Odysseus staat dankzij de boeken van Homerus bekend als de listige, degene die dankzij zijn scherpe geest machten weet te overwinnen die groter en sterker zijn dan hijzelf. Hij is de man die het houten paard ontwierp dat de Grieken de onoverwinnelijke stad Troje in handen gaf. De Trojanen konden de verleiding niet weerstaan dit mooie staaltje techniek binnen hun stadsmuren te halen – maar 's nachts sprongen bewapende mannen uit de holle buik van het paard en openden de stadspoorten voor de Griekse soldaten. De Grieken konden na tien lange oorlogsjaren weer naar huis.

Dit verhaal toont de klassieke visie op techniek als een middel om een doel te bereiken. Volgens een van de Griekse mythes is de geschiedenis van de techniek begonnen toen Prometheus het vuur bij de goden stal en aan de mensen gaf. Zij konden werktuigen maken die hun kansen om te overleven enorm vergrootten. Ze waren machtiger geworden en minder afhankelijk van de goden. Die waren dan ook hevig ontstemd en Prometheus werd streng gestraft voor zijn daad. Bovendien stuurden ze Pandora met haar doos vol verschrikkingen naar de mensen om hun macht weer in te beperken. Sindsdien teisteren ziekte, oorlog en natuurrampen de mensen. De techniek bleef echter hun bondgenoot bij hun pogingen de natuur en overigens vaak ook elkaar te beheersen, zoals het voorbeeld van het Trojaanse paard laat zien. Een onschuldige bondgenoot is de techniek echter nooit geweest; sinds Prometheus is het spelen met vuur. Onze relatie tot de techniek vraagt daarom om voortdurende reflectie.

Ik wil daartoe een poging doen aan de hand van het verhaal van Odysseus en baseer me daarbij vooral op de interpretatie van Homerus’ Odyssee door Max Horkheimer en Theodor Adorno in hun beroemde boek De dialectiek van de Verlichting. Hierin analyseren deze Duitse filosofen – midden in de Tweede Wereldoorlog – de westerse cultuur als een samenleving waarin beschaving – uitgedrukt in de idealen van vrijheid, gelijkheid en solidariteit – steeds weer omslaat in de barbarij van oorlog en onderdrukking. Op zo’n moment valt de rationele wereld terug in het tijdperk van de mythe. In de moderne wereld staat de mens in het centrum en heeft de regie, in de mythische wereld is de mens uitgeleverd aan machten hoger en sterker dan hijzelf. Het verhaal van de Odyssee is een basistekst van de moderne Europese cultuur en het is ook voor Horkheimer en Adorno een dankbare inspiratiebron bij de interpretatie van de westerse wereld. Hun analyse geeft wellicht enkele handvaten voor een beter begrip van de huidige technologische samenleving.

List

Op zijn reis van Troje naar huis wordt de held Odysseus met allerlei machten en krachten geconfronteerd die een voorspoedige thuiskomst op zijn eiland Ithaka verhinderen. Het verhaal is een ware ‘roadmovie’, maar dan per schip. De Sirenen verleiden hem met hun tovergezang, de lotusbloemeters bieden hem de zalige vergetelheid aan, de heks Kirke wil hem als haar minnaar, terwijl ze de andere mannen die haar begeren in varkens verandert. Hij wordt bijna opgegeten door de cycloop Polyphem en platgeslagen door de rotsen Scylla en Charibdis. Zijn grootste vijand is de god Poseidon, heerser over de wereldzeeën. Dat hebben we in de Lage Landen alvast met Odysseus gemeen: het machtige water is van oudsher Neêrlands vijand nummer één en door de klimaatcrisis en de stijgende zeespiegel lijkt die oude vijandschap opnieuw zeer actueel te worden. De strijd met het water is in de hedendaagse technologische samenleving echter van heel andere aard dan de strijd van Odysseus met de god Poseidon. Maar misschien staat Odysseus toch minder ver van ons af dan op het eerste gezicht het geval lijkt.

Horkheimer en Adorno duiden de zwerftocht van Odysseus als een tocht van de mens die zichzelf wordt, in filosofische termen: een modern subject wordt. Dat is in hun interpretatie zowel een individueel als een maatschappelijk en historisch proces. Voor hen staat Odysseus symbool voor het tijdperk van de Verlichting, dat geboren wordt wanneer hij met behulp van zijn listige geest de goden en mythologische figuren onttovert, van hun macht ontdoet en daarmee de overgang voltrekt van de mythische naar de modern-rationele wereld.

Odysseus dwaalt jaren over de zee. En dat komt niet alleen omdat Poseidon orkanen naar zijn schip slingert en hem uit de koers brengt of schipbreuk laat leiden. Hij blijft lang bij de heks Kirke, hoewel zij hem niet verhindert om te vertrekken. Hij laat zijn schip tegen het advies van zijn makkers niet in de baai van het cyclopeneiland liggen, maar gaat op onderzoek uit en komt daardoor vast te zitten in de grot van Polyphem. Maar juist door die ervaringen leert hij en wordt wie hij is. Door nieuwsgierig te zijn en fouten te maken doet hij de kennis op die hem redt. Tijdens zijn reis beschikt hij niet over een veilig ‘ik’. Hij wordt pas een onafhankelijk individu in de confrontatie met de mythische machten. Odysseus laat zich in met de irrationele krachten, met de onbeheersbare goden en natuurmachten om controle over hen te krijgen. Dat is het geheim van Odysseus: hij verliest zich om zich te vinden.

Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn ontmoeting met de cycloop Polyphem, de menseneter. Wanneer Odysseus en zijn makkers in zijn grot gevangen zitten en de reus telkens een paar mannen als ontbijt of avondeten verorbert, probeert Odysseus hem gunstig te stemmen door hem wijn te geven. Polyphem wil zijn naam weten, want dat geeft in de mythische wereld macht over iemand. Odysseus zegt dat hij 'Niemand' heet. Hij verloochent zichzelf om zichzelf te redden. Want als hij later een gloeiende paal in het oog van de beschonken cycloop drijft en deze om hulp schreeuwt, vragen de andere cyclopen eerst: “Wie heeft je dit aangedaan?” Dan antwoordt Polyphem: “Niemand”. Daardoor krijgt hij geen hulp en kan Odysseus ontsnappen. Hij maakt gebruik van het verschil tussen de naam en de zaak zelf, die voor de cycloop nog samenvallen. Odysseus forceert met zijn ‘Niemand’ een ruimte tussen beide en op dat moment breekt de mythische eenheid van vorm en inhoud uit elkaar. Het listige daaraan is dat hij de mythische wetten vervult, terwijl hij zich tegelijkertijd aan ze onttrekt en zo de regie in handen krijgt.

Dit is de dynamiek van het offer: door iets te geven aan de goden beperk je in feite hun macht. Die krijgt een plaats en wordt daardoor beheersbaar. Horkheimer en Adorno zien de moderne ruilhandel als een geseculariseerd offer. Ook de listige Odysseus is al een homo economicus: hij ruilt zijn naam voor zijn vrijheid. Hij vervult het contract, maar bedriegt zijn partner. Hij speelt het spel van de macht en hij speelt het goed.

Maar het gevaar van hoogmoed ligt altijd op de loer. De ‘hybris’ geldt als de grootste zonde in de Griekse oudheid; de mens waant zich net zo sterk als de goden en moet daardoor ten onder gaan. Het overkomt Odysseus wanneer hij, ternauwernood ontsnapt aan de cycloop, de verleiding niet kan weerstaan om deze alsnog toe te roepen dat hij niet is verslagen door ‘Niemand’, maar door ‘Odysseus’, waarop de ziedende reus hem toch nog bijna te pakken krijgt.
De prijs die Odysseus betaalt voor zijn slimme overwinning is de prijs die de moderne mens volgens Horkheimer en Adorno steeds weer betaalt, namelijk eenzaamheid. Odysseus is niet langer één met zijn omgeving, niet langer deel van de mythische wereld. Hij wordt een ‘autonoom individu’ op het moment dat hij de anderen controleert, omdat die ofwel vijand, ofwel instrument worden om zijn doel te bereiken. Bovendien moet Odysseus ook zichzelf beheersen om over de goden, heksen en cyclopen te kunnen heersen. Hij luistert wel naar het Sirenengezang, maar laat zich eerst vastbinden aan de mast zodat hij niet naar ze toe kan. Hij eet niet van de lotusbloemen die je in een gelukzalig heden vasthouden en je doen vergeten waar je vandaan kwam en wat je doel was. Als hij thuis wil komen, moet Odysseus accepteren dat het volkomen geluk 'nu' niet bereikbaar is. Daarom roept hij zichzelf steeds weer ‘tot de orde’ en rukt zich los van de verlokkingen van de mythische wereld. Want hij wil vooruit komen.

Dit is wat Horkheimer en Adorno de ‘dialectiek van de Verlichting’ noemen: de westerse rationele mens moet zijn irrationaliteit onderdrukken, terwijl hij toch ook een irrationeel wezen is. Hij beheerst de natuur, terwijl hij zelf deel van haar is. Om vrij te kunnen zijn, moet hij zichzelf beheersen. Dit is zowel een persoonlijk als een maatschappelijk proces. Vrijheid slaat om in beheersing – van jezelf en van anderen – waaruit de mens zich dan weer vrij maakt. Want ‘het andere’, de menselijke irrationaliteit, laat zich nooit volkomen temmen, evenmin als de natuur of andere mensen. Het ‘andere’ breekt toch steeds weer door, vaak op gewelddadige wijze. Dit verklaart waarom de Verlichting met haar burgerrechten toch diezelfde rechten van anderen overzee wreed schond en het maakt duidelijk dat de Holocaust geen toevallig ‘bedrijfsongeval’ van een hoogstaande beschaving was, maar een logica volgde die diep in de moderne tijd ligt verankerd. Volgens Horkheimer en Adorno is dit het kernprobleem van de westerse cultuur, die met haar angst voor het irrationele, het mythische en het barbaarse deze steeds weer in zichzelf oproept. Een hedendaags voorbeeld hiervan is de oorlog tegen het terrorisme: de ‘moslimterroristen’ worden gezien als de verpersoonlijking van het kwaad, het irrationele en onbeschaafde en de angst voor hen rechtvaardigt allerlei praktijken die de mensenrechten schenden. Het resultaat is dat de ‘beschaafde’ westerse samenleving zelf barbaars gedrag vertoont.

Het verraad van de techniek

In verschillende interpretaties van de betekenis van techniek in onze samenleving is deze dialectiek van Odysseus terug te vinden.

De Franse socioloog Jacques Ellul schreef in 1954 een boek over techniek en bleef zich tot zijn dood in 1994 met het onderwerp bezighouden. Voor het moderne technologische tijdperk was techniek een middel om een doel te bereiken, maar nu niet meer, betoogt hij. Hoewel ons wordt voorgespiegeld dat technologie ons vrij maakt, is het omgekeerde het geval. Maakt bijvoorbeeld de auto ons vrij wanneer het inspireert om met zijn allen tegelijk op vakantie te gaan naar dezelfde plekken, waardoor we en masse in de file staan? Wetenschap en techniek hebben inderdaad de wereld ‘onttoverd’, ontdaan van het heilige. Zijzelf hebben vervolgens de plaats van het heilige als onaantastbare en onbeheersbare macht in de samenleving ingenomen. Het grote verschil tussen technische werktuigen en moderne technologie is dat die laatste onbegrijpelijk en ondoorzichtig is en daardoor mythische, heilige trekken heeft gekregen. Technologie heeft een eigen logica, die ‘Niemand’ beheerst. ‘Niemand’ is verantwoordelijk wanneer een elektriciteitsnet het begeeft en een dam doorbreekt, want iedereen heeft slechts de controle over een klein radertje in het hele proces. En behalve ondoorzichtig is de technologische samenleving ook vele sneller geworden: de ‘reflex’ – de ruk aan het stuur of de trap op de rem – is in de plaats gekomen van de reflectie. Dat vraagt om een ander soort mens dan wij zijn.

De prijs die we betalen voor de technologische vooruitgang is het verlies aan moraal. Ellul spreekt in dat verband over het ‘verraad van de techniek’. Het is uiterst efficiënt, maar gaat voorbij aan de menselijke waarden. Ellul noemt het voorbeeld van het antwoord dat een verdachte in de processen van Neurenberg gaf op de vraag of de aanblik van al die lijken in Auschwitz hem niet tegen de borst stuitte. De verdachte zuchtte diep en zei dat de ovens niet sneller konden werken, dat was zijn grootste probleem. Door in het technische te blijven hield hij de morele vraag op een afstand. Ellul is een pessimist genoemd, maar hijzelf ziet dat anders. Hij denkt dat mensen listig genoeg zullen zijn om deze nieuwe god te slim af te zijn en terug te keren naar de menselijke waarden en de menselijke maat.

Latere denkers hebben betoogd dat Ellul is achterhaald. Hij maakte nog onderscheid tussen de mens enerzijds en de technologie anderzijds. Maar technologie is allang deel geworden van onszelf: wie we zijn, hoe we onszelf definiëren, relaties onderhouden, invulling geven aan ons bestaan – het is niet meer los te denken van de technologie om ons heen. Die ‘nieuwe’ mens die wel met de snelheid van het technologisch tijdperk kan omgaan, is wellicht allang in de maak.

De Franse filosoof Bruno Latour en de Amerikaanse fenomenoloog Don Ihde hebben laten zien hoezeer ons dagelijks leven wordt bepaald door technologie: de magnetron beïnvloedt ons eetpatroon en stoplichten, veiligheidsgordels en flitspalen bepalen ons gedrag in het verkeer. Allerlei apparaten zoals brillen of gehoorapparaten hebben we zelfs al letterlijk ‘ingelijfd’: zij bepalen mede ons zelfbeeld. Ook de Nederlandse techniekfilosoof Peter-Paul Verbeek wijst erop hoe bijvoorbeeld medische apparatuur de interpretatie van ons eigen lichaam verandert. Neem echoscopie, een middel waarmee wordt bepaald wanneer een zwangerschap is voldragen. Het beïnvloedt de relatie tussen degenen die in verwachting zijn en hun ongeboren kind. Behalve om een mogelijke geboortedatum gaat dat ook om mogelijke ziektes die het kind kan hebben, waardoor de ouders eventueel een beslissing moeten nemen over het leven van hun ongeboren kind. Onze wereld is zo doordrenkt van technologie dat van een vrije, autonome mens volgens Verbeek geen sprake meer is, als die al ooit heeft bestaan. In een tekst als het Cyborg Manifest van Donna Haraway uit 1987 heeft de versmelting van mens en techniek geleid tot een nieuw soort wezen, en er zijn andere, nog verdergaande voorbeelden, volgens welke de humanistische mens geheel verdwijnt. Dergelijke denkende en voelende robots aan de ene kant en vertechnologiseerde mensen vol chips en transplantaten aan de andere kant werpen de vraag op of zij beide geen moderne verschijningsvormen zijn van de mythische gedrochten – overigens vaak zeer lieflijk van uiterlijk en buitengewoon aantrekkelijk – waarmee Odysseus zich moest meten. Beide zijn tenslotte reële verschijningen van de wereld zoals die op een bepaald moment is, met een bepaalde melange van irrationele en rationele factoren.

Offers

De interpretatie van Odysseus door Horkheimer en Adorno is een analyse van de rationele verlichte samenleving tot aan de jaren veertig van de twintigste eeuw. Conclusies over de huidige technologische samenleving naar aanleiding van hun boek kunnen daarom nooit zomaar worden getrokken. Wel maakt hun analyse alert op een aantal zaken die nuttig zijn bij de reflectie over die samenleving.

Als er een overeenkomst is tussen de strijd van Odysseus met de god Poseidon en de hedendaagse vragen rondom de klimaatcrisis, dan is die vooral gelegen in de complexiteit en ondoorzichtigheid van beide. Zoals Odysseus zijn weg moest zoeken in de mythische wereld, zo moeten wij dat in de technologische samenleving. Zoals Odysseus zich moest uitleveren aan de mythische wereld, zo moeten wij ons overgeven aan de technologische, omdat dat de enige manier is om kennis te verwerven over wie we zijn en wie we zouden kunnen worden. We moeten de alomtegenwoordigheid van de techniek erkennen, juist als we er niet door beheerst willen worden. Techniek betovert en verleidt, zoals de Sirenen en de lotuseters, en het is gewelddadig zoals de cycloop Polyphem. De hyperrationele technologische wereld heeft onmiskenbaar mythische trekken: de dynamiek die Horkheimer en Adorno in de moderne westerse samenleving zagen, namelijk dat beschaving steeds weer omslaat in mythe en vrijheid in beheersing, is herkenbaar in allerlei verschijnselen in de technologische samenleving, zoals met name Ellul heeft duidelijk gemaakt. ‘Niemand’ beheerst de techniek. Het gevaar van hoogmoed ligt steeds op de loer omdat de ‘hybris’ is gedepersonaliseerd en in de technische logica zelf verankerd. De maatschappelijke en politieke verantwoordelijkheid bij catastrofes, maar ook bij vernieuwing en ontwikkeling van technologie is nauwelijks meer aan te wijzen. Mede daardoor worden er volop offers aan de technologie gebracht in het verkeer, de ziekenhuizen en op tal van andere plekken. Het is goed je hiervan bewust te zijn tijdens de politieke discussies over de offers die we al dan niet zouden moeten brengen om problemen als de energie- en klimaatcrisis met behulp van technologische vernieuwing op te lossen. De vraag is of het politici, ondernemers, wetenschappers en burgers zal lukken om dié offers te brengen en te vragen, die de macht van technologie erkennen en deze juist daardoor de plaats wijzen die haar toekomt. Offers die ons niet verder afhankelijk maken, maar die ons de regie teruggeven. Dat is de weg die de listige held Odysseus wijst.

Literatuur

  • Homerus, Odyssee, metrische vertaling door A.W. Timmerman, Amsterdam z.d. Th. Adorno en M. Horkheimer, Dialektik der Aufklärung, Frankfurt 1969 (New York 1944).
  • J. Ellul, La technique ou l'enjeu du siècle, Paris 1954.
  • Jacques Ellul Het verraad van de techniek. Documentaire van ReRun Produkties, uitgezonden door de IKON op 8.10.1992.
  • D. Ihde, Technology and the Lifeworld, Bloomington/Minneapolis 1990.
  • B. Latour, Wij zijn nooit modern geweest, Amsterdam 1994. (Vertaling van: Nous n’avons jamais été modernes, Paris 1991.)
  • P.-P. Verbeek, “Techniek en de grens van de mens. De menselijke conditie in een technologische cultuur”, in: Wijsgerig Perspectief 45, nr. 3 (2005), 6-17.