de superrijken en de rest” (p. 221).

Om dat in te zien dienen we allereerst te beseffen hoe sterk nationale economieën in een geglobaliseerde wereld met elkaar verweven zijn geraakt. Net zoals Covid zich niets van nationale grenzen aantrekt, zo houdt ook het ‘ongelijkheidsvirus’ niet bij de grens op en kan het levens van mensen duizenden kilometers verderop diepgaand beïnvloeden.

Boekomslag van het boek Trade Wars are Class Wars door Klein et al.

Wil je weten hoe de handelsstromen lopen en hoe het staat met de overschotten en tekorten op de handelsbalansen van mogendheden als de VS, Duitsland, China of de EU? Dan kan je het beste binnen die landen beginnen bij de machtsstrijd tussen “de superrijken en de rest”. Een belangrijk deel van het boek gaat over de manier waarop de laatste dertig jaar de onderhandelingspositie van arbeiders verslechterd is.

Denk aan de vloed aan goedkope arbeid die de westerse wereld na de val van de muur overspoelde, aan het massale toetreden van vrouwen tot de arbeidsmarkt, aan de uitvinding van de container die de transportkosten met sprongen verlaagde, of aan de ICT die het voor ondernemers mogelijk maakte het productieproces te spreiden en onderdelen daar te lokaliseren waar de winst het minst belast, de arbeid het goedkoopst en het milieu vrijwel kosteloos vervuild kon worden.

Overschotlanden

Het is onmiskenbaar dat de welvaart in de wereld in absolute zin omhoog is gegaan, maar dat ging over de rug van de werkenden in westerse industrielanden en wakkerde volgens Klein en Pettis wereldwijd de ongelijkheid binnen landen aan. Terwijl de ongelijkheid tussen landen afnam, nam die dus binnen landen toe. De auto-industrie in Duitsland verlengde zijn productieketen naar het Oostblok waar de arbeid goedkoop en de controle op het milieu minder streng was. Ondernemers in de VS breidden hun productie uit naar Mexico en de Aziatische landen.

En in China werden dankzij de opening naar de wereldmarkt weliswaar miljoenen mensen uit de armoede getild, maar zag de overheid er via een uitgekiend systeem van controle op toe dat de lonen bij de groei in het land achterbleven en het surplus bij ondernemers of de overheid terecht kwam.

Overal is de loonquote - dat is het aandeel van het geld in de economie dat naar werkenden gaat – gedaald en ligt het lot van de werkende bevolking in handen van overheden die, als ze daar economisch toe in staat zijn, via toeslagen, subsidies, voorschotten, enzovoort, de minst verdienenden te hulp schieten en zo meehelpen de lonen op de markt laag te houden zodat de eigen industrie met het buitenland concurreren kan.

Het gevolg hiervan is dat landen als China, Duitsland, Nederland, Zuid Korea, Taiwan, Zwitserland en Singapore met een gigantisch overschot aan consumptiegoederen zitten die in het eigen land vanwege de te lage lonen niet kunnen worden afgezet en massaal gedumpt worden in de VS, waar het grootste deel van de maakeconomie door precies die landen kapot is geconcurreerd.

De opbrengst van deze export van consumptiegoederen naar de VS sijpelt niet terug naar gewone huishoudens, maar komt bij banken, ondernemers en overheden terecht, die het geïnde geld vanwege de te beperkte vraag in eigen land niet in lokale projecten investeren, maar massaal in buitenlandse aandelen, vastgoed en Amerikaans schatkistpapier beleggen.

Voor zover er in eigen land nog sprake is van groei, wordt die voor een belangrijk deel door schuld gedreven: denk aan starters die met hoge hypotheekschulden een woning kopen, huishoudens die bij moeten lenen om de huur te betalen, gezinnen die zich in de schuld steken om de opleiding van hun kinderen te kunnen financieren, of consumenten die het – mede door de lage rente - eindeloos makkelijk wordt gemaakt spullen op krediet te kopen. De hoogte van de private schuld in Nederland is berucht, maar de typische dynamiek van door schuld gedreven groei doet zich in alle overschotlanden voor.

Illustratie van twee boksers met boekshandschoenen gemaakt van scheepsvaartcontainers
Illustratie: Arianne Faber

Onderconsumptie’

Het gaat, kortom, om een vorm van groei waar de rijken rijker en de armen armer van worden. Dus ja, de absolute welvaart is wereldwijd gestegen. Nederland kent meer miljardairs kent dan ooit. Maar toch moet de overheid voortdurend bijspringen om de koopkracht op het gewenste peil te houden en gele hesjes opstanden te voorkomen. Hoe harder de markt gedereguleerd, hoe sterker het leven van mensen onderin de samenleving gereguleerd wordt.

Het is dan ook een gotspe te suggereren dat de inkomensgelijkheid er in Nederland puik uitziet – dat zou pas zo zijn als mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt een fatsoenlijk loon verdienden, in plaats van afhankelijk te zijn van de inkomenstransfers van een politiek wispelturige overheid. Het verschil tussen een fatsoenlijk loon en gedigitaliseerde afhankelijkheid van de overheid is iets dat je niet in de rooskleurige inkomenscijfers cijfers van het CBS terugziet.

Het sleutelwoord dat Pettis en Klein gebruiken om de verspreiding te beschrijven van wat ik het ‘ongelijkheidsvirus’ heb genoemd is ‘onderconsumptie’. Die term ontleenden ze aan John A. Hobson, een Engelse econoom en criticus, die deze term bezigde toen hij eind negentiende, begin twintigste eeuw de opkomst van het imperialisme en de geeuwhonger naar afzetgebieden van Europa en de VS poogde te verklaren.

Hier een lang citaat van Hobson die Pettis en Klein als motto voor hun boek gebruikten en de kern van hun analyse bevat:

Waar de inkomensverdeling zodanig is dat de klassen van de natie hun basale wensen en noden kunnen omzetten in een effectieve vraag naar goederen, kan er geen sprake zijn van overproductie, geen onderbenutting van kapitaal en arbeid, en geen noodzaak om te strijden om buitenlandse markten. Het imperialisme is de wrange vrucht van deze valse economie.... De enige veiligheid van naties ligt in het weghalen van onverdiende meeropbrengsten bij de bezittende klassen, en ze toe te voegen aan het looninkomen van de werkende klassen of aan het overheidsinkomen, zodat ze kunnen worden besteed aan het verhogen van de consumptiestandaard.”

Gevestigde belangen

Het is via het zich zelf versterkende systeem van onderconsumptie dat landen elkaar met het ongelijkheidsvirus besmetten. Pas dan begrijp je volgens Pettis en Klein waarom de aandelenmarkten de afgelopen dertig jaar bloeiden terwijl de reële economie stagneerde; waarom de rentes laag bleven en mensen onderin de samenleving makkelijk private schulden maakten; en begrijp je ook hoe de overschotten van de noordelijke landen van de EU in de zuidelijke werden afgezet en daar tot schuldencrises leidden. En begrijp je tenslotte waarom de VS – met de dollar als internationale munt – de dumpplaats van zowel de consumptiegoederen als het overtollige kapitaal van de rest van de wereld werd, waardoor Wall Street bloeide, maar arbeiders in de maakindustrie in Kentucky of Indianapolis het nakijken hadden.

Hoe je de verspreiding van dit ongelijkheidsvirus bestrijden moet is onduidelijk. Er is helaas geen vaccin tegen. De gevestigde belangen zijn groot en zullen zich niet makkelijk gewonnen geven. Toch tekenen zich aan de horizon wellicht krachten af die de bestaande machtsverhoudingen aan het wankelen zouden kunnen brengen. De huidige krapte op de arbeidsmarkt en de groeiende vraag naar arbeid staat in schril contrast met de stroom aan goedkope arbeid die de wereld na de val van de muur en de opening van China overspoelde. De ontstane krapte kan voor een deel worden verklaard door het plots weer op gang komen van de economie na de lockdowns en de haperingen in de internationale productieketens die door covid zijn ontstaan.

Als dat zo is, dan is de vraag naar werk en personeel slechts van tijdelijke aard. Maar de krapte kan ook het gevolg van de vergrijzing zijn. Arbeid is overal in de wereld om demografische redenen schaarser aan het worden en dat zou wellicht de onderhandelingspositie van werkenden de komende jaren kunnen versterken.

“ Klimaatopwarming en covid hebben onze wereld fundamenteel veranderd. Maar dat geldt ook voor het ongelijkheidsvirus ”

Daarnaast is er de strijd tegen klimaatopwarming en de vernietiging van de natuur, die steeds nijpender wordt en alleen kans van slagen heeft als de lagere inkomens ontzien en de lasten en lusten van de klimaatopwarming eerlijker in samenlevingen verdeeld wordt.

Onvermogen

Klimaatopwarming en covid hebben onze wereld fundamenteel veranderd. Maar dat geldt ook voor het ongelijkheidsvirus. Als Pettis en Klein in hun boek één ding duidelijk maken, dan wel dat als we willen weten wat er aan de hand is de focus niet op afzonderlijke landen maar op de wereld als geheel moet liggen. China’s groeimodel waarin vastgoed als de motor van de economie fungeert, is niet alleen funest voor China maar voor de hele wereld.

Hetzelfde geldt voor de VS als dumpplaats van het overtollige kapitaal. De overschotten op de betalingsbalans van landen als Duitsland en Nederland zijn volgens Pettis en Klein niet alleen een ramp voor de zuidelijke landen in Europa geweest, maar ook voor de rest van de wereld. Je kunt, kortom, wat in het ene land gebeurt niet losmaken van wat elders gebeurt. Daarvoor is de globalisering te ver voortgeschreden.

Of het nu om klimaatopwarming, natuurvernietiging, covid of de onderconsumptie gaat, ze vormen in alle gevallen een onthutsende demonstratie van het collectieve onvermogen van de huidige wereldleiders om de diep geglobaliseerde en onderling verbonden wereld die zij hebben gecreëerd in goede banen te leiden. Laten we hopen dat dat alsnog van onderop wordt afgedwongen. Marx’ adagium heeft nog niets van zijn actualiteit verloren: werkenden aller landen, verenigt u!

Trade Wars Are Class Wars. How Rising Inequality Distorts The Global Economy And Threatens International Peace
Michael Pettis en Mattew C. Klein, Yale University Press, 2020