In de afgelopen vijf jaar zag de Europese Unie een aantal grote veranderingen: met de coronapandemie kwam er opeens geld vrij, dat de Europese Unie geleend had om te investeren in economisch zwakkere regio’s. Met de Green Deal maakte de Europese Unie grote stappen naar een klimaatneutrale economie, met de Oekraïne-oorlog nam de EU plots een rol op het vlak van defensie.
Jean Monnet, één van de aartsvaders van de Europese integratie, observeerde ooit dat ‘Europa gesmeed zal worden in crises, en de som zal zijn van de oplossingen voor die crises”. Dit inzicht is deel geworden van de politiek-wetenschappelijke benadering van Europese integratie. Jones et al. (2016) noemen dit het model van ‘vooruit falen’. De EU is een incompleet project en daardoor ontstaan problemen. Europese elites adresseren dit met een specifieke oplossing, deze oplossing wordt het nieuwe normaal.
Met de schuldencrisis zagen we dit: de verscherpte controle op begrotingen werd het Europese semester. Zo werd er ook over de coronacrisis gesproken. Dit was het ‘Hamilton-moment’ (Georgiou, 2022) in de Europese geschiedenis waarin plots de EU, zoals de Verenigde Staten onder de eerste secretary of the treasury Alexander Hamilton, collectieve schulden aan zou gaan om het herstelplan NextGenerationEU te financieren.
Nu de coronacrisis over is en extra investeringen niet meer nodig zijn om de economieën aan de gang te houden, blijkt dit Hamilton-moment niet door te zetten. Er is onder Europese politici geen brede consensus dat dergelijke investeringsprogramma’s moeten blijven bestaan. De linkse partijen in het Europees Parlement pleiten hier wel voor maar de rechtse krachten, zeker het groeiende eurosceptische deel, ziet er niets in. Recent leek het er in Brussel met name op dat links kiest voor een sterkere EU die de vrije markt reguleert en gezamenlijk investeert en dat rechts kiest voor een Europawijde markt met minimale overheidsregulering of publieke investeringen.