Zelden is er zo’n aangrijpend werk over armoede en de valkuilen van armoedebestrijding verschenen. Geschreven door iemand bij wie de armoede diep in zijn lijf en ziel is doorgedrongen, maar die nu bij de klasse van de welgestelden hoort. 

Wat is armoede? Soms spreekt 'S Jongers van het contrast tussen ‘hoopvollen’ en ‘hooplozen’. Andere keren plaatst hij de ‘wereld van de dominanten’ tegenover de ‘uitgeslotenen’. Geregeld onderscheidt hij de ‘cans’ van de ‘cannots’. Of wijst hij op de verschillen tussen de ‘mensen met geld’ en zij die geen cent te makken hebben.

Armoede is niet eenduidig. Je kunt het meten en via cijfers van het CBS in kaart brengen, maar als dit boek één ding duidelijk maakt, dan wel dat er “tussen de statistieken over armoede en de daadwerkelijke praktijk van armoede een groot gat gaapt”. 

Omslag Armoede uitgelegd aan mensen met geld

Doel van ’S Jongers’ werk is dat gat voor de ‘mensen met geld’ zo concreet en invoelbaar mogelijk te maken. 

Wie zijn de ‘mensen met geld’? Dat zijn degenen die welvarend en theoretisch opgeleid zijn, zeg leden van de klasse die het land regeren. ’S Jongers doelt op onderzoekers, beleidsmakers, politici of ambtenaren die zich “vol goede bedoelingen, met hard werk en tomeloze inzet” aan armoedebestrijding wijden, maar keer op keer beleid ontwikkelen dat averechts werkt. 

Wie het hardnekkig voortbestaan van armoede wil vatten, zal dan ook vooral de stijfhoofdigheid van de regerende klasse moeten begrijpen. Van alle maatschappelijke groeperingen zijn zij degenen die het minst hun eigen bubbel verlaten. Ze hebben, zegt ’S Jongers, “macht over, maar niet het zicht op mensen”. 

Verschil tussen willen en kunnen

Kort gezegd luidt de stelling van het boek dat hoger opgeleiden veel te gemakkelijk aannemen dat armoede uit een gebrek aan wilskracht voortkomt en daarom het best bestreden kan worden door zelfredzaamheidsprogramma's en oproepen tot eigen verantwoordelijkheid. Wie arm is, moet leren zijn of haar gedrag te veranderen.

Maar hoe krijg je dat voor elkaar bij degenen die – vaak al generaties lang – in armoede leven? Armoede betekent eindeloos kampen met van generatie op generatie doorgegeven vormen van ellende: stress, geen geld, geen werk, geen tijd, geweld binnen het gezin, alcohol, drugs. 

Wie in armoede is grootgebracht heeft moeite grip op het leven te krijgen. Armen 'willen' wel aan de armoede ontsnappen, maar ze 'kunnen' het vaak niet. Naar school gaan, studeren of een opleiding volgen zijn voor arme kinderen veel minder goed haalbaar dan voor jongeren uit hogere klassen. 

“ Arme mensen zitten vaak hartstikke vast ”

Soepel met een zetje van je ouders de maatschappelijke ladder opklimmen is er voor hen niet bij. Integendeel, arme mensen zitten vaak hartstikke vast. Juist als het om het bestrijden van armoede gaat, is een plausibel verhaal over het verschil tussen willen en kunnen cruciaal. 

We vergeten dat het ideaal van zelfredzaamheid het beste op omgevingen past waarin mensen niet constant door stress en zorgen achtervolgd worden. Zelfredzaamheid werkt voor individuen die niet in een wereld van gedwongen zetten leven. Die mogen struikelen zonder dat het meteen een ramp wordt. Die zich aan een studie of een opleiding kunnen wijden zonder constant aan geld te hoeven denken. Geen cultivering van eigen verantwoordelijkheid zonder omgevingen waarin je ouders, helpers, vrienden, kennissen, coaches en collega’s hebt op wie je je verlaten kunt. 

Klassenstrijd

Armen zijn arm omdat ze dat soort omgevingen stelselmatig missen. Dat is wat hun bestaan zo onzeker maakt. Grote vraag is hoe overheden zo’n omgeving kunnen helpen creëren. Dat doe je in ieder geval niet door investeringen in die omgeving als een kostenpost te beschouwen en op korte termijn resultaten te verwachten. Ook niet door een belastingstelsel in stand te houden waarin volgens economen Jacobs en Cnossen nog steeds van arm naar rijk wordt herverdeeld. 

En al evenmin door een ondoordringbaar woud van verkokerde instanties te scheppen die bergen 'instantiekapitaal' vergen voor je weet bij welk loket je op wat voor soort bijstand kunt rekenen. En al helemaal niet door markten de vrije hand te laten en nog langer de absurde verschillen in inkomen en arbeidsomstandigheden tussen theoretisch en praktisch opgeleiden te tolereren. 

“ Armoede bestrijden vraagt iets van de samenleving als geheel ”

Armoede bestrijden, aldus ’S Jongers, vraagt iets van de samenleving als geheel.  Dat kan niet als de overheid alleen op individuele gedragsverandering mikt en daarbij de grote systeemveranderingen die nodig zijn uit het oog verliest. 

De enige kritiek die je op het boek kunt hebben is dat ’S Jongers wellicht te sterk op mentaliteitsverandering mikt. Hij wil werelden bij elkaar brengen die veel te ver uit elkaar zijn gegroeid. De redding moet komen van ‘spreidstandburgers’ zoals hij: mensen die met elk been in een andere wereld staan en over diepgaande kennis van beide beschikken. Geen kans op succes, kortom, als armen bij het te voeren beleid niet meepraten, meedenken en meebeslissen. 

Die boodschap komt luid en duidelijk over. Maar is daarvoor soms geen harde en goed georganiseerde strijd nodig? In het laatste hoofdstuk pleit ’S Jongers voor ‘constructieve woede’. Het ouderwetse woord daarvoor is klassenstrijd. Dat klinkt een stuk realistischer.

Tim ’S Jongers, Armoede uitgelegd aan mensen met geld, De Correspondent, 2024