In zijn essay gaat Frederik in op de vraag ‘waarom links steeds verkiezingen verliest’. Het is nogal een long read maar volgens mij is de kern van het stuk dat links weer kan winnen als het uitgesproken links is op geldkwesties en naar het midden toe beweegt op culturele kwesties.

Een halfvol glas?

Ik heb eerlijk gezegd best wel even zitten dubben over wat ik van Frederiks stuk vind. Mijn eerste reactie was dat het glas halfvol is. 

Eerst las ik het stuk vooral als een aansporing voor links om geldkwesties weer dominant te maken in het politieke en publieke debat. Frederik citeert politiek wetenschapper Simon Otjes: ‘GroenLinks-PvdA moet een strategie hebben om het maatschappelijke en politieke debat weg te keren van migratie en richting de grote ecologische en sociaaleconomische vraagstukken.’

“ Links doet er goed aan om háár strijd weer tot dé inzet te maken van het politieke debat ”

Dat lijkt mij ook de enige weg vooruit. Links doet er goed aan om háár strijd weer tot dé inzet te maken van het politieke debat. Hoe het politiseren van sociaaleconomische kwesties er zo ongeveer uit kan zien, beschrijft Frederik verderop: ‘in plaats van steeds te reageren op de laatste oprispingen van de politieke vijand, kun je de kiezer beter duidelijk maken waar jij voor staat – en dan vooral die zaken die brede steun kennen. In het geval van links is dat dus: herverdeling, minimumloon, betaalbare boodschappen. Als je steeds ingaat op wat de tegenstander zegt, dan vecht je op zijn strijdveld.’ 

Hear, hear – dacht ik.

Maar Frederik raakte mij kwijt toen hij het idee om geldkwesties weer te politiseren afzwakte. Volgens hem bestaat er al decennialang geen onenigheid meer over de verzorgingsstaat. Armoedebestrijding en woningbouw zijn in zijn ogen consensuskwesties geworden. Dat zijn ‘vraagstukken waarbij vrijwel alle politici het eens zijn over het doel, maar kibbelen over de middelen’.

Uuuh, is dat zo? Als we erin slagen om het debat over deze kwesties te laten gaan – in plaats van over een geconstrueerde opvangcrisis – dan tekenen zich grote ideologische verschillen af tussen politieke partijen. Want wat is het doel van de verzorgingsstaat? Is dat dat iedereen toegang krijgt tot collectieve voorzieningen of dat mensen zelfredzaam zijn in een participatiesamenleving? Kijken we bij armoedebestrijding vooral naar de vraag of arme mensen er wat bij moeten krijgen of vinden we dat er vooral ook wat vanaf moet bij mensen met geld en vermogen? En in een discussie over de woningbouw maakt het nogal veel uit of je kiest voor volkshuisvesting of dat je denkt in termen van de woningmarkt. Want de één ziet een actieve overheid voor zich die weer voor álle inkomensgroepen betaalbare sociale huurwoningen gaat bouwen en de ander vertrouwt die taak toe aan op winst gerichte beleggers.

Vergelijkbare verdelingsvraagstukken spelen er bij klimaatbeleid: accepteren we dat vooral bemiddelde huizenbezitters profiteren van klimaatsubsidies of investeren we om mensen in huurwoningen van het dure aardgas af te helpen? Door van klimaat weer een verdelingskwestie te maken (hoe verdelen we de lusten en lasten eerlijker) blijven we ook weg van de minder relevante klimaatcultuurstrijd die zich vernauwt tot lifestyle (wel of geen havermelk in je koffie).

Al dit soort sociaaleconomische vraagstukken zijn diep ideologisch en voer voor politiek vuurwerk in het debat. Laten we dit soort debatten dan ook op het scherpst van de snede voeren, met net zoveel pathos als we gewend zijn bij debatten over migratie of de rechtsstaat.  

Een halfleeg glas

Naarmate het stuk verder vorderde, bleek het glas voor mij toch halfleeg te zijn. Ik kreeg steeds meer de indruk dat Frederik ervan overtuigd is dat politici hun standpunten moeten innemen op basis van wat de meeste kiezers vinden. Zijn slotzin is klip en klaar. ‘Wie verkiezingen wil winnen, zal moeten aansluiten bij waar kiezers al staan.’ 

Vanuit die gedachte is zijn advies aan links om op de culturele kwesties bruggen te slaan naar ‘het midden’. Hij constateert dat links de mediane kiezer niet aanspreekt met discussies over het slavernijverleden of het Palestijns verzet. En tegelijkertijd ‘moet’ links van hem juist ‘iets’ met migratie. Hij doet daarvoor een dappere suggestie.

“ ‘Naar het midden toe bewegen’ op de culturele as is weinig succesvol gebleken ”

Op de eerste plaats is de weg van ‘naar het midden toe bewegen’ op de culturele as weinig succesvol gebleken. De Duitse politicoloog Tarik Abou-Chadi heeft daar overtuigend onderzoek naar gedaan (luister vooral ook naar deze podcast). Punt is dat deze move electoraal weinig oplevert – kiezers voor wie cultureel conservatisme echt belangrijk is, gaan liever voor de real deal – maar wel leidt tot verlies van het bestaande progressieve electoraat. Een illustratie van dit effect kun je bij onze oosterburen zien. De regerende Duitse sociaaldemocraten van bondskanselier Scholz staan momenteel op fors verlies in de peilingen, mede als gevolg van de hardere toon en beleid op migratie. De groene coalitiepartner, die zich zichtbaar heeft ingespannen om de migratiepaniek te temperen, weet zich vooralsnog beter te handhaven.

Maar eerlijk gezegd is dit voor mij nog niet de belangrijkste reden van een halfleeg glas. Wanneer partijen zich alleen nog maar laten leiden door electorale strategieën is dat het failliet van de politiek. En dat is dus precies wat Frederik wel doet met de stelling dat links moet aansluiten bij waar kiezers al staan. Waar is het idealisme? Waar is de ideologische strijd? Het gaat er niet om dat politieke partijen koekjes bakken die bij zoveel mogelijk mensen in de smaak vallen. Het gaat erom dat zoveel mogelijk mensen weten wat jouw koekje tot jouw koekje maakt. Want dan weten mensen naar welke kraam ze moeten gaan en welke ze beter voorbij kunnen lopen. (Een lelijke metafoor – maar je snapt mijn punt.)

Mijn punt dat politieke partijen duidelijk stelling moeten nemen en het ideologische conflict met elkaar moeten aangaan (bij voorkeur over geldkwesties) wordt stevig onderbouwd in het boek Waardenloze politiek van hoogleraar politicologie Tom van der Meer (lees bijvoorbeeld dit interview). 

Framing

Als het gaat om de vraag hoe links dat kan doen, kunnen we veel leren van ideologische framing. Wanneer het woord ‘framing’ valt, zitten veel mensen meteen op de kast. Want framing zou een plat communicatietrucje zijn. Of erger: framing is het verdraaien van de feiten en het verspreiden van onwaarheden. Kom van de kast af en lees dit artikel van onze collega’s van de Wiardi Beckman Stichting. Arjan Reurink en Tim ’S Jongers beschrijven hierin dat een frame ‘een ideologisch gekleurde interpretatie is van de maatschappelijke realiteit’.

Wie goed is in framen, is in staat te beïnvloeden waar mensen betekenis aan geven. Politici en politieke partijen hebben bij uitstek ‘framingmacht’ en zijn dus in staat om kiezers inhoudelijk en ideologisch naar hen toe te laten bewegen (tegenovergesteld aan Frederiks suggestie dat politici en partijen naar kiezers toe moeten bewegen). Dat is echter geen makkelijke opgave, want standpunten die kiezers innemen zijn door de jaren heen redelijk stabiel.

Frames zijn vooral ook effectief in het kleuren van de politiek-maatschappelijke agenda. Ze kunnen bepalen wat kiezers vooropstellen als ze de gang naar de stembus maken. Zo kan het gebeuren dat ondanks de constante standpunten van kiezers er iedere verkiezing weer een andere winnaar uit de bus komt. Een politieke partij die erin slaagt om van de verkiezingen een referendum te maken over haar dominante thema, die gooit hoge ogen. Het verklaart het succes van Forum voor Democratie na de coronajaren, de winst van de BBB toen de vermeende kloof tussen stad en platteland op de agenda stond en de winst van de PVV nadat de VVD het vorige kabinet had laten klappen op het thema migratie. Dus als de volgende verkiezingen een referendum worden over een sociaaleconomisch thema, dan is dat voor linkse partijen goed nieuws. Immers, Nederlanders zijn in meerderheid een voorstander van herverdeling (lees dit stuk van Simon Otjes). Dit brengt me terug naar de reden waarom ik aanvankelijk wel positief was over Frederiks betoog. Hij had me aan zijn kant toen hij een pleidooi hield voor het politiseren van sociaaleconomische kwesties.

Tot slot. Wie een beetje bekend is met hoe framing werkt, weet ook dat je nooit in het frame van je tegenstander moet stappen – ook niet in de ontkennende vorm (‘Dit kabinet is geen kleuterklas’ – dixit Schoof). Hiermee geef je alleen maar meer zuurstof aan de maatschappelijke realiteit van je tegenstander, waardoor deze meer betekenis krijgt voor kiezers. We kunnen als links weer verkiezingen winnen als we – in de woorden van Frederik – stoppen steeds te reageren op de laatste oprispingen van de politieke vijand en ervoor kiezen om de kiezer beter duidelijk te maken waarvoor we staan.

Meer weten over framing? Eind deze maand verschijnt ons tijdschrift de Helling met een special over framing.